Plan: | Bedrijventerreinen Velsen-Noord |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0453.BP0300BEDRIJVENTE1-V001 |
Het gebied bedrijventerreinen Velsen-Noord is gelegen rondom de woonkern Velsen-Noord. Het plangebied kenmerkt zich door een grote diversiteit aan bedrijvigheid, van zware industrie, distributiebedrijven tot kleine bedrijvigheid. Binnen het plangebied komen geen woningen voor. In het plangebied is het volkstuinencomplex van de Volkstuindersvereniging “Wijkeroog” gelegen.
Afbeelding 2.1 Luchtfoto plangebied
Het nieuwe bestemmingsplan geeft een actueel planologisch kader voor het gebied.
Het plangebied wordt globaal begrensd door het Noordzeekanaal ten zuiden van het plangebied, een deel van het Noordzeekanaal is opgenomen in dit bestemmingsplan. Het terrein van Tata Steel vormt globaal de begrenzing aan de westkant van het plangebied. De woonkern Velsen-Noord vormt tevens de begrenzing van het plangebied, er is geen woonfunctie aanwezig in het plangebied. De gemeentegrens vormt in het noordoosten en het oosten van het gebied de begrenzing. Onderstaande afbeelding laat de begrenzing van het plangebied zien.
Afbeelding 1.1.1 Plangebied
De directe aanleiding om voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen, is gelegen in het feit dat:
Voorafgaand aan de concrete onderbouwing van de keuzes die in het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Velsen-Noord zijn gemaakt, wordt stilgestaan bij de juridische plan opzet en de opmaak van de verbeelding van de kaart. Bij het toekennen van bestemmingen aan functies in het plangebied is uitgegaan van de volgende uitgangspunten en overwegingen:
Om het plan zo globaal en flexibel mogelijk op te stellen zijn de volgende uitgangspunten toegepast:
Gebodsregels zijn niet geoorloofd anders dan in dubbelbestemmingen; dit heeft te maken met de toelatingsplanologie die het Nederlandse stelsel kenmerkt.
Het bestemmingsplan vervangt (een deel van) onderstaande vigerende bestemmingsplannen.
Bestemmingsplan | Vastgesteld door gemeenteraad / B&W | Goedgekeurd door Provincie |
Raad van State / Kroon | ||
3.00 Bedrijventerreinen Velsen-Noord | 13-11-2008 | 07-07-2009 (ged.) | 04-08-2010 | ||
4.00 Velsen-Noord | 26-11-2015 | nvt | nvt |
Tabel 1.3.1 : Overzicht vigerende plannen met vaststellingsdatum
Afbeelding 1.3.1: huidige plangrenzen
Aan de noordzijde vindt een kleine correctie van de plangrens plaats door een stukje spoortracé dat nu in het plangebied van bestemmingsplan Velsen-Noord valt (in afbeelding 1.3.1 in rose weergegeven) in het plangebied van Bedrijventerreinen Velsen-Noord op te nemen.
2.1 Ingediende initiatieven
Bij de start van het bestemmingsplan is een advertentie geplaatst met daarin de oproep aan een ieder die een bouwinitiatief heeft binnen het plangebied, deze kenbaar te maken bij de gemeente. Het ging hierbij om initiatieven die direct betrekking hebben op het toevoegen van bebouwing in het gebied, maar het kon ook gaan om transformatie in het gebruik (bijvoorbeeld van werken naar wonen). Er zijn hierop wel enkele reacties, maar geen concrete initiatieven ontvangen waarvoor een aanpassing van het bestemmingsplan nodig is.
2.2 Bekende ontwikkelingen
Hieronder worden de bij de gemeente bekende ontwikkelingen geschetst. Het gaat hier om ontwikkelingen die al bij de inventarisatie van het bestemmingsplan bekend waren. Bijvoorbeeld omdat ze al als afzonderlijke bouwlocaties waren aangemerkt of al in de structuurvisie Velsen 2025 worden genoemd. Daarnaast zijn er de initiatieven die door derden zijn ingediend naar aanleiding van de inventarisatie van bouwinitiatieven, en die een dusdanige omvang hebben dat ze ook als ontwikkellocatie vallen aan te merken.
Vooralsnog zijn de volgende ontwikkellocaties voorzien:
Hieronder wordt nader ingegaan op deze locaties.
2.2.1 Woningbouwlocatie De Schouw
Direct tegen het plangebied aan ligt locatie De Schouw. Op dit moment maakt deze locatie geen deel uit van het plangebied.
De eigenaar van de Schouw wil het tussen de Bleyenhoevelaan 2 en de Koningsweg gaan ontwikkelen. De gemeente staat hier in beginsel positief tegenover. De ontwikkelaar heeft in november 2016 zijn plannen gedeeld met het wijkplatvorm en de omwonenden. Eind november hebben de gemeente en de ontwikkelaar een intentieovereenkomst ondertekend met als intentie om tot een ontwikkeling van het gebied te komen. Deze wordt niet in dit bestemmingsplan opgenomen. Voor deze ontwikkeling wordt een zelfstandige planologische procedure gevoerd.
2.2.2 Windturbine van Eneco
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hebben op 21 februari 2018 een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een windturbinepark, 'windpark Spuisluis'. Op 19 december 2018 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (201802988/1/R6) uitspraak gedaan inzake de ingestelde beroepschriften tegen de verleende vergunning. De Raad van State heeft geoordeeld dat de vergunning terecht is verleend. Hiermee is de verleende vergunning onherroepelijk en kan worden overgegaan tot de bouw van het windpark Spuisluis.
Voor het plangebied is deze aanvraag in zoverre relevant dat 1 van de in totaal 6 windturbines geplaatst wordt bij de Rijksbinnenhaven. De overige 5 zullen geplaatst worden in een lijnopstelling op de landtong van de spuisluis. Alleen de meest oostelijke turbine van deze lijnopstelling valt dus binnen het plangebied. Deze windturbine is in dit bestemmingsplan opgenomen.
2.2.3 Pontplein noordzijde
De eigendom van het pontplein ten noorden van het noordzeekanaal is door de gemeente Amsterdam overgedragen aan de gemeente Velsen. Het huurcontract met de huurder/exploitant van cafétaria "FF wachten" is beëindigd. Op 4 juli 2018 (nr. 5998-2018) is een vergunning aan het GVB verleend voor het oprichten van een oplaadstation t.b.v. de elektrificatie van de pont. De aanvraag was in strijd met het geldende bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Velsen-Noord". In dit bestemmingsplan is het oplaadstation ingepast, binnen de bestemming "Groen" met de aanduiding Nutsvoorziening.
2.2.4 Stoomleiding
Al geruime tijd is een initiatief bekend betreffende de aanleg van een stoomleiding van het gebouw van Nuon naar Crown van Gelder om laatstgenoemde van energie te kunnen voorzien. Tot op heden is de haalbaarheid echter nog niet komen vast te staan. De ambitie om de leiding te realiseren is nog steeds aanwezig, echter de ontwikkeling is nog niet ver genoeg om deze in het bestemmingsplan op te kunnen nemen.
2.2.5 GIS installatie Tennet
Op 9 april 2018 is vergunning aan Tennet verleend voor een nieuwe GIS-installatie op het perceel Hoflaan 1. Het perceel ligt tussen de huidige twee elektriciteitscentrales. De realisatie van dit gebouw past reeds binnen de bouw- en gebruiksregels van het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Velsen Noord'. Het te bouwen hekwerk rondom het gebouw past qua hoogte niet binnen de bepalingen van het geldende bestemmingsplan. Het hekwerk wordt 2,8 meter hoog, terwijl in het bestemmingsplan een maximale hoogte van 2,6 meter was toegestaan. Bij de vergunningverlening is hiervoor op grond van artikel 19 onder a van het bestemmingsplan ontheffing verleend. Dit artikel bood namelijk de mogelijkheid om maximaal 10 % te mogen afwijken van de bij recht toegestane maten en afmetingen. In dit bestemmingsplan is een maximale hoogte van 2,8 meter in de regels opgenomen.
2.2.6 Busbaan Wijckerpoort
Op het traject Velsertraverse-Station Beverwijk is er sprake van een betrouwbaarheids- probleem met het busvervoer. Geconstateerd is dat de bus onderweg van en naar station Beverwijk op de zogenaamde Velsertraverse bij het gelijkvloerse bajonetkruispunt Wijkerstraatweg-Velsertraverse-Velserweg-Rijk de Waalweg, regelmatig te kampen heeft met ernstige vertragingen. Door het verkorten van de route tussen Velsertraverse en Station Beverwijk kan in vergelijking met de huidige situatie een aanzienlijke besparingen op de exploitatie ontstaan.
Inmiddels zijn de Provincie en de gemeentes Velsen en Beverwijk tot een ontwerp gekomen van het verkorte tracé parallel aan de spoorlijn Haarlem-Alkmaar. De ontwikkeling is passend in binnen de geldende bestemming Verkeer, echter de ontwikkeling is nog niet ver genoeg om het exacte tracé in het bestemmingsplan op te kunnen nemen.
2.3 Herontwikkelingen
2.3.1 Bedrijventerrein Grote Hout
In maart 2005 heeft de gemeenteraad de inrichtingsvisie “Bedrijvenpark de Grote Hout” en de nota van uitgangspunten “Voormalig NAM terrein e.o” vastgesteld. Vanuit deze inrichtingsvisie en de nota van uitgangspunten is een aantal belangrijke randvoorwaarden geformuleerd voor herontwikkeling van het voormalige NAM terrein (hierna bedrijventerrein de Grote Hout). Deze randvoorwaarden zijn vertaald in dit bestemmingsplan. Herinrichting van het gebied heeft inmiddels plaatsgevonden. De ontsluiting is zodanig aangelegd dat het bestaande woongebied zoveel mogelijk wordt ontlast. Een groot aantal kavels is voorzien van nieuwe bedrijfsbebouwing, uitgifte van overige kavels nadert de afronding. De (voormalige NAM) kade is opgeknapt en wordt door de MEO voorzien van nieuwe bedrijfsbebouwing en gebruikt voor op- en overslag van goederen. Binnen het plangebied is de milieuzonering afgestemd op de bestaande woningbouw. Voor nieuwe bebouwing op bedrijventerrein de Grote Hout is een beeldkwaliteitplan van toepassing.
2.3.2 NAM-kade
Aan de NAM-kade kunnen en mogen zeeschepen afmeren. Gezien de diepte van de haven (9,5 meter) is het afmeren van zeeschepen maar tot een beperkte lengte (circa 150 meter) mogelijk. Dergelijke schepen zijn qua lengte vergelijkbaar met grote binnenvaartschepen (circa 135 meter). Omdat het verladen van containers op binnenvaartschepen en kleinere zeeschepen onderdeel uit maakt van de vergunde activiteiten van het aan de kade gevestigde bedrijf, zal in het bestemmingsplan de overslag van containers naar zeeschepen opgenomen worden. Dit leidt niet tot gevolgen voor de omgeving, omdat de activiteiten al vergund zijn en de ruimtelijke impact van de zeeschepen, die aan de NAM-kade kunnen aanmeren, vergelijkbaar is met die van binnenvaartschepen. Daarnaast is er sprake van een geluidgezoneerd industrieterrein, het bestemmingsplan voorziet niet in wijzigingen van het gezoneerde industrieterrein. De toegestane geluidsbelasting op gevoelige bestemmingen zal door dit plan niet toenemen.
Om recht te doen aan de bestaande vergunde situatie zal voor het terrein aan de voormalige NAM-kade de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerreinen - stuwadoorsbedrijf' worden opgenomen. Deze aanduiding zorgt ervoor dat het bestemmingingsplan beter in overeenstemming is met de huidige vergunde bedrijfsvoering op het kaderterrein. Deze aanduiding leidt niet tot een wijziging in de bestaande situatie.
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan Bedrijventerreinen Velsen-Noord zijn de vigerende bestemmingsplannen beschreven en is het relevante ruimtelijke beleid geanalyseerd om vast te stellen of daaruit randvoorwaarden voor dit bestemmingsplan voortkomen. Hiertoe is een onderscheid gemaakt tussen het Europees beleid, het rijksbeleid, het provinciale beleid en het beleid van de gemeente Velsen. Naast het ruimtelijk beleid is ook de wetgeving, onder meer op het gebied van veiligheid, milieu en flora en fauna, relevant voor het bestemmingsplan. Hier wordt nader op ingegaan in hoofdstuk 4.
Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is naar verschillende aspecten gekeken. Ten eerste zijn dit de vigerende bestemmingsplannen en de daarin opgenomen bepalingen bekeken. Ook al het relevante beleid is op een rij gezet. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het Europees beleid, het rijksbeleid, het provinciale beleid en het beleid van de gemeente Velsen. Tot slot is ook de wetgeving, onder meer op het gebied van veiligheid, milieu en flora en fauna, relevant voor het bestemmingsplan.
De Stelling van Amsterdam heeft de status van werelderfgoedmonument. De Commissie voor het Werelderfgoed heeft in 1996 besloten de Stelling van Amsterdam op te nemen op de Lijst van het Werelderfgoed op basis van culturele criteria. De Commissie stelde vast dat de Stelling uitzonderlijke universele waarden vertegenwoordigt als buitengewoon voorbeeld van een uitgebreid samenhangend verdedigingssysteem uit de moderne tijd, dat intact en goed bewaard is gebleven sinds het eind 19de eeuw werd gebouwd. De Stelling is ook opmerkelijk door de unieke manier waarop het Nederlandse vernuft voor waterbouwkunde is opgenomen in de verdediging van de hoofdstad van het land.
Deze status heeft formeel geen juridische waarde. Als object simpelweg niet meer aan de criteria voldoet dan wordt het forteiland van de lijst afgehaald. De status heeft met name economisch toeristische waarde. Vanwege de status van werelderfgoed heeft de provincie in haar provinciale ruimtelijke verordening het forteiland opgenomen als onderdeel van de nationale en metropolitane landschappen, waarvoor in het bestemmingsplan regels moeten worden opgenomen.
Aan de oostzijde van het plangebied ligt tegen zijkanaal A, op Beverwijks grondgebied, een deel van de Stelling van Amsterdam. Voor het bestemmingsplan heeft dit geen gevolgen omdat geen nieuwe ontwikkelingen in de nabijheid van de Stelling worden mogelijk gemaakt.
Beslissingen over het grondgebruik in Nederland worden tot op zekere hoogte in Brussel genomen. Zoals alle andere lidstaten heeft Nederland zich gecommiteerd de Europese wet- en regelgeving en richtlijnen volledig, nauwkeurig, bindend en tijdig te implementeren.
Het milieubeleid is één van de belangrijkste sectorale beleidsvelden die van invloed zijn op de ruimtelijke structuur en kwaliteit van de leefomgeving en inrichting van bestemmingsplannen. Diverse onderdelen van het Europees milieubeleid hebben een aanzienlijke ruimtelijke impact in Nederland. Voorbeelden zijn grenswaarden voor luchtkwaliteit (fijn stof en NO2), die gevolgen kunnen hebben voor woningbouw langs drukke wegen.
De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld in 2010 de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen. Een belangrijk instrument hiervoor is de uitvoering van de gebiedsgerichte onderdelen van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Dit betekent het realiseren van een netwerk van natuurgebieden van Europees belang: het Natura 2000 netwerk. Dit netwerk heeft als hoofddoelstelling het waarborgen van de biodiversiteit in Europa. In dit verband is de afspraak gemaakt dat de lidstaten van de Europese Unie alle maatregelen nemen die nodig zijn om een ‘gunstige staat van instandhouding’ van soorten en habitattypen van communautair belang te realiseren. Voor Nederland betreft dit 51 habitattypen, 36 soorten en 95 vogelsoorten. Bij de vormgeving en keuze van maatregelen wordt rekening gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede met regionale en lokale bijzonderheden. Het is evident dat aan te nemen maatregelen in het kader van veiligheid een zwaar gewicht wordt toegekend. In Velsen ligt een deel van het Nationaal Park Zuid Kennemerland dat onderdeel uitmaakt van het Natura2000 netwerk.
De Europese Kaderrichtlijn Water heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om:
Deze Europese Kaderrichtlijn Water moet onderdeel zijn van het gemeentelijk beleid en derhalve ook van het ruimtelijk beleid. In Nederland vertaalt de Rijksoverheid de Kaderrichtlijn Water (KRW) in landelijke beleidsuitgangspunten, kaders en instrumenten. De Minister van Infrastructuur en Milieu is eindverantwoordelijk voor de uitvoering van de KRW. Zij is dit mede namens de andere rijkspartijen en in nauw overleg met provincies, waterschappen en gemeenten. In het Bestuursakkoord Water is de samenwerking in het waterbeheer en -beleid tussen deze partijen vastgelegd.
Het Werkprogramma Stroomgebiedbeheerplannen 2015 beschrijft het proces en de randvoorwaarden voor de actualisatie van de stroomgebiedbeheerplannen in 2015. Het bevat een tijdschema en gaat in op de vorm en inhoud van de producten van Rijk en regio. Verder worden de organisatie, de publieke participatie, de relatie met andere richtlijnen en internationale afstemming toegelicht. Op 13 december 2012 is het bestuurlijk vastgesteld. Vervolgens zijn de verschillende Stroomgebiedbeheerplannen vastgesteld.
Op basis van diverse Europese, rijks- en provinciale beleidsregels, met name het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta, bij wet 26 februari 1998) is onder andere bepaald dat het archeologisch belang wordt meegewogen bij de besluitvorming rond ruimtelijke ordeningsaspecten. Een belangrijk punt in het verdrag van Malta is dat vooraf aan iedere ingreep in het bodemarchief (door nieuwbouw, wegenaanleg etc.) archeologisch onderzoek plaats moet vinden. Daarmee kan worden bepaald hoe eventueel aangetroffen archeologische waarden in de plannen kunnen worden ingepast. Mocht dit niet kunnen en is een opgraving onvermijdelijk geworden om de archeologische informatie veilig te stellen, dan dienen de kosten daarvan in het ontwikkelingsproces meegenomen te worden.
De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) met bijbehorende stukken vastgesteld. In deze visie is Velsen-Noord aangewezen als locatie voor grootschalige elektriciteitsopwekking (>500 MW). De structuurvisie is verder uitgewerkt in het Barro, dat hieronder wordt besproken.
De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden werd het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het Rijk en niet meer voor andere overheden. Het Rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. De Wro geeft daarvoor het Rijk de beschikking over het instrument Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB).
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt voor bestemmingsplannen. Dat betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich primair richt tot de gemeente. Daarnaast kan het Barro aan de gemeente opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
Deze algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau. Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau: in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro Ruimte hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR).
Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. Deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's. Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer de ecologische hoofdstructuur, radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, gebieden van uitzonderlijke universele waarde en reserveringsgebieden voor (nieuwe en uitbreiding van bestaande) hoofdwegen en spoorlijnen.
Relevante regels
Op dit plan zijn de regels uit het Barro van toepassing met betrekking tot:
Rijksvaarwegen
Het Noordzeekanaal is in het Barro aangewezen als rijksvaarweg en als vrijwaringszone van een rijksvaarweg. Volgens artikel 2.12 van het Barro dient in een bestemmmingsplan dat betrekking heeft op een rijksvaarweg of een vrijwaringszone van een rijksvaarweg, rekening te worden gehouden met het voorkomen van belemmeringen van de doorvaart, zichtlijnen en contact van de scheepvaart, de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten en beheer en onderhoud aan de rijksvaarweg.
Voorkeurstracé buisleidingen
Het oostelijk deel van het plangbied is in het Barro aangewezen als voorkeurstracé voor de aanleg van buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
afbeelding 3.4.2.1: uitsnede kaart Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro), voorkeurstracé voor de aanleg van buisleidingen van nationaal belang.
Vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking
Het tussen de Wenkebachstraat en Noordersluisweg gelegen terrein van Nuon is in de Barro aangewezen als vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking. Ditzelfde geldt voor de centrale op het terrein van Tata Steel, maar deze valt buiten het plangebied.
afbeelding 3.4.2: uitsnede kaart Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro), vestigingsplaats voor grootschalige electriciteitsopwekking Velsen.
Voor het bestemmingsplan betekent dit dat het bestemmingsplan op grond van de Barro grootschalige (>500 MW) elektriciteitsopwekking moet toelaten, moet voorzien in de fysieke ruimte daartoe en geen hoogtebeperkingen voor installaties voor grootschalige elektriciteitsopwekking mag bevatten.
Het Bestuursplatform NZKG (Noordzeekanaalgebied), een samenwerkingsverband tussen het Rijk, Provincie Noord-Holland, de gemeentes langs het noordzeekanaal en de havenbeheerders, heeft medio 2013 de Visie NZKG 2040 vastgesteld. Dit heeft uiteindelijk zijn weerslag gevonden in het Uitvoeringsprogramma Noordzeekanaalgebied 2016. Het uitvoeringsprogramma raakt aan het plangebied, omdat het ingaat op de in de nabijheid van het plangebied gelegen gebieden, zoals gebied De Pijp in Beverwijk, de nieuwe zeesluis en de averijhaven. Over het plangebied zelf worden echter geen concrete uitspraken met gevolgen voor het bestemmingsplan gedaan.
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan is een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame waterveiligheid en zoetwatervoorziening.
In het NMP4 staat de aanpak van de in het NMP3 gesignaleerde hardnekkige milieuproblemen centraal. De aanpak van deze problemen vraagt om ingrijpende maatschappelijke veranderingen. Het NMP4 zet daarom in op het tot stand brengen van transities (systeeminnovaties) op het vlak van de energiehuishouding, gebruik van natuurlijke hulpbronnen, landbouw en mobiliteit. Vanwege de groeiende aandacht voor gezondheid en veiligheid is de nota ook gericht op vernieuwing van het stoffenbeleid en beleidsvernieuwing van de leefomgeving. Het NMP4 heeft een beleidshorizon die verder reikt dan de beleidshorizon in het NMP3. Het NMP4 gaat uit van een beleidshorizon die in het jaar 2030 is gelegd. In het NMP4 worden zeven grote milieuproblemen gesignaleerd en laat zien hoe de situatie over dertig jaar zal zijn als het beleid niet verandert.
Deze problemen zijn:
De gewenste situatie over 30 jaar kan als volgt worden omschreven: Het milieubeleid moet een bijdrage leveren aan een gezond en veilig leven, in een aantrekkelijke leefomgeving, temidden van een vitale natuur, zonder de mondiale biodiversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbronnen uit te putten, hier en nu en elders en later. Hoewel het milieubeleid van de afgelopen jaren redelijk succesvol is geweest, op de grote milieuproblemen heeft het nog geen afdoende antwoord. In het NMP4 worden zeven onderlinge barrières onderkend die een oplossing van de grote problemen in de weg staan. Voortzetting van het huidige beleid is niet voldoende als we de ambities voor 2030 willen realiseren. Het huidig beleid gaat immers nog te veel voorbij aan deze barrières voor duurzame ontwikkeling, die te beschouwen zijn als systeemfouten in de economie en de thans functionerende instituties. In het NMP4 is aangegeven waarmee deze barrières doorbroken kunnen worden en zijn hiervoor nieuwe beleidsinstrumenten aangegeven.
Milieubeleid draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Hoe de leefomgeving wordt ervaren, wordt onder meer bepaald door de aanpak van de vervuiling van bodem, lucht en water, door veiligheidsrisico’s bedrijvigheid, geluidsoverlast en afvalinzameling. Daarnaast spelen zaken als woningaanbod, werkgelegenheid en voorzieningen een rol, evenals groenvoorzieningen, natuur en afwisseling van karakteristieke gebieden. De plaatselijke overheid is vaak beter dan de rijksoverheid in staat aan de kwaliteit van de leefomgeving bij te dragen. Daarom krijgt de lokale overheid meer vrijheid en zoveel mogelijk integrale verantwoordelijkheid voor de lokale leefomgeving. Uitgangspunt hierbij is dat dit leidt tot verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Het Rijk stelt voor de milieukwaliteit een harde ondergrens en zal samen met de andere overheden bij uitvoering en handhaving die grens bewaken.
In Europa zijn door de Europese Unie richtlijnen opgesteld voor de bescherming van de natuur, de Habitat- en Vogelrichtlijn. Hierin worden regels gesteld voor de bescherming van zowel natuurgebieden als voor bedreigde planten- en diersoorten. Eén van de doelstellingen is het creëren van een Europees netwerk van natuurgebieden, Natura 2000 genaamd. Een vertaling van dit EU-beleid voor soortbescherming naar Nederlands niveau is de Flora- en faunawet. Hierin worden bedreigde inheemse planten- en diersoorten als beschermd aangewezen. Gebiedsbescherming wordt in Nederland geregeld in de wet Natuurbescherming. Hierin worden waardevolle natuurgebieden als beschermd aangewezen. Ruimtelijke plannen als bestemmings-, bouw- en sloopplannen moeten aan deze wet- en regelgeving voldoen. In Hoofdstuk 4 Milieuaspecten wordt hier nader op ingegaan.
Het luchthaven indelingsbesluit (LIB) Schiphol legt beperkingen op aan objecten, bebouwing en gebruiksfuncties in het gebied rond de luchthaven. Het LIB Schiphol geeft de maximale hoogten van bebouwing aan. In delen van het plangebied mag de bebouwing niet hoger zijn 146 meter. Dit is echter nergens het geval en dit acht de gemeente ook niet wenselijk.
Afbeelding 3.4.5.1: bijlage 4 Luchthavenindelingsbesluit.
De windturbine binnen het plangebied is strijdig met het Luchthavenindelingsbesluit, gelet op de toetshoogten uit artikel 2.2.2 LIB en de toetszones windturbines en lasers uit artikel 2.2.4 LIB. Het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft hiervoor een verklaring van geen bezwaar afgegeven.
Bovendien geeft het LIB beperkingen aan de bouwmogelijkheden van gevoelige bebouwing, waaronder woningen en scholen worden bedoeld. Bijlage 3 van het LIB bevat een kaart waarop de verschillende 'beperkingsgebieden' zijn weergegeven. Het plangebied ligt gedeeltelijk in beperkingsgebied nummer 5. Op deze gronden zijn buiten bestaand stedelijk gebied geen nieuwe woningbouwlocaties toegestaan.
Afbeelding 3.4.5.2: bijlage 3 Luchthavenindelingsbesluit Schiphol.
Het onderhavige bestemmingsplan voorziet niet in de mogelijkheid tot het bouwen van nieuwe woningbouwlocaties. Het bestemmingsplan is daarom niet in strijd met het LIB.
Op 16 februari 2010 is de Provinciale Ruimtelijke verordening door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de structuurvisie vastgesteld. In 2015 is de structuurvisie voor het laatst bijgewerkt. De provincie werkt nu aan de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050.
In de structuurvisie beschrijft de Provincie hoe en op welke manier ze met verschillende ontwikkelingen en keuzes omgaat en schetst ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien. De Provincie speelt in op actuele dilemma's door mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook door bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de Provincie Noord-Holland het landelijk gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen speelt ze in op de veranderingen in de bevolkingsontwikkeling op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied opwekken van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houdt ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken. De structuurvisie en de bijbehorende provinciale verordening zijn het inhoudelijke beleidskader van de provincie waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat de provincies regels voorschrijft over bestemmingen en het gebruik van gronden met een provinciaal belang. Voor Velsen zijn met name het bestaand bebouwd gebied (de voormalige rode contouren), de Rijksbufferzone Amsterdam-Haarlem (heeft in de SVIR geen status meer) en de reservering voor nieuw haventerrein van belang.
De provinciale EHS is herijkt en op 23 mei 2011 door PS vastgesteld.
In het Provinciaal Milieubeleidsplan staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn.
Het biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen.
Voor de Provincie is het de basis voor de vergunningverlening en handhaving. Daarnaast gebruikt de Provincie het milieubeleidsplan om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen.
Met dit plan wil de provincie bijdragen aan:
Prioriteiten bij de uitvoering van het PMP
Kwaliteit van de leefomgeving vormt een centraal thema in het programma. Dit betekent dat hieraan prioriteit wordt gegeven en dat de doelstellingen voor de thema's lucht, geluid en externe veiligheid, die in belangrijke mate bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving, uit het Milieubeleidsplan worden gerealiseerd.
Aan de duurzaamheidthema's energie, duurzaam ondernemen en duurzame mobiliteit wordt aandacht gegeven bij de reguliere advisering bij ontwikkelingslocaties. De doelstellingen voor het thema natuur en landschapskwaliteit sluiten aan bij de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) en zijn tevens in lijn met landelijk beleid. De doelstellingen voor het thema bodem sluiten aan bij het landelijk beleid (Nationaal Milieubeleidsplan 4). Voor het thema afval zijn de activiteiten en de doelstellingen gericht op preventie en tevens gericht op de nuttige toepassing (hergebruik) van herbruikbaar afval. De provinciale doelstellingen en activiteiten omtrent het thema water worden in overleg met regionale waterbeheerders uitgewerkt in deelstroomgebiedvisies en deelstroomgebiedplannen.
Milieubeleidsplan 2009-2013
Op 31 maart 2009 is het ontwerp-Provinciaal Milieubeleidsplan voor de periode 2009-2013 vastgesteld door Gedeputeerde Staten en vrijgegeven voor inspraak. Najaar 2009 wordt een definitief plan aan Provinciale Staten voorgelegd ter goedkeuring.
Het nieuwe Milieubeleidsplan moet eind 2013 leiden tot het bereiken van de Europese en nationale milieunormen. Het plan heeft twee overkoepelde doelen: het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, het stimuleren van duurzame ontwikkeling, zonder afwenteling van milieubelasting. De Provincie stelt tweejarige uitvoeringsprogramma's op (2010-2011 en 2012-2013) waarin de uitvoering van dit het nieuwe Milieubeleidsplan meer in detail wordt vastgelegd.
Provinciale Staten hebben op 16 november 2009 het Provinciaal Waterplan 2010-2015 vastgesteld. Het motto van het Waterplan is beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling. In het Waterplan wordt per thema behandeld wat de Provincie zelf doet tot en met 2015 en wat de Provincie verwacht van Rijk, Rijkswaterstaat, waterschappen, gemeenten, terreinbeheerders en bedrijfsleven. De Provincie versterkt de uitvoering van het plan en bewaakt de voortgang door samen met haar partners een uitvoeringsprogramma voor de hele planperiode op te stellen. In het Waterplan worden vier uitgangspunten gehanteerd:
- Klimaatbestendig waterbeheer: De waterkeringen, het watersysteem en de ruimtelijke inrichting moeten voorbereid zijn op de gevolgen van klimaatverandering.
- Water medesturend in de ruimte: water is een belangrijke sturende factor in de ruimtelijke ontwikkeling. Op sommige plekken, zoals in de omgeving van dijken, is water vanwege de veiligheid zelfs het belangrijkste sturende element. Elders is water volgend in de ruimtelijke afweging;
- Centraal wat moet, decentraal wat kan: Met de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening is 'centraal wat moet, decentraal wat kan' de nieuwe sturingsfilosofie van het Rijk die de Provincie overneemt. De uitgangspunten van deze vernieuwingen zijn: minder regels, meer uitvoeringsgericht, modernisering en stroomlijning van de regels;
- Gebiedsgerichte en resultaatgerichte benadering: Het Noord-Hollandse landelijk gebied zoals dat nu ervaren wordt is het resultaat van het leven met en de strijd tegen water. Daarbij moet worden gedacht aan de terpen, dijken, molens en droogmakerijen. Sinds 2007 heeft de Provincie dankzij het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) een belangrijke regierol voor de inrichting en het beheer van het landelijk gebied. Met het Rijk heeft de Provincie uitvoeringsafspraken gemaakt voor de periode 2007-2013. De uitvoering van het waterbeleid vraagt maatwerk via een gebiedsgerichte aanpak.
Op 1 oktober 2007 hebben provinciale staten het “Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan, Actualisatie van het PVVP 2007-2013 (PVVP)” vastgesteld. Hierin zet de provincie haar bijgewerkte visie op het verkeer en vervoer in de provincie en het verkeers- en vervoersbeleid voor de periode van 2007 tot 2013 uiteen. Uitgangspunt hiervoor was het beleid zoals dat in het “Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan 2003” is opgenomen. In hoofdlijnen is het beleid gericht op 'vlot en veilig door Noord-Holland'.
In de visie merkt de Provincie op dat de ruimtelijke ordening belangrijke aanknopingspunten biedt voor het mobiliteitsvraagstuk. In bestaande situaties zijn er nauwelijks mogelijkheden voor wijzigingen. Bij herontwikkeling van bestaande situaties of nieuwe situaties zijn die mogelijkheden er wel. Mobiliteit is in deze situaties één van de sturende uitgangspunten. In het PVVP is bepaald dat bij de ontwikkeling van (ruimtelijke) plannen duidelijk moet worden gemaakt hoe de bereikbaarheid van het plangebied wordt gewaarborgd. Ook is in het PVVP bepaald dat 'oplossingen' moeten bijdragen aan de veiligheid, leefbaarheid en duurzaamheid van het gebied.
Mede dankzij de grote variëteit aan landschappen, dorpen en bijbehorende cultuurhistorie is Noord-Holland een aantrekkelijk gebied om te wonen, werken en recreëren. Er zijn wadden, duinen, polders, heidevelden, veenweiden en droogmakerijen. De rijke historie is onder andere terug te vinden in de West-Friese Omringdijk en de Stelling van Amsterdam.
De provincie Noord-Holland wil de kwaliteit en de diversiteit van het Noord-Hollands landschap graag behouden en verder ontwikkelen en de dorpen behouden en ontwikkelen. Daarom heeft het begrip ruimtelijke kwaliteit een belangrijke plek gekregen in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is onlangs vernieuwd. De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 10 april 2018) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals bebouwing, agrarische bedrijven, infrastructuur of vormen van energieopwekking.
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 is een digitaal document en bestaat uit een introductiedeel met onder andere informatie over de opzet van de Leidraad en de juridische doorwerking, een deel met gebiedsgerichte informatie (ensembles en structuren) en een voorbeeldenbank.
De Leidraad 2018 is in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) verankerd in artikel 15 (ruimtelijke kwaliteitseis). De wijziging van de Verordening, en daarmee ook de Leidraad 2018, is op 2 mei 2018 in werking getreden.
In de informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie staat een algemeen overzicht van landschap en cultuurhistorie van provinciaal belang. In het plangebied bevinden zich geen van dergelijke landschappen of cultuurhistorische objecten.
In de Visie op Velsen is de gemeente in 2025 een bloeiende en groeiende gemeente en bevat de kennisindustrie van de Metropool Regio Amsterdam. Onderzoeksinstituten op het gebied van wind- en waterenergie en duurzaamheid hebben een grote (internationale) aantrekkingskracht op studenten, expats en kenniswerkers die veelvuldig gebruik maken van de horeca die gesitueerd is rondom het prachtige stadshart van IJmuiden. Er is een sterke samenwerking tussen de kennisinstituten in Amsterdam en de bedrijven in Velsen. In deze visie ligt het accent op kennisrijke industrie: doorontwikkelde bestaande industrieën en initiatieven (kennisintensief worden van haven en staal, offshore-industrie), ontwikkeling van kenniscentra op deze terreinen en ontwikkeling van nieuwe werkgelegenheid op het gebied van duurzame energie (waterenergie) en samenwerking met wetenschappelijke instituten op deze terreinen.
De rol van de gemeente
De rol van de gemeente in deze visie is die van facilitator. De gemeente brengt partijen bijeen, legt relaties en verbindingen, initieert overleggen en zet zich in voor nauwe regionale samenwerking. Daarnaast schept de gemeente waar mogelijk de nodige randvoorwaarden, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening en de inrichting van de openbare ruimte. De gemeente voert een actief marketing- en promotiebeleid.
De Visie op Velsen 2025 zal uitgewerkt worden in verschillende nog op te stellen beleidsdocumenten, zoals een nieuwe Structuurvisie en een nieuwe Woonvisie.
Op 12 mei 2016 heeft de gemeenteraad de nieuwe Structuurvisie Velsen 2025 ‘Rauw, Slim en Lommerrijk’, vastgesteld. In de structuurvisie worden de kernkwaliteiten van Velsen verder verankerd. De innovatieve maakindustrie, de nautische toegangspoort tot de Metropoolregio Amsterdam, het gedifferentieerde woonmilieu met de groene duindorpen en de focus op dit IJmuiden met zijn te lang onderschatte metropolitane kwaliteiten. De structuurvisie Velsen is de integrale visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De structuurvisie zet de stip op de horizon in 2040 en toont de ruimtelijke visie tot 2025. Voor het plangebied worden onderstaande onderwerpen benoemd:
Onderstaand is een uitsnede van de structuurvisiekaart opgenomen, waarbij is ingezoomd op het plangebied.
afbeelding 3.6.2: Structuurvisie 2025.
Voor het plangebied geldt dat op bovenstaande kaart de paarse vlakken zijn gemarkeerd als 'nautische toegangspoort'. De roze delen zijn gemarkeerd als 'slimme werkplaats/ Techport'. Door het plangebied loopt ook een groene zone, gemarkeerd als 'verbinden en verbetering kwaliteit parken'.
Als ambitie voor 'Nautische Toegangspoort' wordt genoemd het verder versterken van de positie van Velsen als volwaardige Nautische Toegangspoort van de MRA. Centraal in die ontwikkeling staat onder meer de ontwikkeling van de haven als servicehaven voor de offshore industrie (inclusief windenergie). Als ambitie voor 'slimme werkplaats/Techport' wordt genoemd het verder ontwikkelen als de Slimme Werkplaats / Techport. Daarvoor wordt ingezet op:
Specifiek voor 'verbetering kwaliteit parken' is geen ambitie omschreven. In de structuurvisie is het gebied Wijckerpoort, nabij station Beverwijk, benoemd als zoeklocatie voor woningbouw op de langere termijn (na 2025), als gemengd woon-werkgebied.
De beleidsnota Monumentenzorg Velsen is in 2005 vastgesteld en in 2008 geactualiseerd. In deze beleidsnota geeft de gemeente Velsen haar visie op de gemeentelijke monumentenzorg. Leidraad hierbij is een zorgvuldig beheer en weloverwogen behoud van het architectonische en cultuurhistorisch erfgoed van Velsen, in samenspel met Rijk, Provincie en particulieren.
Cultuurhistorie wordt als vast onderdeel betrokken bij planontwikkelingen en –uitvoering. In paragraaf 4.9 Cultuurhistorie wordt specifiek ingegaan op de cultuurhistorische aspecten van het plangebied.
In het Lokaal Verkeer- en Vervoersplan 2004 (LVVP) zijn de beleidshoofdlijnen op het gebied van verkeer en vervoer voor de gemeente Velsen vastgelegd. Dit LVVP beschrijft voor de periode tot circa 2020 de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoerbeleid en bevat een overzicht van concrete uitvoeringsmaatregelen en beleidsacties. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden besproken. Doelstelling van het LVVP is het vergroten van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid.
In Velsen-Noord is de verkeersstructuur gewijzigd in de afgelopen jaren. Hier zijn twee belangrijke wegen toegevoegd aan het wegennet: de Westelijke Randweg Beverwijk (N197) en aan de zuidkant de Concordiastraat. De Pontweg is juist afgesloten voor autoverkeer op het gedeelte tussen de woonkern en de Concordiastraat-Noordersluisweg. Hierdoor is een duidelijke scheiding verkregen tussen de woonkern en de bedrijventerreinen.
De gemeente Velsen heeft in samenwerking met de Milieudienst IJmond een Meerjaren Milieubeleidsplan (MBP) opgesteld. In het MBP is voor de periode 2008-2012 het gemeentelijke milieubeleid opgesteld en vertaald in concrete doelstellingen. Aandachtspunten in het MBP zijn:
en het realiseren van klimaatbeleidsdoelstellingen.
Waar mogelijk wordt meervoudig ruimtegebruik toegepast, waarbij ondergronds bouwen, gestapeld bouwen en het combineren van functies belangrijke elementen zijn. Bij het herinrichten van terreinen dan wel bij uitbreidingswensen wordt uitgegaan van het mengen van functies als wonen, detailhandel, horeca en niet hinderlijke bedrijvigheid. Binnen de gemeente is in navolging van de milieuvisie een beleidsplan duurzaam bouwen vastgesteld. In dit beleidsplan worden de ambities beschreven op het gebied van duurzaam bouwen in relatie tot bouwprojecten en de openbare ruimte. Het toepassen van meervoudig ruimtegebruik is één van de ambities.
Duurzaam bouwen
Duurzaam bouwen is het op zodanige manier bouwen dat gedurende de gehele levensloop van het gebouw en de gebouwde omgeving zo min mogelijk (milieu-)belasting ontstaat.
Aandacht voor duurzaamheid betekent expliciete aandacht voor een gezond, leefbaar binnenmilieu van de woningen, beperkingen van de negatieve gevolgen voor mens en milieu en beperkingen van de woonlasten op termijn (energierekening). Duurzame stedenbouw is een belangrijk en voorwaardenscheppend onderdeel van duurzaam bouwen. Verschillende nieuwe, maar zeker ook al bestaande, initiatieven en/of maatregelen worden in het kader van duurzaam bouwen samengevoegd tot het concept van een plan. Deze initiatieven en maatregelen vormen samen de bouwstenen.
Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen
Gemeente Velsen en de Omgevingsdienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in 'Kwaliteit en duurzaam bouwen' en in het milieubeleidsplan 2014-2018. In dit milieubeleidsplan is de ambitie van de gemeente gesteld op een GPR score van minimaal een 8 voor Energie en Gezondheid en minimaal een 7,5 voor de thema's Milieu, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. Voor een duurzame invulling van het project is het zelfs mogelijk om de ambitie te verhogen naar minimaal 9 voor het thema 'energie'.
GPR Gebouw
GPR Gebouw is een programma voor het omzetten van ontwerpgegevens van een gebouw naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. GPR gebouw gaat over woonkwaliteit, de toekomstwaarde én de gebruikelijke thema's van duurzaam bouwen. Het is een hulpmiddel voor het maken van keuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, scholen en andere gebouwen.
Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de gemeente Velsen het gebruik van GPR Gebouw. GPR Gebouw is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers van 1 tot 10. Keuzemodules geven aan hoe scores zijn te verhogen (tot maximaal een tien) voor de vijf verschillende onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.
Binnen het ontwerp (of de renovatie) is men vrij om binnen de verschillende modules voorzieningen naar keuze te realiseren, zolang deze keuzes leiden tot het gewenste ambitieniveau. Per project wordt door Omgevingsdienst IJmond (gratis) digitaal een sublicentie voor het programma GPR Gebouw verstrekt.
De gemeente Velsen is momenteel bezig met een actualisering van het gemeentelijke windturbinebeleidsplan. In het geactualiseerde stuk wordt meer ruimte geschapen voor windturbines aan de noordoever van het Noordzeekanaal gelegen binnen dit bestemmingsplan en de verruiming van mogelijkheden parallel aan de rijksweg A9. De mogelijkheden voor windturbines passen bij de schaal van dit gebied en de daar gelegen bedrijventerreinen. De nieuwe visie van de gemeente Velsen op het eigen windturbinebeleidsplan zal eerst binnen de Regionale Energiestrategie (RES) in regionaal verband afgestemd moet worden.
Het plan, Ruimte voor Groen genaamd, vervangt het groenstructuurplan. De gemeenteraad heeft dit in 2009 vastgesteld. Het Wijkeroogpark is een groene drager in Velsen-Noord. Het park dient behouden te blijven en mag niet worden bebouwd.
Per 1 oktober 2000 is het algemene bordeelverbod (artikel 250bis Wetboek van Strafrecht) opgeheven. Dit betekent dat het exploiteren van prostitutie (in bordelen of anderszins) vanaf deze datum een legale beroepsuitoefening is. Door de gemeenteraad van Velsen is in september 2000 de nota Integraal prostitutiebeleid vastgesteld. In de nota wordt aangegeven dat er een vergunningplicht is voor seksinrichtingen en dat raam- en straatprostitutie niet is toegestaan. Ruimtelijk gezien is er door de raad aangegeven dat alleen in het havengebied van Velsen maximaal 2 seksinrichtingen gevestigd mogen zijn. In de rest van de gemeente, waaronder dit plangebied, is geen seksinrichting toegestaan.
In dit hoofdstuk worden de relevante milieuaspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidzones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid.
Om het milieubelang, naast andere belangen, een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke negatieve gevolgen voor het milieu, is sinds enkele decennia het instrument van de milieueffectrapportage (mer) in de Nederlandse wetgeving ingevoerd.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit MER is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of MER-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit MER drempelwaarden opgenomen. Omdat de drempelwaarden niet worden overschreden is er geen directe MER-plicht. Wel moet er in dergelijke gevallen een vormvrije MER-beoordeling worden opgesteld. Voor dit plan is dat ook het geval.
Over het algemeen maakte de vormvrije MER-beoordeling onderdeel uit van de plantoelichting. Echter sinds 16 mei 2017 is het verplicht om bij de vormvrije MER-beoordeling in een zo vroeg mogelijk stadium een besluit te nemen over de MER-plicht. Op 26 april 2018 heeft de gemeenteraad besloten dat er voor dit bestemmingsplan geen MER-plicht geldt.
De bedrijventerreinnen vallen onder categorie D11.3 van bijlage D bij het Besluit MER. Ook al is het bestemmingsplan voornamelijk conserverend van aard, toch kan er een planMER-plicht gelden, vanwege de ontwikkelingsruimte die op het industrieterrein nog aanwezig is door braakliggende percelen. Conform wet- en regelgeving en jurisprudentie dient bij de beoordeling of sprake is van een planMER-plicht namelijk ook rekening te worden gehouden met onbenutte ruimte die wordt overgenomen uit vigerende bestemmingsplannen en eventuele afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden.
Op bedrijventerrein Grote Hout en op het terrein van Nuon/Tennet is nog vrije ruimte aanwezig, waardoor er sprake is van onbenutte ruimte. De totale onbenutte (nog beschikbare) ruimte voor bedrijventerrein bedraagt in het gehele plangebied minder dan 15 hectare. De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein, voor zover de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer, is mogelijk planMER-plichtig. De onbenutte ruimte blijft hier echter ruimschoots binnen, waardoor er wat categorie D11.3 betreft geen MER-plicht is voor het actualiseren van het bestemmingsplan.
Op grond van Besluit MER (bijlage lijst D 22.1) is voor de oprichting, wijziging of uitbreiding van een industriële installatie bestemd voor de productie van elektriciteit, stoom en warm water, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een elektriciteitscentrale met een vermogen van 200 megawatt (thermisch) of meer, voor het vaststellen van structuurvisies en bestemmingsplannen, MER beoordelingsplichtig. In de bestaande situatie zijn de centrales van Nuon al goed voor een gezamenlijk vermogen van circa 725 MW. Er is geen sprake van een uitbreiding, evenmin zal er planologisch een verruiming plaatsvinden. Er is dus geen sprake van een MER-plicht.
Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium "een goede ruimtelijke ordening".
Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), het zogenaamde 'groene boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. Het Groene Boekje geeft adviesafstanden (zie tabel) die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening. De publicatie is niet bedoeld om bestaande historisch gegroeide situaties te heroverwegen.
De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Conclusie bedrijven en milieuzonering
Het bestemmingsplan maakt geen andere functies mogelijk ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. Er is sprake van een zonering waarbij de toegestane milieucategorie oploopt naarmate de bedrijfsbestemmingen verder van de woonbebouwing in Velsen-Noord af komt te liggen. Deze zonering is overgenomen uit het vorige bestemmingsplan.
Geconcludeerd kan worden dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bev-I), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (c-RNVGS inclusief het Basisnet) en het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bev-B).
Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 /jaarcontour (wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten geprojecteerd worden.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt van minimaal 10 personen. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Nagegaan moet worden of op het gebied van externe veiligheid belemmeringen of beperkingen worden ondervonden voor het te nemen onderliggend ruimtelijk besluit 'Bestemmingsplan Velsen-Noord'. Hierbij is getoetst aan bronnen die een extern veiligheidsrisico in kunnen houden.
Het gaat daarbij om de volgende risicobronnen:
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied / 200 meter toetsingszone voor ruimtelijke maatregelen van de volgende risicobronnen:
De dichtheid in het plangebied bedraagt circa 80 personen/hectare.
Risico-inventarisatie
NUON Elektriciteitscentrale
Het betreft een inrichting waarvoor de provincie Noord-Holland het bevoegde gezag is. Uit de risicokaart blijkt dat er de 10-6/jaar PR-contour van de NUON-elektriciteitscentrale niet buiten de inrichtingsgrenzen rijkt.
Hogedruk aardgastransportleidingen GasUnie
In het plangebied liggen twee aardgastransportleidingen. Dit betreft de leidingen A-538 [66,2 bar, 18 inch], A-565 [66,2 bar, 12 inch], Overeenkomstig de rekenmethodiek Bev-B zijn in 2011 en 2012 alle buisleidingen in het plangebied doorgerekend (AVIV, kwantitatieve risicoanalyse IJmond leidingen, punt 3 en 4) en (GasUnie, kwantitatieve risicoanalyse, blok I31).
Uit de resultaten van beide risicoanalyses blijkt dat de buisleidingen in het plangebied geen 10-6/jaar PR-contour hebben.
Figuur 3 buisleidingen gelegen binnen het plangebied.
Het groepsrisico van de hogedruk aardgastransportleidingen in het plangebied ligt in alle gevallen onder de 0,1 x oriënterende waarde.
Rijksweg A22
In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (c-RNVGS 2012) is in de bijlage het “Basisnet WEG” opgenomen. Uit de gegevens van dit basisnet (Arcadis, Eindrapportage basisnet weg, bijlage 7, p. 23, De Basisnet-tabel) blijkt dat de A22 geen 10-6/jaar PR-contour heeft, geen plasbrandaandachtsgebied en dat het groepsrisico door de weg lager is dan de oriënterende waarde.
Structuurvisie buisleidingen
Op grond van de Structuurvisie buisleidingen 2012-2035 van het Rijk, moet, via het Barro, in een bestemmingsplan rekening worden gehouden met de toekomstige ontwikkeling van nieuwe buisleidingen. In de Structuurvisie is een buisleidingstrook opgenomen die door het plangebied loopt. Deze strook heeft ter plaatse een breedte van 45 m. In het bestemmingsplan is rekening gehouden met het mogelijk toekomstige gebruik van de strook. In de strook is de ontwikkeling van nieuwe bebouwing uitgesloten.
Buisleidingen
Binnen buisleiding strook liggen twee aardgastransportleidingen.
Voor deze leidingen is door Gasunie (Kwantitatieve risicoanalyse Blok J13) een risicoberekening uitgevoerd voor het PR en GR. Hieruit blijkt het volgende:
Kenmerken leidingen
naam | maximale werkdruk | uitwendige diameter | PR 10-6 risicocontour |
invloeds- gebied | afstand tot plangebied | ||||
Gasunie A-550 | 66 bar | 36 inch | 0 m | 430 m | ligt in plangebied | ||||
Gasunie A-564 | 66 bar | 18 inch | Ca. 60 m | 250 m | ligt in plangebied |
Ligging aardgastransportleidingen in plangebied en omgeving
Ligging PR 10-6 contour (zwarte lijn)
FN curve voor A-550 van N.V. Nederlandse Gasunie FN curve voor A-564 van N.V. Nederlandse Gasunie
Geconcludeerd kan worden dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor het bestemmingsplan.
In 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Op de beoordeling van luchtkwaliteit is niet alleen de Wet milieubeheer van toepassing, maar ook het Besluit niet in betekende mate bijdragen en drie regelingen.
De volgende grenswaarden (jaargemiddeld, tenzij anders vermeld) zijn opgenomen in de Wet milieubeheer:
• Zwavel (SO2): 24 uur gemiddelde 125 microgram/m3;
• Stikstofdioxide: 40 microgram/m3;
• Fijn stof (PM 10): 40 microgram/m3;
• Fijn stof (PM 2,5): 25 microgram/m3;
• Koolstofmonoxide: 8 uurgemiddelde 10000 microgram/m3;
• Benzeen: 5 microgram/m3;
• Lood: 0,5 microgram/m3.
In de praktijk zijn alleen de normen voor stikstofdioxide en fijn stof van belang.
In het plan zijn geen nieuwe ontwikkelmogelijkheden opgenomen. Bij de andere nieuwe ontwikkelingen komen geen verbrandingsemissies naar de lucht vrij. Ook voor wat betreft de herontwikkelingen (uitgifte van bedrijventerreinen) zijn geen grote toenamen van de verkeers- of verbrandingsemissies te verwachten (niet in betekende mate bijdragend).
Uit de Monitoringstool (www.nsl-monitoringstool.nl) blijkt dat in het plangebied ruimschoots kan worden voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. De conclusie is dat de luchtkwaliteit geen knelpunt vormt voor het vaststellen van het plan.
In het kader van de Wet geluidhinder liggen er geluidzones rond wegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een geluidzone moet voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.
Woningen, scholen, kinderdagverblijven, zieken- en verzorgingshuizen, woonwagenterreinen en aangewezen ligplaatsen voor woonschepen zijn volgens de Wet geluidhinder geluidgevoelige bestemmingen.
Als de geluidbelasting op de gevel van de nieuwe geluidgevoelige bestemming de voorkeursgrenswaarde van een geluidbron overschrijdt, moet gelijktijdig met de planprocedure een hogere waarden procedure in het kader van de Wet geluidhinder worden gevoerd. Een hogere waarde kan, onder voorwaarden, worden vastgesteld tot de maximale ontheffingswaarde voor de betreffende geluidbron.
Het plangebied ligt binnen de geluidzone van een spoorlijn, een rijksweg en diverse binnenstedelijke wegen.
Wegverkeerslawaai
In de Wet Geluidhinder zijn normen met betrekking tot geluidbelasting vanwege wegverkeer ter plaatse van (geprojecteerde) geluidgevoelige gebouwen vermeld in de artikelen 82 en 83. De voorkeursgrenswaarde voor geluidbelasting op gevels van woningen is 48 dB. De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, vanwege een weg, niet hoger worden vastgesteld dan 53 dB in buitenstedelijk gebied en 63 dB in stedelijk gebied. Voor woningen in een zone van een autosnelweg geldt altijd het beschermingsniveau voor buitenstedelijk gebied. In het plangebied ligt de rijksweg A22 en diverse binnenstedelijke wegen.
Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt binnen het beperkingengebied van het Luchthaven indelingsbesluit (LIB) voor de luchthaven Schiphol. Het plangebied ligt wel binnen de 20Ke contour (lichtroze gebied op afbeelding 1).
Afbeelding 4: Geluidbelastingen kaart Provincie Noord-Holland
Industrielawaai
Alle bedrijfsbestemmingen in het plangebied maken deel uit van een gezoneerd industrieterrein. Het deel ten oosten van de A22 ligt op gezoneerd industrieterreinen de Pijp. De bedrijfsbestemming ten westen van de A22 liggen op gezoneerd industrieterreinen IJmond. Delen van het plangebied die geen onderdeel uitmaken van de gezoneerde industrieterreinen liggen in de geluidzones van deze terreinen. (Zie afbeelding 2)
De voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai is 50 dB(A). Bij een hogere geluidbelasting is het mogelijk tot en met 55 dB(A) een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder vast te stellen. Dit bestemmingsplan voorziet niet in het oprichten van geluidgevoelige bebouwing.
Omdat de bedrijventerreinen industrieterrein IJmond en industrieterrein de Pijp industrieterrein van regionaal belang zijn, treedt de provincie Noord-Holland op als zonebeheerder.
Afbeelding 5: Geluidbelastingen kaart Provincie Noord-Holland
Spoorweglawaai
De zonebreedte van spoorwegen is afhankelijk van de hoogte van het vastgestelde Geluidproductieplafond (GPP). De geluidzone van de spoorlijn Uitgeest - Haarlem bedraagt op grond hiervan 300 of 600 m. Voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen bedraagt de voorkeursgrenswaarde van een spoorlijn 55 dB met een maximale ontheffingswaarde tot 68 dB. In het plangebied loopt de spoortunnel, voor dit spoorweggedeelte zijn geen vastgesteld GPP's.
Het Gildespoor welke wordt gebruikt voor transport van en naar de All Weather terminal valt onder de vergunning van Tata Steel.
Conclusie geluid
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Nader onderzoek kan den ook achterwege blijven.
Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.
De Wbb kent een viertal regelingen die alle vier een ander onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen:
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
Het doel van het Besluit bodemkwaliteit is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.
Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. In het Besluit bodemkwaliteit zijn, onder meer, kwaliteitsregels voor bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer).
In artikel 6.2c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is neergelegd wanneer een omgevingsvergunning in werking treedt. Een omgevingsvergunning treedt voor gevallen van ernstige verontreiniging, die voor 1 januari 1987 zijn veroorzaakt, niet eerder in werking dan nadat:
Er geldt alleen een bodemonderzoeksplicht voor bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist. Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt niet eerder afgegeven dan nadat uit onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.
Voor gevallen van ernstige verontreiniging die na 1 januari 1987 zijn veroorzaakt, geldt voor de veroorzaker van de verontreiniging geen uitgestelde inwerkingtreding van de omgevingsvergunning omdat deze worden geacht onmiddellijk te worden opgepakt.
In de gemeente Velsen is het generieke beleid vanuit het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit is een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld. Het plangebied valt vrijwel geheel in de klasse industrie, het Wijkeroogpark en het volkstuinen complex vallen in de categorie overig. Bij grondverzet dient de kwaliteit van de bodem te worden vastgesteld door middel van partijkeuringen. Dit geldt zowel voor de kwaliteit van de toe te passen grond als van de ontvangende bodem. Om een partij grond te mogen toepassen moet de partij worden getoetst aan zowel de bodemkwaliteit van de ontvangende bodem als aan de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. Bij deze dubbele toets geldt dat de kwaliteitsklasse van de toe te passen partij grond moet voldoen aan de strengste norm.
Afbeelding 6: bekende verontreinigen (bruine arcering)
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden in het plangebied. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Sinds 2017 zijn beide thema's opgenomen in de Wet natuurbescherming. De taken op grond van deze wet zijn gedecentraliseerd. De omgevingsdienst Noord-Holland Noord voert de vergunningverlenende- en toezichthoudende taken op grond van deze wet uit namens de provincie Noord-Holland.
Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000 gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. Ecologisch onderzoek naar effecten van plannen op Natura 2000 gebieden staat bekend als de 'Habitattoets'. Deze bestaat uit een Voortoets en eventueel een zogenoemde 'passende beoordeling' als uit een Voortoets blijkt dat er mogelijk significante gevolgen zijn. De belangrijkste aspecten die bij de beoordeling van mogelijke invloed op Natura 2000 gebieden aan de orde komen zijn: oppervlakteverlies, verontreiniging, verdroging, vermesting door stikstofdepositie, geluid, licht, verstoring door mensen, mechanische effecten en versnippering. Voor bestemmingsplannen, bouwplannen of andere activiteiten, kan het noodzakelijk zijn dat een Wet natuurbeschermingsvergunning aangevraagd dient te worden.
Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het gaat om:
Pas
De Programmatische Aanpak Stikstof (De PAS) is sinds 1 juli 2015 van toepassing. In de PAS zijn maatregelen vastgelegd voor terugbrengen van stikstof depositie in natuurgebieden en ecologisch herstel van deze gebieden.
Soortbescherming
Soortbescherming is eveneens geregeld in de wet Natuurbescherming. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Belangrijk is het gegeven dat beschermde soorten ook buiten natuurgebieden voorkomen.
De soortenbescherming in de Wet natuurbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Voor alle beschermde soorten geldt een ontheffingsplicht. Bij ieder regime is een ander afwegingskader voor het verlenen van ontheffingen van toepassing. Voor soorten die vallen onder Vogel- of Habitatrichtlijn wordt ontheffing van de verbodsbepalingen slechts verleend, indien:
Het bevoegd gezag kan voor de soorten die zijn opgenomen in het 'beschermingsregime andere soorten' een vrijstelling besluit nemen. Het vrijstellingsbesluit van de provincie Noord-Holland is te vinden op de internetsite: https://www.noord-holland.nl/ Onderwerpen/Natuur/Natuurbescherming.
In de Wet natuurbescherming is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet.
Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden sommige verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming niet.
Conclusie Ecologie
In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen. Binnen het plangebied liggen nog niet uitgegeven percelen met ontwikkelmogelijkheden (uitgifte van bedrijventerreinen). Hoewel bij geen van deze ontwikkelingen knelpunten met de Wet natuurbescherming worden verwacht, kunnen er op enige van deze locaties beschermde soorten, bijvoorbeeld vleermuizen, voorkomen. Er wordt om deze reden ecologisch onderzoek (quick scan) uitgevoerd waaruit zal blijken of eventueel een ontheffing van de Wet natuurbescherming dient te worden aangevraagd.
Tevens moet worden onderzocht of vanwege de nog niet gerealiseerd ontwikkelingen sprake is van stikstofdepositie op Natura 2000 gebieden. Hiervoor moet er een berekening gemaakt worden waarbij de mogelijke stikstofdepositie wordt bepaald (Aerius berekening).
Zowel bedrijventerrein IJmond als de Grote Hout zijn als uitbreidingsprojecten van bestaande bedrijven genoemd als prioritair project in het kader van de PAS. Dit betekent dat er indien er sprake is van stikstofdepositie hiermee rekening gehouden is in de PAS.
Gemeente Velsen heeft voor duurzaam bouwen een lokaal stimuleringsbeleid geformuleerd in het Milieubeleidsplan van 2015-2020. Een instrument om duurzaam bouwen inzichtelijk en meetbaar te maken is GPR-gebouw. Dit instrument geeft rapportcijfers voor een bouwplan. De gemeente heeft momenteel een GPR-score van minimaal een 8 voor Energie en Gezondheid en minimaal een 7,5 voor de thema's Milieu, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. Voor een hoekwoning en vrijstaande woning wordt de score 0,5 punt lager gesteld. Voor een hoger niveau van duurzaam bouwen is het mogelijk om de ambitie te verhogen naar minimaal 9 voor het thema 'energie' (richting BENG, “Bijna Energie Neutrale Gebouwen”).
Landelijk en Europees beleid
Vanaf 1 januari 2020 moet alle nieuwbouw voldoen aan de eisen voor BENG, “Bijna Energie Neutrale Gebouwen”. BENG vervangt dan de EPC. BENG stelt ook de eis dat de energiebronnen voor het gebouw in bepaalde mate duurzaam moeten zijn.
In het nationaal energieakkoord voor duurzame groei is afgesproken dat de energievoorziening in 2050 geheel klimaatneutraal is. Voor de gebouwde omgeving betekent dat geen aardgas meer gebruikt mag worden voor het verwarmen van gebouwen: de warmtetransitie (Energierapport van het ministerie van Economische Zaken).
Energietransitie
We stappen over van fossiele brandstoffen naar duurzame energie, wat onder andere betekent dat we straks geen aardgas meer gebruiken voor verwarmen en koken. Hiervoor is energie besparen door bijvoorbeeld isolatiemaatregelen en opwekken van duurzame energie uit zon en wind van groot belang.
Aardgasvrije nieuwbouw
Op 1 februari 2018 heeft de gemeente Velsen de intentieovereenkomst voor aardgasvrije nieuwbouw ondertekend samen met de andere gemeenten in de metropoolregio Amsterdam. In deze intentieovereenkomst is opgenomen dat alle nieuwbouwwoningen waarover het besluit om te bouwen na 1 februari 2018 valt, worden opgeleverd zonder aardgasaansluiting.
De intentieovereenkomst sluit aan op het besluit dat de Eerste Kamer op 6 april 2018 nam om de gasaansluitplicht voor nieuwbouw uit de wet te schrappen. Op 1 juli 2018 is de wet VET van kracht, waarin is opgenomen dat het niet meer is toegestaan om nieuwbouw met aardgas te realiseren, tenzij de gemeente beslist dat er zwaarwegende belangen zijn om hiervan af te wijken.
Graafwerkzaamheden verstoren/vernietigen archeologische bodemschatten. Indien zich graafwerkzaamheden voordoen bij de herontwikkeling van een gebied zet de gemeente Velsen zich in voor archeologisch onderzoek. Indien deze zich voordoen zal per herontwikkeling worden nagegaan of er archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Omdat onderhavig bestemmingsplan conserverend is, is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan diverse milieu- en andere sectorale aspecten die mogelijk beperkingen kunnen opleveren voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Ten aanzien van het aspect milieu wordt ter inleiding het volgende opgemerkt.
Via de milieuwetgeving en de ruimtelijke ordening wordt getracht milieubelastende en milieugevoelige functies zo goed mogelijk te scheiden, teneinde overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Dit beïnvloedt de bestemmingstoekenning en de juridische regeling van de bestemmingen. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de verschillende relevante milieuaspecten zowel binnen als buiten het plangebied.
Het plangebied is op te delen in een aantal deelgebieden die zijn te onderscheiden door de ruimtelijke opbouw, functies en ontstaansgeschiedenis. Op dit moment kennen een aantal verschillende deelgebieden hun eigen bestemmingsplannen. In onderstaande afbeelding zijn de verschillende deelgebieden weergegeven.
Afbeelding 7: overzicht bedrijventerreinen
A. Businesspark IJmond
Businesspark IJmond is een gemengd bedrijventerrein van circa 100 hectare. Er zijn bedrijven in de productie, groothandel, distributie, op - en overslag en R&D sector gevestigd. Op dit bedrijventerrein is ook kantoorruimte aanwezig. Bij de (her)ontwikkeling van het gebied is bijzondere aandacht besteed aan een versterking van de relatie naar de omgeving. Er is gekozen voor een sterke groenstructuur waarbij aansluiting wordt gezocht bij het aangrenzende gebied.
B. Nuon Centrale
Nuon heeft verschillende gasgestookte centrales. Onder locatie Velsen behoren de productie-eenheden Velsen 24 en 25 en, buiten het plangebied gelegen, IJmond 1. De eenheden Velsen 24 (1974) en 25 (1986) hebben beide een levensduurverlenging ondergaan waarbij groot onderhoud is gepleegd en alle besturingssystemen zijn aangepast aan de nieuwste standaarden. Zo is de productie van de eenheden voor de komende jaren weer zeker gesteld. Beide eenheden kunnen het volle vermogen realiseren met alleen aardgas. Velsen 24 heeft een vermogen van 350 megawatt. De eenheid wordt vooral ingezet als Velsen 25 en IJmond 1 stilstaan. Velsen 25 heeft een vermogen van 375 megawatt. De eenheid wordt ingezet als basislasteenheid voor het verstoken van hoogovenmenggas. In de centrales van Velsen worden restgassen als hoogovenmenggas en cokesovengas afkomstig van staalfabrikant Tata Steel verstookt. Het hergebruik van de restgassen levert een aanzienlijke milieubesparing op want het voorkomt dat deze zomaar verbrand (afgefakkeld) moeten worden en in de lucht verdwijnen. Warmtekrachteenheid IJmond 1 staat op het terrein van Tata Steel. Toen de eenheid in 1997 in bedrijf genomen werd, was het de eerste op hoogovengas gestookte gasturbine buiten Japan. Naast elektriciteit levert de eenheid processtoom aan Tata Steel. Met zijn schoorstenen van maximaal 150 meter en gebouwen van 70 meter hoog is het NUON terrein een blikvanger in de IJmond. Op en rondom het terrein bevindt zich infrastructuur waarmee koelwater en hoogovengas wordt transporteerd.
C. 1e, 2e en 3e Rijksbinnenhaven
Dit gebied, grotendeels eigendom van Rijkswaterstaat, laat zich onder andere door de activiteiten van Stuwadoorsbedrijf Velserkom typeren als een gebied waar havenactiviteiten plaatsvinden. binnen dit deelgebied ligt ook de All Weather terminal van Tata Steel. Dankzij de overkapping kunnen binnenvaart schepen bij weer en wind worden beladen. Transport naar deze terminal vindt plaats over het Gildenspoor die dwars door de woonkern Velsen- Noord loopt.
D. Grote Hout
Het bedrijventerrein Grote Hout ligt tussen de woonwijk Velsen-Noord en het Noordzee- kanaal. Het bedrijventerrein is een relatief nieuw bedrijventerrein, met nieuwe faciliteiten, in een bestaande omgeving. Het bedrijventerrein bestaat uit drie deelgebieden. Een kadeterrein (vml. NAM terrein) geschikt voor zee- en binnenvaart met op- en overslagfaciliteiten, 'droge' kavels voor bedrijven en bestaande kantoren en kavels met een gemengde bestemming. Na de herinrichting van het bedrijventerrein zijn inmiddels diverse bedrijfskavels uitgegeven en is de benodigde infrastructuur aangelegd. De bestemming van dit gebied zal naar aanleiding hiervan worden geactualiseerd.
E. Wijkeroogpark
In het recent opgeknapte Wijkeroogpark ligt het volkstuinencomplex van de volkstuin- verenging Wijkeroog. Op het complex zijn om en nabij 260 volkstuinen gelegen en een verenigingsgebouw. De vereniging pacht van de gemeente en heeft het beheer van het volkstuinencomplex. De tuinen worden door de vereniging doorverhuurd aan de huurders die conform het bestemmingsplan de tuinen van gebouwen en bouwwerken mogen voorzien.
F. De Pijp
De Pijp ligt op de gemeentegrens tussen Beverwijk en Velsen en valt daarmee in beide gemeentes. Haven de Pijp en het omringende bedrijventerrein verbindt het Noordzeekanaal met het hart van Beverwijk. Het terrein als geheel heeft zowel natte (haven gebonden overslag) als droge (onder andere logistieke) bedrijfsfuncties.
G. Wijckerpoort
In het noorden van het plangebied, tussen de afritten van de A22 en ten zuidwesten van het gemeentehuis en NS station Beverwijk, ligt, tussen spoorwegen ingeklemd, het gebied genaamd Wijckerpoort. Het gebied is grotendeels eigendom van NS Vastgoed en Railinfratrust B.V., terwijl ook gemeente Beverwijk en de Provincie enkele percelen in eigendom hebben. De gemeente Velsen heeft hier geen grondeigendom. Het gebied ligt wel in de gemeente Velsen. De gronden hebben in het vigerende bestemmingsplan de bestemmingen Verkeer en Verkeer-Railverkeer, waarbij een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de de bestemming Verkeer-Railverkeer (VR) te wijzigen in de bestemming Verkeer, ten behoeve van het gebruik als parkeerterrein.
H. Noordwijkermeer
Noordwijkermeer is een zeehaventerrein met gemengde bedrijvigheid van 40 hectare bruto. Vooral distributie en cold storage bedrijven zijn er gevestigd. Er is een directe aansluiting op de A22. In het noordoosten van het plangebied ligt een bedrijvenstrook waar bedrijven in diverse (milieu-) categorieën zijn gevestigd. Aan de Noordzijde grenst deze strook aan dat deel van het industrieterrein De Pijp dat op grondgebied van de gemeente Beverwijk ligt. Bij de kruising Leegwaterweg/ Lijnderweg staat een drietal kantoorgebouwen. De Noordwijkermeerpolder is startdocument "Bedrijventerreinen Velsen-Noord" ontstaan bij het graven van het Noordzeekanaal en het droogleggen daarbij van delen van de Wijkermeer. De Noordwijkermeer is een voortzetting van het industrieterrein De Pijp dat via het Zijkanaal A voor de scheepvaart in open verbinding staat met het Noordzeekanaal. Doelstelling van ontwikkeling van dit gebied was om te voorzien in uitbreiding van offshore-activiteiten. Binnen dit deelgebied is ondermeer het distributiecentrum van Dekamarkt gevestigd en koel en vriesruimten van Daalimpex Coldstores. De Noordwijkermeerpolder wordt van het bedrijventerrein Grote Hout gescheiden door een brede buffer bestaande uit de spoortunnel, de rijksweg A22 en parkgebied het Wijkeroogpark. Beide industrieterreinen zijn in de huidige situatie met elkaar verbonden via de Wijkermeerweg. Via deze route vindt ondermeer het transport plaats van grondstoffen naar Crown van Gelder.
De gemeente Velsen heeft een digitale klimaatatlas. De verwachte effecten van de klimaatverandering zijn hierin inzichtelijk gemaakt. De bedrijventerreinen vallen daarbij meteen op als gebieden waar sterke hittestress optreedt.
Op de bedrijventerreinen is groen veelal beperkt of niet aanwezig. Dit leidt tot bovengemiddelde opwarming, lokaal grotere kans op wateroverlast en een hard, stenig beeld. Voor alle bedrijventerreinen geldt dat gezocht moet worden naar mogelijkheden tot vergroening.
Gelet op de inrichting van deze gebieden en de beperkte invloed van de gemeente, zal dit in overleg met de ondernemers moeten gebeuren. Denk aan het vergroenen van daken, gevels, parkeerterreinen e.d.
Tijdelijke Natuur
Daar waar terreinen nog niet zijn uitgegeven, braakliggende terreinen, kan de mogelijkheid van tijdelijke natuur worden opgenomen.
Hoofd groenstructuur
Het Wijkeroogpark is een belangrijke schakel in de Velsense groenstructuur. Het behoort zelfs tot de hoofdgroenstructuur. Behoud van het groen staat hier voorop.
In het Lokaal Verkeer- en Vervoersplan 2004 (LVVP) zijn de beleidshoofdlijnen op het gebied van verkeer en vervoer voor de gemeente Velsen vastgelegd. Dit LVVP beschrijft voor de periode tot circa 2020 de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoerbeleid en bevat een overzicht van concrete uitvoeringsmaatregelen en beleidsacties. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden besproken. Doelstelling van het LVVP is het vergroten van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid.
In Velsen-Noord is de verkeersstructuur gewijzigd in de afgelopen jaren. Hier zijn twee belangrijke wegen toegevoegd aan het wegennet: de Westelijke Randweg Beverwijk (N197) en aan de zuidkant de Concordiastraat. De Pontweg is juist afgesloten voor autoverkeer op het gedeelte tussen de woonkern en de Concordiastraat-Noordersluisweg. Hierdoor is een duidelijke scheiding verkregen tussen de woonkern en de bedrijventerreinen.
Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven wat de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.
In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient in de toekomst een mede-ordend principe te worden. In het bestemmingsplan dient daarom aandacht besteed te worden aan water. Recent is er een Nationaal waterakkoord gesloten tussen het Rijk, gemeenten, waterschappen en Provincies, waarin opgenomen is hoe de partijen met water wensen om te gaan. De opgave is te zorgen voor veiligheid en te beschikken over voldoende mogelijkheden voor waterberging ter voorkoming van waterlast, watertekort en het verslechteren van de waterkwaliteit. De watertoets is ingevoerd om te kijken in hoeverre hier aan voldaan wordt.
Het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is de waterbeheerder voor Velsen-Noord en heeft de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer en het beheer van waterkeringen.
Rijkswaterstaat is de waterbeheerder van het Noordzeekanaal, alsmede van de 2e en 3e Rijksbinnenhaven, en is verantwoordelijk voor het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer.
Het Bedrijventerrein Grote Hout ligt aan het Noordzeekanaal. Oppervlaktewater komt in dit gebied niet voor. Ca. 440 m kade grenst aan het Noordzeekanaal.
Binnen het Business Park IJmond is geen oppervlaktewater aanwezig. Ten oosten van dit bedrijventerrein ligt de Staalhaven.
Het bedrijventerrein Noordwijkermeer ligt aan het Noordzeekanaal en Haven De Pijp. Dit bedrijventerrein ligt in de polder De Meerweiden. Het polderpeil bedraagt - 2.20 m NAP. Het waterbezwaar wordt uitgemalen naar het Noordzeekanaal door het poldergemaal De Meerweiden aan de Wijkermeerweg.
Het grondwater stroomt in Velsen-Noord af richting het Noordzeekanaal en de zijkanalen. De grondwaterstand fluctueert over de seizoenen en natte en droge jaren drukken hun stempel op de hoogte van het grondwater. Binnen de bedrijventerreinen is geen sprake van hoge grondwaterstanden.
De riolering van Velsen-Noord voert via het rioolgemaal aan de Polderweg af naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie in Velsen-Zuid. Uitzondering hierop wordt gevormd door de riolering in de noordoostzijde van het plangebied. Dit bedrijventerrein (deelgebied De Pijp) voert via het rioleringsstelsel van de gemeente Beverwijk af naar de rioolwaterzuiverings- installatie in Beverwijk.
Binnen de bedrijventerreinen Business Park IJmond, Noordwijkermeer en Grote Hout is een verbeterd gescheiden stelsel aanwezig. Het hemelwater wordt via uitlaten afgevoerd naar de Staalhaven, Noordzeekanaal en De Pijp.
De gemeente Velsen hanteert het uitgangspunt dat afvalwater en hemelwater bij de bron gescheiden moet worden. Hemelwater wordt bij voorkeur ter plaatse geïnfiltreerd in de bodem of kan worden gebufferd op het dak bij realisatie van een groen-blauw dak.
Door het afkoppelen van hemelwater en de lokale verwerking neemt de hoeveelheid hemelwater in de afvalwaterketen af en wordt de bebouwde omgeving klimaatbestendiger. Een klimaatbestendige aanpak is nodig omdat als gevolg van klimaatwijziging vaker sprake zal zijn van extreme buien.
De bedrijventerreinen zijn gebouwd op zandbodem en zijn geschikt voor infiltratie van hemelwater.
Langs de oevers van het Noordzeekanaal ligt een regionale waterkering. Deze is aangeduid op de verbeelding en voorzien van regels om deze zoveel mogelijk te beschermen.
Het klimaat verandert. Naast zeespiegelstijging verwacht het KNMI hogere temperaturen, nattere winters, hevigere regenbuien en kans op drogere zomers. Dit heeft gevolgen voor de stedelijke omgeving. Er zal vaker sprake zijn van wateroverlast en hittestress. Dit zijn problemen waar iedereen mee te maken kan krijgen en waarbij de verantwoordelijkheid verder reikt dan van de gemeente alleen. Het heeft daardoor hierdoor invloed op de ruimtelijke ordening.
De gemeente heeft een digitale klimaatatlas die verwachte effecten inzichtelijk gemaakt. Deze effecten zijn op hoog detailniveau bepaald met de meest recente gegevens en berekeningsmethoden. Met behulp van nieuwe gegevens of door het uitvoeren van maatregelen veranderen de effecten. De Klimaatatlas wordt daarom regelmatig bijgewerkt zodat steeds de meest recente effecten zichtbaar zijn. Het vormt daarmee een basis om bij ruimtelijke ingrepen te bespreken welke klimaatadaptieve maatregelen genomen moeten worden.
Wijze van meten
In de regels en op de verbeelding kunnen goot- en/of bouwhoogtes zijn opgenomen. Indien er alleen sprake is van een bouwhoogte, dan mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding of in de regels staat opgenomen. Er kan hierbij zowel sprake zijn van een platte afdekking als van een andere kapvorm mits de kap niet hoger is dan de aangegeven maximale bouwhoogte.
Indien de maximale bouwhoogte in combinatie met de goothoogte wordt gehanteerd is de maximale bouwhoogte te beschouwen als de nokhoogte. Er is in dat geval afdekking toegestaan middels een plat dak of een kap. De kap bestaat uit hellende dakvlakken, waarbij de goot niet hoger is dan de maximale goothoogte. Een dakvlak zal hierbij in zijn geheel onder dezelfde hellingshoek vallen. De beide dakvlakken treffen elkaar in de nok, welke maximaal op de maximaal toegestane bouwhoogte is gelegen. Er dient dus sprake te zijn van een daadwerkelijke nok met evenwijdige dakvlakken.
Er kan ook sprake zijn van een platte afdekking, maar dan is er sprake van een boeibordhoogte. Deze platte afdekking mag dan niet hoger zijn dan de maximaal toegelaten goothoogte.
Indien in de regels een goothoogte en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is opgenomen, dan gelden de op de verbeelding opgenomen hoogtes. Indien in de regels een goot en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding alleen een bouwhoogte, en geen goothoogte, is opgenomen dan is er sprake van alleen een bouwhoogte.
Het belangrijkste artikel in dit bestemmingsplan is de bestemming "Bedrijventerrein". Dit artikel biedt de planologische mogelijkheid voor bedrijven om zich op het bedrijventerrein Velsen-Noord te vestigen. De toegestane bedrijfsactiviteiten zijn weergegeven in de bij de regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Op de verbeelding van het bestemmingsplan is de maximaal toegestane milieucategorie weergegeven. Dit verschilt per gebied. Op de gedeeltes van het bedrijventerrein die het dichtstbij gevoelige bebouwing liggen (denk hierbij vooral aan woningen) zijn bedrijven uit lagere milieucategorieën toegestaan dan op de gedeeltes die op een grotere afstand van gevoelige bebouwing liggen.
Voor bijzondere bedrijven, zoals de electriciteitscentrales en de papier- en kartonfabriek, is een uitzondering gemaakt in die zin dat zij zich alleen mogen vestigen op de gebieden die daarvoor een specifieke aanduiding op de verbeelding hebben. Dit is gedaan omdat het uit milieuoogpunt niet mogelijk is dat deze bedrijven zich elders op het bedrijventerrein kunnen vestigen.
Ook voor kade-, havengebonden en laad- los en overslagactiviteiten is een specifieke aanduiding op de verbeelding aangebracht. Deze activiteiten zijn aangeduid om te voorkomen dat bedrijven die deze activiteiten niet uitvoeren zich op dit gedeelte van het bedrijventerrein kunnen vestigen.
In de bouwregels van dit artikel is de toegestane hoogte van gebouwen vastgelegd. De maximale hoogtes worden op de verbeelding weergegeven. Ter plaatse van de electriciteitscentrales mag deze hoogte maximaal 146 meter bedragen. Op grond van het Luchthavenindelingsbesluit is dit de maximaal toegestane hoogte die op het bedrijventerrein is toegestaan. Zie voor een nadere uitleg hierover paragraaf 3.4.7 van deze toelichting.
De artikelen 3.3 en 3.4 bevatten bepalingen die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geven om af te wijken van de bouw- en gebruiksregels in die zin dat de bouwvlakken kunnen worden gewijzigd en dat onder voorwaarden bedrijven uit een andere milieucategorie dan primair toegestaan kunnen worden toegelaten, dan wel bedrijven die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten worden genoemd. Tenslotte kunnen onder specifieke voorwaarden Bevi-inrichtingen worden toegelaten.
Gemengd
Om een zekere flexibilteit te bieden is voor het deelgebied op de Campus op bedrijventerrein de "Grote Hout" gekozen voor een gemengde bestemming waarbinnen bedrijven zijn toegestaan en tevens kantoren mogelijk zijn. Tevens is voor de panden gelegen in Business Park IJmond een gemengde bestemming opgenomen omdat hier ook kantoorfuncties gevestigd zijn die aan Tata Steel zijn gelieerd.
Kantoren
De al bestaande kantoren zijn opgenomen in de bestemming "kantoren". De kantoorfunctie zal gehandhaafd blijven. De afgelopen jaren hebben zich ook enkele (sociaal-) medische functies in het kantorencomplex gevestigd. Uit milieutechnisch en planologisch oogpunt bestonden hiertegen geen bezwaren. Daarom zijn deze activiteiten nu ook binnen deze bestemming opgenomen.
Recreatie
Binnen het plangebied is het volkstuincomplex "Wijkeroog" gelegen. Dit complex valt onder de bestemming recreatie met een nadere aanduiding "Volkstuin". Binnen deze bestemming zijn gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud van de tuinen toegestaan, alsmede gebouwen ten behoeve van collectieve voorzieningen, zoals een verenigingsgebouw en sanitaire voorzieningen. De gebouwen behorende bij de volkstuinen, zoals dagverblijven en/of (planten)kassen, mogen niet hoger dan zijn dan 3 meter. Bij een volkstuin met een oppervlakte van minimaal 200 m2 mag een gebouw ten behoeve van het verblijf niet meer dan 25 m2 bedragen. Bij een volkstuin met een oppervlakte van minimaal 200 m2 mag de oppervlakte van een (planten)kas niet meer bedragen dan 10 m2.
Verkeer
De bestaande (rail)infrastructuur is opgenomen binnen de bestemming "Verkeer". Het aanwezige groen voor de bermen en dergelijke valt tevens onder deze bestemming.
Leidingen
Binnen de dubbelbestemming "Leidingen" worden de leidingen in het plangebied bestemd. Er ligt een aantal leidingen ondergronds in het plangebied, welke onder deze bestemming vallen. De hoogovengasleidingen welke door het plangebied lopen, zijn tevens middels een dubbelbestemming opgenomen.
Het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Velsen-Noord is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.
Met de algemene afwijkingsregels kan middels de omgevingsvergunning een kleine afwijking van het plan toegestaan worden, tot maximaal 10% van de gegeven maten, afmetingen en percentages. Wanneer de afwijking groter is, maar niet meer dan 15%, is het wenselijk om de afweging te maken middels een wijzigingsprocedure. Hierbij kan het ook voorkomen dat een aanduiding of bestemming wordt gewijzigd, mits dit niet tot gevolg heeft dat het plan ingrijpend wordt veranderd.
In algemene zin wordt opgemerkt dat de monumenten - om reden van kenbaarheid - op de verbeelding zijn aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding-monument'. De planregels bevatten verder geen specifieke regels voor de monumenten in het plangebied, anders dan een verwijzing naar de gemeentelijke of provinciale monumentenverordening of de Monumentenwet 1988. De bescherming van de desbetreffende gebouwen is afdoende verzekerd via de Monumentenwet. Om die reden wordt in het bestemmingsplan ook niet het vereiste van een sloopvergunning voor monumenten opgenomen. In het plangebied is één rijksmonument opgenomen, namelijk het ventilatiegebouw van de Velsertunnel.
Een overtreding als bedoeld in artikel 20 van de regels is een strafbaar feit zoals is ondergebracht in de Wet op de economische delicten. Het relevante artikel (1a) van deze wet luidt:
"Economische delicten zijn eveneens overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening, artikel 7.2".
Het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Velsen-Noord is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet bepaalt samen met de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) het kader voor het kunnen bouwen en gebruiken van gronden en van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan. Het hieronder beschreven overzicht van relevante wetgeving was geldend ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan. Let op, dit zijn geen integraal overgenomen wetteksten:
Wabo artikel 2.1 lid 1.
Hierin staat dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
Wabo artikel 2.10
Dit artikel zegt dat een omgevingsvergunning alleen kan worden geweigerd als de aanvraag niet voldoet aan hetgeen gesteld in:
Wro artikel 7.2
Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met:
a. een voorbereidingsbesluit of een verklaring als bedoeld in artikel 4.1, vijfde lid, of 4.3, vierde lid, voor zover hierbij toepassing is gegeven aan artikelen 3.7, vierde lid, maar geen toepassing is gegeven aan de tweede volzin van het lid;
b. regels die zijn gesteld krachtens deze wet voor zover de overtreding daarvan is aangemaakt als strafbaar feit en voor zover daarop artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet van toepassing is.
Dit strafbaar feit heeft zijn grondslag in de wet op de economische delicten waarin tevens de straffen en maatregelen zijn opgenomen.
De volledige teksten van de relevante artikelen zijn opgenomen in de Wet op de economische delicten
Kosten voor ontwikkelingen die mogelijk zijn op basis van wijzigingsbevoegdheden, kunnen middels een aparte overeenkomst bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid verhaald worden. Gelet hierop is er geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan wordt, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot Inspraak geboden.
De resultaten van zowel het Overleg als de Inspraak zullen in het bestemmingsplan worden verwerkt.