Plan: | Gymzaal Santpoort-Zuid |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0453.BP1701GYMZAALSANT1-I001 |
Bij planvorming is de luchtkwaliteit één van de milieuaspecten waar onderzoek naar dient te worden verricht. In onderstaande zijn opmerkingen over de luchtkwaliteitaspecten voor de Van Dalenlaan te Santpoort-Zuid opgenomen. De Milieudienst IJmond heeft hieromtrent de nodige onderzoeken en adviezen uitgebracht.
Kader luchtkwaliteit
In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Als een bouwproject voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (minder dan 1.500 woningen of 100.000 m² kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.
Conclusie
Gezien het gegeven dat een kleinschalige ontwikkeling van een gymzaal veel minder impact heeft dan 1.500 woningen, kan worden geconcludeerd dat het project inderdaad niet in betekende mate invloed heeft op de luchtkwaliteit. Er hoeft dus niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. In verband met een goede ruimtelijke ordening wordt opgemerkt dat bij het plan sprake is van vrij lage achtergrondconcentratie van fijn stof en stikstofdioxide. Langs de Van Dalenlaan en Willem de Zwijgerlaan treden geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen op. Er kan ruimschoots worden voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. De Wet luchtkwaliteit vormt daarom geen knelpunt voor de realisatie van het plan.
Bij ruimtelijke plannen dient de beoogde ruimtelijke ontwikkeling beoordeeld te worden op verschillende externe veiligheidsaspecten uit het Besluit externe veiligheid voor inrichtingen (Bevi) en de circulaire 'risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS). Bij de beoordeling gaat het om de volgende risicobronnen.
Om te kunnen bepalen of een ruimtelijk plan voldoet aan de externe veiligheidsnormen, moeten eerst het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) worden bepaald. De verantwoordingsplicht is aan de orde als het invloedsgebied (effectafstand 1% lethaliteit) van een Bevi-inrichting over het gebied waarvoor een ruimtelijk plan wordt opgesteld, valt en/of het plangebied in het toetsingsgebied (200 m) aan weerszijden van een transportroute is gelegen.
Situatie
Het ruimtelijk plan omvat de bouw van een gymzaal ten behoeve van de aangrenzende Brederode Daltonschool met de mogelijkheid voor gebruik door derden. Een gymzaal valt onder de definitie van een beperkt kwetsbaar object. Het plangebied ligt in de 200 m-toetsingszone van de spoorlijn Haarlem-Beverwijk en van de bevoorradingsroute van het lpg-tankstation Benelite over de Willem de Zwijgerlaan.
Spoorlijn Haarlem-Beverwijk, DSM Agro
Op basis van het convenant dat de minister van VROM en V&W met DSM Agro heeft afgesloten, is de vestiging van DSM Agro in IJmuiden per 1 januari 2010 gesloten. Hierdoor is het structurele spoorvervoer van de gehele stroom ammoniak tussen Geleen en IJmuiden (gemiddeld 116.000 ton/jaar) definitief beëindigd.
Route vervoer gevaarlijke stoffen over de weg
In 2007 is er in het kader van het PF-II project 'transport gevaarlijke stoffen' een herkomst-bestemming onderzoek uitgevoerd (Arcadis). Uit deze inventarisatie blijkt dat het lpg-tankstation Benelite wordt bevoorraad over de Willem de Zwijgerlaan.
Plaatsgebonden risico: Aan de hand van de vuistregels in het VNG-boekje 'handreiking, externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen' voor het wegtype weg binnen de bebouwde kom, 50 km/h, kan worden afgeleid dat de Willem de Zwijgerlaan geen 10-6/jaar PR-contour heeft. Het aantal lpg-tankwagens is lager dan 8.000/jaar.
Groepsrisico: De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt niet overschreden. In de bijlage bij de toelichting is aangegeven hoe het groepsrisico getoetst is.
Conclusie
De planlocatie ligt in het toetsingsgebied (200 m) van de spoorlijn Haarlem-Beverwijk en de Willem de Zwijgerslaan in Santpoort-Zuid. Voor beide transport-modaliteiten geldt dat zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico voldoen aan het gestelde in het Bevi en de circulaire RNVGS. Het aantal personen dat na realisatie van het beoogde bouwplan aan de zone wordt toegevoegd brengt hierin (groepsrisico) geen verandering.
De regionale brandweer is door de gemeente Velsen geraadpleegd voor een advies over zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Dit advies is meegewogen bij de besluitvorming.
Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium 'een goede ruimtelijke ordening'. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009), het zogenaamde 'groene boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het Groene Boekje geeft adviesafstanden (zie tabel 4.1) die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.
De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden.
Tabel 4.1 Afstandsadviezen ten behoeve van de omgeving
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Het toetsen van het plan bestaat uit het toetsen van de afstanden van nieuwe milieubelastende activiteiten aan de reeds bestaande milieugevoelige functies (woningen, ziekenhuizen, scholen en verblijfsrecreatie).
Beoordeling plan
Een gymnastiekzaal valt onder milieucategorie 2 (SBI-code 9262 F, Sportscholen, gymnastiekzalen). Het plangebied is te typeren als een rustige woonwijk, omdat de wijk is ingericht volgens het principe van functiescheiding. In een rustige woonwijk wordt voor een gymnastiekzaal een richtafstand van 30 m ten opzichte van woningen geadviseerd. De afstand wordt enkel bepaald door het hinderaspect geluid (30 m). In het plangebied zijn binnen de richtafstand geen woningen aanwezig.
Conclusie
De milieuzonering levert geen belemmering voor het plan.
In het kader van de Wet geluidhinder liggen er geluidszones rond verkeerswegen en industrieterreinen met zware industrie. Binnen een zone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen, onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidsbelastingen van verkeers- en industrielawaai. In dit geval gaat het om een sporthal, dit is geen geluidsgevoelige bestemming.
Conclusie
De Wet geluidhinder vormt geen knelpunt voor de realisatie van het plan.
Het is wettelijk verboden om te bouwen op verontreinigde grond. Om deze reden moeten bij de bouw altijd gegevens over de kwaliteit van de bodem bekend zijn. Een bodemonderzoek start met een verkennend onderzoek, dit bestaat uit een historisch onderzoek (conform de NEN 5725) en veldwerk (conform NEN 5740). De resultaten van dit onderzoek worden getoetst aan de Wet bodembescherming. Deze wet stelt dat de kwaliteit van de bodem geschikt moet zijn voor het beoogde gebruik van de locatie. De mate waarin de bodem verontreinigd mag zijn, is hiervan afhankelijk. Als uit de resultaten van het verkennend onderzoek blijkt dat er geen belemmering bestaat voor het beoogde gebruik, kan een geschiktheidsverklaring worden afgegeven. Als uit de resultaten blijkt dat er mogelijk wel een belemmering is, wordt nader bodemonderzoek geadviseerd. In een nader bodemonderzoek wordt de ernst van de verontreiniging beoordeeld en de saneringsurgentie bepaald. De bouwvergunning wordt afgegeven als de bodem, eventueel na sanerende maatregelen, geschikt is voor het beoogde gebruik.
Bodemkwaliteitskaart
Voor het plangebied is een bodemkwaliteitskaart beschikbaar. Hierdoor kan in veel gevallen worden volstaan met alleen historisch onderzoek. Voorwaarde hiervoor is dat het historisch onderzoek uitwijst dat op de locatie geen bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden. Ook mag grond met een gelijke kwaliteit vrij worden hergebruikt binnen het gebied van de kaart.
Beschikbare gegevens plangebied
In het plangebied heeft een Verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden in 2009. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van de huidige bodemkwaliteit. Het onderzoek is gebaseerd op historisch onderzoek (NEN 5725) en veldwerk (NEN 5740).
Conclusies
Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de boven- en ondergrond van het plangebied plaatselijk licht verontreinigd zijn met zware metalen. Het uitvoeren van een nader bodemonderzoek is niet noodzakelijk. Op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem bestaat er geen bezwaar voor de voorgenomen locatieontwikkeling.
Met het waterbodemonderzoek is geen baggerspecie aangetroffen. De waterbodem betreft niet verontreinigde grond. Het verkennend bodemonderzoek is een momentopname en een indicatie van de kwaliteit van grond en grondwater.