Trompstraat - Hoogeberg

4.6 Bodem

Het is wettelijk verboden om te bouwen op verontreinigde grond. Om deze reden moeten bij de bouw altijd gegevens over de kwaliteit van de bodem bekend zijn. Een bodemonderzoek start met een verkennend onderzoek, dit bestaat uit een historisch onderzoek (conform de NVN 5725) en veldwerk (conform NEN 5740). De resultaten van dit onderzoek worden getoetst aan de Wet bodembescherming. Deze wet stelt dat de kwaliteit van de bodem geschikt moet zijn voor het beoogde gebruik van de locatie/ het gebied. De mate waarin de bodem verontreinigd mag zijn, is hiervan afhankelijk. Als uit de resultaten van het verkennend onderzoek blijkt dat er geen belemmering bestaat voor het beoogde gebruik, kan een geschiktheidsverklaring worden afgegeven. Als uit de resultaten blijkt dat er mogelijk wel een belemmering is wordt nader bodemonderzoek geadviseerd. In een nader bodemonderzoek wordt de ernst van de verontreiniging beoordeeld en de saneringsurgentie bepaald. De bouwvergunning wordt afgegeven als de bodem, eventueel na sanerende maatregelen, geschikt is voor het beoogde gebruik.

Bodemkwaliteitskaart

In 2007 is er voor het plangebied een bodemkwaliteitskaart beschikbaar gekomen. Hierdoor kan in veel gevallen worden volstaan met alleen historisch onderzoek. Voorwaarde hiervoor is dat het historisch onderzoek uitwijst dat op de locatie geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Ook mag grond met een gelijke kwaliteit vrij worden hergebruikt binnen het gebied van de kaart.

Voor de locatie zijn bij de Milieudienst IJmond gegevens beschikbaar over de kwaliteit van de bodem te weten:

De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in de rapporten “APS-Milieu verkennend bodemonderzoek (inclusief Asbest) R03-B101, APS-Milieu nader bodemonderzoek R03-B174 en APS-Milieu ontmanteling R03-B193”, opgesteld door APS-Milieu te Santpoort-Noord.

De locatie is door een onafhankelijk adviesbureau onderzocht op de aanwezigheid van grond- en grondwaterverontreinigende stoffen. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Nederlandse Norm (NEN) 5740: “Bodem. Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek” (NNI, oktober 1999) EN/OF de NEN 5707: “Inspectie, monsterneming en analyse van asbest in bodem en partijen grond” (NNI, mei 2003). Het perceel is onderzocht met als hypothese asbest verdachte locatie.

Hieronder volgt een samenvatting van de resultaten:

• 1. de bovengrond is licht verontreinigd met zink, PAK, minerale olie en lood
• 2. de bovengrond is sterk verontreinigd met PAK
• 3. de ondergrond is licht verontreinigd met PAK en minerale olie
• 4. het grondwater is niet onderzocht, omdat de grondwaterstand dieper is gelegen dan het voorgenomen werkniveau en er volgens de beschikbare informatie geen grondwater zal worden onttrokken
• 5. op het maaiveld is visueel geen asbesthoudend materiaal aangetroffen
• 6. in de opgegraven grond is visueel geen asbesthoudend materiaal aangetroffen
• 7. in de samengestelde grondmengmonsters is analytisch zeer licht asbesthoudend materiaal aangetroffen
• 8. de interventiewaarde asbest niet wordt overschreden
• 9. in het nader onderzoek wordt een mogelijk geval van ernstige bodemverontreiniging naar PAK niet bevestigd
• 10. er is geen aanleiding voor het uitvoeren van vervolgonderzoek.

Verder is nog een bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie door BK-Ingenieurs, projectnummer: 20080865 (15 augustus 2008). In de bovengrond zijn maximaal lichte verontreinigingen aangetroffen. Op basis van het bovenstaande bestaan er geen bezwaren tegen de realisatie van het bouwplan.

Het Verkennend bodemonderzoek van BK Ingenieurs van 15 augustus 2008 is opgenomen