direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Paraplubestemmingsplan standplaatsen Velsen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP0002STANDPLAATS1-O001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Plangebied

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de kernen IJmuiden, Velsen-Noord, Velsen-Zuid, Velserbroek, Driehuis, Santpoort-Noord en Santpoort-Zuid. De regels van dit paraplubestemmingsplan zijn niet van toepassing op alle binnen de gemeente Velsen geldende bestemmingsplannen. Bestemmingsplannen zonder openbare weg en/of stoep zijn buiten beschouwing gelaten. Ook wordt een specifiek artikel in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Velsen-Noord gecorrigeerd door dit paraplubestemmingsplan.

1.2 Aanleiding

1.2.1 Standplaatsenbeleid Velsen 2020

De aanleiding voor dit parapluplan is de actualisatie van de kadernota standplaatsen 2011 en de beleidsregels ambulante handel 2008. Ten aanzien van het vorige standplaatsenbeleid werd door zowel standplaatshouders als andere belanghebbenden een aantal knelpunten ervaren. Naar aanleiding van deze signalen heeft de gemeenteraad een motie ingediend met het verzoek het standplaatsenbeleid te evalueren. In 2019 is het standplaatsenbeleid geëvalueerd. Er is gesproken met een brede groep van belanghebbenden waaronder: standplaatshouders, winkeliersverenigingen en de branchevereniging CVAH. Deze actualisatie heeft geleid tot de vaststelling van het Standplaatsenbeleid Velsen 2020 dat per 08-08-2020 van kracht is geworden.

Bij dit beleid is een groot aantal uiteenlopende belangen betrokken. Om die belangen goed te kunnen wegen is een visie op standplaatsen nodig. Deze visie luidt als volgt: het college zet zich in op het behoud en waar mogelijk duurzaam versterken van kwalitatief goede standplaatsen en houdt zoveel mogelijk rekening met de sociale functie van standplaatsen en de bijdrage die standplaatsen leveren aan de levendigheid van Velsen. Het college wil een goed ondernemersklimaat bieden aan standplaatsondernemers en hen voldoende ruimte bieden om goed te kunnen ondernemen.

Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Velsen (APV) is het verboden om zonder vergunning van het college een standplaats voor ambulante handel in te nemen.

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning verlenen voor het innemen van een standplaats, waarbij wordt getoetst aan de Beleidsregels standplaatsen gemeente Velsen. In de beleidsregels is bepaald onder welke voorwaarden standplaatsvergunningen kunnen worden verleend.

De ruimtelijke aanvaardbaarheid van een standplaats is geregeld in het bestemmingsplan. Het is gebleken dat niet alle bestemmingsplannen in Velsen expliciet iets regelen ten aanzien van standplaatsen. Gezien de koppeling van de APV met het bestemmingsplan is het op dit moment voor de meeste locaties in de gemeente formeel alleen mogelijk om standplaatsen door middel van een afwijkingsprocedure mogelijk te maken.

Om te voorkomen dat standplaatsvergunningen in de toekomst geweigerd moeten worden vanwege strijd met het bestemmingsplan, terwijl ze in overeenstemming zijn met gemeentelijk beleid, moeten de APV en bestemmingsplannen op dit punt op elkaar worden afgestemd. Het bestemmingsplan Santpoort-Noord is hierbij het voorbeeld. Standplaatsen zijn hierin mogelijk gemaakt binnen de bestemming verkeer. De niet-ruimtelijke weigeringsgronden van de APV zijn voor het overige hier het leidende toetsingskader bij de aanvraag voor een standplaats.

Voorliggend paraplubestemmingsplan biedt een juridisch kader voor het gebruik van gronden voor standplaatsen in de kernen IJmuiden, Velsen-Noord, Velsen-Zuid, Velserbroek, Driehuis, Santpoort-Noord en Santpoort-Zuid.

1.2.2 Correctie in bestemmingsplan Bedrijventerreinen Velsen-Noord

Dit parapluplan wordt tevens ingezet om een onjuiste verwijzing in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Velsen-Noord te corrigeren. In Artikel 4 Bedrijventerrein wordt in artikel 4.3 en 4.4 verwezen naar een verkeerd artikelnummer.

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

In Bijlage 1 bij de regels van dit paraplubestemmingsplan is een lijst opgenomen waarin de bestemmingsplannen worden vermeld waarop dit paraplubestemmingsplan betrekking heeft.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Gemeentelijk beleid

2.1.1 Algemene Plaatselijke Verordening

De bevoegdheid om een Algemene Plaatselijke Verordening (APV) vast te stellen is bepaald in artikel 149 van de Gemeentewet. Een APV is een regeling die geldt voor iedereen binnen de gemeentegrenzen en is een verordening die met name toeziet op openbare orde en overlast.

In de APV zijn enkele artikelen met betrekking tot standplaatsen opgenomen. In deze artikelen wordt aangegeven wanneer voor een standplaats al dan niet een vergunning moet worden aangevraagd en welke weigeringsgronden kunnen worden toegepast. In artikel 5:15 is een bepaling voor standplaatsen opgenomen waarbij het verboden is zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben en het college de vergunning weigert wegens strijd met een geldend bestemmingsplan. Op grond van de APV is een vergunning nodig voor een standplaats, ongeacht of deze in het bestemmingsplan bij recht of middels een afwijkingsprocedure wordt mogelijk gemaakt.

De APV is vooral ingegeven vanuit het oogpunt van openbare orde, volksgezondheid en milieu en vormt geen toetsingskader voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van een standplaats. Echter in de APV heeft het bestemmingsplan een hele belangrijke rol gekregen. Strijdigheid met het bestemmingsplan betekent namelijk automatisch een weigering.

Om te voorkomen dat standplaatsvergunningen in de toekomst geweigerd moeten worden vanwege strijd met het bestemmingsplan, terwijl ze wel in overeenstemming zijn met het gemeentelijk beleid, wordt dit paraplubestemmingsplan opgesteld.

De APV blijft voor veel aspecten het toetsingskader bij de aanvraag van een standplaats. Op basis van de APV wordt bepaald of gronden mogen worden gebruikt voor een standplaats met inachtneming van de algemene belangen inzake openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en de bescherming van het milieu. Daarnaast moet voldaan worden aan de eisen die het bestemmingsplan stelt.

De wijze waarop standplaatsen worden vergund (vergunning op basis van APV met inachtneming van het standplaatsenbeleid) behoeft geen aanpassing. De geformuleerde beleidsregels van het standplaatsenbeleid opgenomen in de toetsingsgronden van de APV bieden namelijk voldoende mogelijkheden voor een gedegen afweging van de betrokken belangen en maken het mogelijk om voorschriften te verbinden aan de standplaatsvergunning, bijvoorbeeld om overlast of onveilige verkeerssituaties te voorkomen.

Voorliggend bestemmingsplan heeft dan ook niet tot doel om een nieuw afwegingskader te scheppen voor standplaatsen voor ambulante handel. Dit parapluplan is uitsluitend opgesteld om de bestemmingsplannen voor de dorpskernen te herzien, zodat het innemen van een standplaats niet hoeft te worden geweigerd als gevolg van strijdigheid met het bestemmingsplan.

2.1.2 Standplaatsenbeleid

Op 8 augustus 2020 is het Standplaatsenbeleid Velsen 2020 van kracht geworden. Het standplaatsenbeleid is een actualisatie van de kadernota standplaatsen 2011 en de beleidsregels ambulante handel 2008. De aanleiding voor deze actualisatie is dat er door zowel standplaatshouders als andere belanghebbenden een aantal knelpunten werd ervaren.

Het beleid is niet van toepassing op (jaar)markten, een standplaats op een evenement of een (snuffel)markt of op het aan huis afleveren van goederen door of vanwege de exploitant van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet.

Het doel van het standplaatsenbeleid is om voldoende ruimte te bieden aan standplaatsen in Velsen, zonder dat dit negatieve effecten veroorzaakt op de directe omgeving. De wenselijkheid van standplaatsen wordt beoordeeld op de bijdrage die zij leveren aan een verblijfsgebied. Een toename van standplaatsen is daarmee geen beleidsdoelstelling op zich.

Het beleid biedt ruimte aan ondernemerschap op standplaatsen in Velsen. Dit betekent dat de ondernemer vrij is om zelf een standplaatslocatie aan te dragen, en dat er op voorhand geen beperking zijn op de locaties, de hoeveelheid standplaatsen en de branches. Een standplaatshouder kan te allen tijden initiatief nemen om een aanvraag te doen voor een verkoopplek die nog niet in het standplaatsenregister is aangetekend.

Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten

3.1 Algemeen

Een standplaats voor ambulante handel is vergelijkbaar met een winkel en om die reden zijn de standplaatslocaties in de centrumgebieden van de kernen, de wijkwinkelcentra en het centrumgebied passend en geen bedreiging voor de leefbaarheid van de omgeving.

Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te kunnen garanderen is het nodig om randvoorwaarden te vormen waarbinnen het innemen van standplaatsen is toegestaan. Vooral de situering van de standplaats, het onderdeel verkeer en milieu spelen een rol.

3.2 Verkeer en parkeren

Bij de beoordeling van een aanvraag wordt getoetst of de standplaats geen negatief effect heeft op de parkeerdruk of verkeersaantrekkende werking ter plaatse. Daarnaast is het van belang dat er voldoende parkeerruimte is voor bezoekende automobilisten. Parkeren langs de weg door klanten kan in sommige situaties de verkeersveiligheid in gevaar brengen. Om deze reden moet het uitzicht voor verkeersdeelnemers vrij gehouden worden. Bovendien mag de doorgang voor voetgangers, hulpdiensten en andere passanten niet belemmerd worden door een standplaats. Op grond van de APV kan een vergunning geweigerd worden als er sprake is van risico’s voor de verkeersveiligheid.

3.3 Milieu

De milieubelasting van standplaatsen is over het algemeen zodanig beperkt dat deze op korte afstand van andere woningen of functies kunnen worden ingenomen. Voor enkele kramen, zoals patat-, loempia-, of oliebollenkramen is het denkbaar dat deze geur- of geluidsoverlast (bijvoorbeeld door een aggregaat) kunnen veroorzaken.

3.4 Gezondheid

Het college van burgemeester & wethouders kan een standplaats weigeren indien verkoop plaatsvindt van ongezonde/gefrituurde producten in een straal van 250 meter rondom scholen. Hiermee wordt gezond eten onder de jeugd gestimuleerd. Buiten schooltijden kunnen snacks en fastfood wel in de nabijheid van een school worden aangeboden.

3.5 Eisen van welstand

Een standplaats kan geweigerd worden indien deze niet passend is in het straatbeeld of belangrijke of stedenbouwkundige zichtlijnen belemmerd. Daarnaast wordt de standplaats ook beoordeeld op uitstraling en de staat van onderhoud.

Verzorgingsniveau: een standplaats kan worden geweigerd wanneer het plaatselijke voorzieningenniveau voor de consument in een deel van de gemeente in gevaar komt. Om een vergunning op deze grond te weigeren moet worden aangetoond, mede aan de hand van de boekhouding van de door het initiatief getroffen winkelier, dat het voorbestaan van de winkel in gevaar komt als dezelfde goederen op de standplaats aangeboden worden.

3.6 Vervolg

De uitkomsten van de locatietoets kunnen leiden tot het aanwijzen, opheffen of verplaatsen van de standplaats. Als een standplaats niet meer voldoet, is het uitgangspunt dat het college zich inspant om een nieuwe, passende locatie te vinden in de nabijheid van de standplaats. Ook kan het voorkomen dat tussentijds een locatie waarvoor een standplaatsvergunning is verleend, door (ruimtelijke) ontwikkelingen niet langer voldoet aan de criteria zoals hierboven beschreven. Indien mogelijk, wacht het college tot het einde van de vergunningsduur en komt de standplaats daarna te vervallen. Als dit geen optie is, wordt in overleg met de standplaatshouder gezocht naar een andere bestaande of nieuwe standplaatslocatie. Indien geen overeenstemming met de standplaatshouder kan worden bereikt over de verplaatsing, wordt binnen de bestaande mogelijkheden van dit standplaatsenbeleid naar een andere oplossing gezocht.

3.7 Overige omgevingsaspecten

Door het innemen van standplaatsen treden er geen wezenlijke gevolgen op voor de aspecten bodem, archeologie, water, ecologie, externe veiligheid en luchtkwaliteit. Om die reden zijn deze omgevingsaspecten ten behoeve van dit facetbestemmingsplan niet onderzocht.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

Standplaatsen spelen een belangrijke rol in het straatbeeld. Het verkopen, te koop aanbieden, of afleveren van goederen en diensten in de openlucht (ambulante handel) al dan niet gebruik makend van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel, voorziet in een behoefte en brengt daarnaast de nodige levendigheid met zich mee. Het gemeentelijk beleid is gericht op het ruimte bieden aan deze vorm van detailhandel.

Er is gebleken dat veel bestemmingsplannen in Velsen niet expliciet iets regelen met betrekking tot standplaatsen. Ingeval de bestemmingsplannen niets regelen aangaande standplaatsen zijn deze in principe niet toegestaan. Alleen binnen die bestemmingen waar detailhandel is toegestaan zou een goede onderbouwing gemaakt kunnen worden dat standplaatsen zijn toegestaan.

In de meeste gevallen wordt een standplaats ingenomen op gemeentegrond. Naast de publiekrechtelijke rol als vergunningverlenende instantie, heeft de gemeente dan in beginsel ook de privaatrechtelijke bevoegdheden ter beschikking.

Bij de situering van een standplaats wordt aan diverse aspecten aandacht besteed. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige inpassing van de plaats in de directe omgeving. Daarnaast dient voorkomen te worden dat groenvoorzieningen en/of parkeerplaatsen door een standplaats in het gedrang komen. Het uiterlijk aanzien van de omgeving mag door de standplaats niet onevenredig geschaad worden. Bij winkels en woningen dient de standplaats op voldoende afstand van etalages of ingang gesitueerd te worden ter voorkoming van hinder. Ook mag de bereikbaarheid voor hulpdiensten niet belemmerd worden.

Standplaatsen moeten aan een aantal ruimtelijke voorschriften voldoen:

  • 1. De omvang van verkoopinrichting is maximaal 15 vierkante meter.
  • 2. De oppervlakte voor uitstallingen op een standplaats bedraagt maximaal 10 vierkante meter. Voor de branches groenten, fruit en bloemen geldt een maximale oppervlak van 20 vierkante meter.
  • 3. De verkoopinrichting is zodanig opgesteld dat alle toe- en uitgangswegen van woningen en bedrijven onbelemmerd te bereiken zijn.
  • 4. Op wegen en weggedeelten is te allen tijde een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 3,5 meter aanwezig voor hulpverleningsdiensten.

Bij het verlenen van de standplaatsvergunning wordt gekeken naar de verkeerssituatie, de milieusituatie, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, de parkeersituatie en de sociale veiligheid.

De gemeente Velsen ziet de meerwaarde van standplaatsen gelegen in het tijdelijke en niet-plaatsgebonden karakter van de standplaats. Door op gezette tijden aanwezig te zijn kunnen standplaatsen tijdelijk bijdragen aan een aanvullend productaanbod ter plaatse. Het is van belang dat standplaatsen niet de rol van winkels en kiosken overnemen door permanent dezelfde verkoopplek in te nemen. Dit komt niet overeen met het tijdelijke en ambulante karakter van de standplaats, en kan de winkelleegstand verder in de hand werken. Om een goede balans te behouden tussen de ambulante en reguliere detailhandel, is het maximale aantal verkoopdagen vijf dagen voor jaarrond standplaatsen. Dit maakt een wisselend aanbod op de standplaatslocatie mogelijk, terwijl het ook blijvend ruimte biedt aan ondernemers die de voorkeur hebben langere tijd vanaf één vaste verkoopplek te verkopen. De maximum aan verkoopdagen geldt alleen voor jaarrond standplaatsen, en niet voor seizoenstandplaatsen.

Voorliggend bestemmingsplan heeft niet tot doel om een nieuw afwegingskader te scheppen voor standplaatsen voor ambulante handel. Dit paraplubestemmingsplan is uitsluitend opgesteld om bestemmingsplannen aan te vullen, zodat het innemen van een standplaats niet meer strijdig is met het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Economische uitvoerbaarheid

Dit paraplubestemmingsplan voorziet in het toevoegen van een regeling voor standplaatsen aan geldende bestemmingsplannen. Het paraplubestemmingsplan voorziet niet in uit te voeren werken of werkzaamheden. Hierdoor is er, behoudens de kosten voor opstelling van het bestemmingsplan, geen sprake van kosten voor de gemeente. Het paraplubestemmingsplan is daarmee economisch uitvoerbaar. Nader onderzoek op grond van artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is daarom niet nodig.

Hoofdstuk 6 Vooroverleg en inspraak

6.1 Vooroverleg

Voorafgaand aan het opstellen van het Standplaatsenbeleid Velsen 2020 is er gesproken met een brede groep van belanghebbenden, waaronder: Standplaatshouders, winkeliersverenigingen, en de branchevereniging CVAH. In combinatie met een interne evaluatie van knelpunten zijn de uitkomsten van deze gesprekken de basis voor het nieuwe beleidskader geweest.

6.2 Inspraak

Met het opstellen van dit paraplubestemmingsplan zijn de belangen van het waterschap, de provincie en het Rijk niet in het geding. Gezien de beperkte ruimtelijke gevolgen en de aard van het project is het niet nodig om over het bestemmingsplan inspraak en vooroverleg te voeren. De procedure wordt gestart met de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.