direct naar inhoud van 3.2 Europees beleid
Plan: Trompstraat - Hoogeberg
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP0702TROMPSTRAAT1-O001

3.2 Europees beleid

Beslissingen over het grondgebruik in Nederland worden tot op zekere hoogte in Brussel genomen. Zoals alle andere lidstaten heeft Nederland immers beloofd de Europese regelgeving en richtlijnen volledig, nauwkeurig, bindend en tijdig te implementeren.

3.2.1 Milieubeleid

Het milieubeleid is één van de belangrijkste sectorale beleidsvelden dat van invloed is op de ruimtelijke structuur en kwaliteit van de leefomgeving en de inrichting van bestemmingsplannen. Diverse onderdelen van het Europees milieubeleid hebben een aanzienlijke ruimtelijke impact in Nederland. Voorbeelden zijn grenswaarden voor luchtkwaliteit (fijn stof en NO2), die gevolgen kunnen hebben voor woningbouw langs drukke wegen.

3.2.2 De Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn water (KRW)heeft betrekking op de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater. De Kaderrichtlijn gaat uit van een stroomgebiedbenadering en neemt ecologische waterkwaliteit als invalshoek. De Kaderrichtlijn water stelt (verplichte) doelen voor een goede ecologische en chemische toestand van het oppervlakte- en grondwater in 2015. In 2009 moeten stroomgebiedsbeheerplannen zijn vastgesteld. Om te voldoen aan de KRW worden op versschillende schaalniveaus waterplannen gemaakt.

De rijksoverheid, provincies, waterschappen en gemeenten maken eens in de 6 jaar waterplannen met voorstellen om het water in Nederland schoon en veilig te maken en te houden. Deze plannen gaan allemaal over verschillende delen van Nederland, soms over grote en vaak over kleine wateren.

Er zijn verschillende soorten plannen:

  • Water- en rioleringsplannen worden gemaakt door gemeenten voor het water in dorp en stad.
  • Waterbeheerplannen voor het beheer van beken, kanalen, plassen en boezems worden gemaakt door de waterschappen. Rijkswaterstaat beheert de grote rivieren en kanalen, het IJsselmeergebied, de Zuidwestelijke Delta en de Nederlandse delen van de Noordzee en Waddenzee en maakt daarvoor het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren. Rijkswaterstaat is onderdeel van het ministerie van Verkeer en Waterstaat.
  • Waterhuishoudingsplannen voor het provinciale waterbeleid worden gemaakt door de provincie
  • Nationaal Waterplan. Onder leiding van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat stelt het rijk het beleid op voor thema’s die landelijk spelen in het Nationaal Waterplan en ze stelt de stroomgebiedbeheerplannen voor het Nederlandse deel van de stroomgebieden Eems, Maas, Rijn en Schelde op. Daartoe behoort ook de afstemming met de andere landen in deze stroomgebieden. Het Nationaal Waterplan (NWP) is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Deze maatregelen van alle waterbeheerders gezamenlijk zijn vervolgens gebundeld in vier stroomgebiedbeheerplannen. In samenhang daarmee is er samen met de andere landen een internationaal overkoepelend plan per stroomgebied opgesteld. De stroomgebiedbeheerplannen worden aan de Europese Commissie toegezonden.

De Ministerraad heeft 27 november 2009 de stroomgebiedbeheerplannen 2009-2015 van Eems, Maas, Rijndelta (Nederlandse deel) en Schelde definitief vastgesteld. Tevens is de Nota van Antwoord Inspraak ontwerp-stroomgebiedbeheerplannen 2009-2015 vastgesteld. De eerste vier stroomgebiedbeheerplannnen zijn formeel met ingang van 22 december 2009 van kracht.

3.2.3 Het verdrag van Malta

Het Verdrag van Malta/Valetta , ook wel het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed, is op 16 januari 1992 in Valetta (op Malta) tot stand gekomen. Belangrijk doel van het verdrag is om bescherming van het archeologisch erfgoed in de bodem en inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling volwaardig mee te wegen in de besluitvorming. Als gevolg van het Verdrag van Malta is de Monumentenwet van 1988 gewijzigd. Culturele diversiteit geldt als een belangrijk criterium van de ruimtelijke kwaliteit.