Plan: | Van Diepenstraat |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0453.WP0401VANDIEPENST1-O001 |
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor het wijzigingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Dit wordt geïllustreerd door middel van een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt. Verder wordt ingegaan op het vigerende bestemmingsplan, dat met het wijzigingsplan deels worden herzien.
De directe aanleiding om voor dit gebied een wijzigingsplan op te stellen, is de door de gemeente in gang gezette herontwikkeling van de locatie. Op de locatie wordt woningbouw mogelijk gemaakt. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is een aanpassing van het bestemmingsplan nodig.
Het plangebied is gelijk aan het gebied dat in het moederplan 'Velsen-Noord' (zie paragraaf 1.4 Vigerend bestemmingsplan) is aangewezen als 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1'. De locatie ligt in de woonkern Velsen-Noord, hoek Wijkerstraatweg - Doelmanstraat.
Afbeelding 1.2.1 Plangebied: binnen het rode kader
Het nieuwe wijzigingsplan voorziet in een planologisch kader waarbinnen de ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.
Het vigerend bestemmingsplan voor het plangebied (en tevens moederplan) is bestemmingsplan 'Velsen-Noord' met IMRO code NL.IMRO.0453.BP0400VELSENNOORD1-R001, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 november 2015. Dit bestemmingsplan komt met het in werking treden van het wijzigingsplan gedeeltelijk te vervallen.
In het moederplan 'Velsen-Noord' (zie paragraaf 1.4 Vigerend bestemmingsplan) is de planlocatie in art. 23.1.8 aangewezen als 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1'.
Hieronder zijn de wijzigingsbevoegdheid en de daarbij behorende voorwaarden genoemd:
Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 1' zijn burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemmingen 'Wonen', 'Tuin' en 'Verkeer', waarbij de volgende randvoorwaarden gelden:
afbeelding 2.1: wijzigingsgebied 1 - Triangel locatie Van Diepenstraat
De gemeente Velsen wil aan de Van Diepenstraat kavels uit te geven voor zelfbouw in het kader van het zogenaamde kleinschalig opdrachtgeverschap (KO). De locatie betreft een braakliggend terrein waar voorheen Ontmoetingsschool De Triangel heeft gestaan.
Door het aanbieden van kavels wordt het voor velen mogelijk om de “ultieme woon carrière” te maken met een eigen gerealiseerde woning.
Op de locatie zullen 17 kavels worden uitgegeven voor woningbouw.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan diverse milieu- en andere sectorale aspecten die mogelijk beperkingen kunnen opleveren voor de uitvoering van het wijzigingsplan. Ten aanzien van het aspect milieu wordt ter inleiding het volgende opgemerkt.
Via de milieuwetgeving en de ruimtelijke ordening wordt getracht milieubelastende en milieugevoelige functies zo goed mogelijk te scheiden, teneinde overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Dit beïnvloedt de bestemmingstoekenning en de juridische regeling van de bestemmingen. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de verschillende relevante milieuaspecten zowel binnen als buiten het plangebied.
Groen
Volgens het groenbeleidsplan 'ruimte voor Groen', wat momenteel geldend is, maakt het groen binnen het plangebied geen onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur.
Het groen is geclassificeerd als 'groen met compensatieregeling'. Dat betekent dat het wel een belangrijke bijdrage levert met name aan de leefomgeving. Voor dit groen staat behoud voorop. Vermindering van groenoppervlakte mag niet plaatsvinden tenzij er een zwaarder wegend maatschappelijk belang dat noodzakelijk maakt. Het criterium 'de leefbaarheid van een wijk of wijkonderdeel door de ingreep sterk wordt verbeterd en het belang op langere termijn nog aanwezig is' is hier van toepassing.
Volgens voornoemd plan is er een aantal compensatiemethoden mogelijk zowel kwantitatieve compensatie als kwalitatieve compensatie.
Bij deze locatie is gekozen voor kwalitatieve compensatie. De oppervlakte groen wordt niet sterk verminderd.
afbeelding 4.2.1: groenclassificatie, 'groen met compensatieregeling'
Bij de ontwikkellocatie is ervoor gekozen om groenstroken voor de woningen en rondom het parkeerterrein aan te brengen. Deze stroken zullen worden ingevuld met gras en struikbeplanting waardoor er een hoogwaardiger beeld ontstaat. Er is een bomenonderzoek uitgevoerd voor de aanwezige bomen. Door storm is er in de tussentijd al een boom verloren gegaan. Uit het onderzoekrapport kan worden geconcludeerd dat de bomen niet het behouden waard zijn vanwege ziekte, instabiliteit of de levensverwachting. Daarom zullen er in het projectgebied nieuwe bomen worden aangeplant om dit te compenseren.
Afbeelding 4.2.2: inrichtingsschets terrein
Spelen
Het is niet nodig formele speelruimte in het plangebied in te plannen. In de nabijheid is een speelplek voor kleintjes (0-6jaar). Binnen een straal van 200m is een grote speelplek voor jonge en oudere kinderen. Bovendien heeft deze plek een voetbalkooi. Deze speelplek vervult een wijkfunctie.
De stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn opgenomen als voorwaarde voor de wijzigingsbevoegdheid, zie Hoofdstuk 2.
Er is gekozen voor een verkavelingsopzet die aansluit bij de reeds aanwezige stedenbouwkundige structuur. De straten rondom de locatie worden aan alle zijden begeleid door woningen. Aan de zijde van de Van Diepen- en Doelmanstraat zijn dit korte blokken met rijwoningen.
Het parkeren wordt aan de zijde van de Van Diepenstraat gepositioneerd zodat de Wijkerstraatweg volledig begeleid kan worden door woonbebouwing. Hier wordt uitgegaan van een combinatie van rijwoningen en 2-onder-1 kapwoningen die iets terugspringen in rooilijn zoals aan de overzijde van de straat ook het geval is.
Voor de bouwmassa wordt uitgegaan van 2 lagen met kap met een goothoogte van 7 meter en een nokhoogte van 10 meter. Dit vanwege de minimale benodigde binnenruimte die vereist wordt vanuit het bouwbesluit. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van de reguliere mogelijkheden voor aan-, uitbouwen en bijgebouwen, erkers, dakkapellen en dergelijke.
Parkeren
Voor wat betreft parkeren dient, bij nieuwbouw, uitbreiding of functiewisseling, te worden voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het gemeentelijk parkeernormenbeleid. Uitgangspunt bij dit beleid is dat de gegenereerde parkeerbehoefte binnen het eigen plangebied wordt opgelost. In het algemeen geldt voor grondgebonden woningen, afhankelijk van de woninggrootte, een parkeernorm tussen de 1,9/woning (>140m2 bvo) en 1,2/woning (>80m2 bvo). Deze normen zijn inclusief een bezoekersaandeel van 0,5-0,3 per woning. In het beleid zijn tevens normen opgenomen ten aanzien van de 'praktische parkeercapaciteit' bij woningen. Hierin staat hoe de norm wordt toegepast bij garages en opritten.
In het plangebied mag de openbare parkeergelegenheid aan de wegzijden van de van Diepenstraat (9 parkeervakken), Doelmanstraat (8 parkeervakken) en de Wijkerstraatweg (12 parkeervakken) aanliggend aan het te ontwikkelen perceel worden toegerekend aan de bouwontwikkeling.
Het plan voorziet in 17 grondgebonden woningen van onbekende grootte. Voor het grootste type grondgebonden woning geldt een parkeernorm van 1,9 parkeerplaats. De maximale parkeerbehoefte die dit plan dus genereert is (17 * 1,9 =) 32 parkeerplaatsen. Het plan voorziet in 29 nieuwe parkeerplaatsen (20 binnen plangebied en 9 in openbare ruimte in directe nabijheid daarvan). Het theoretische tekort van (32-29 =) 3 parkeerplaatsen (wat ontstaat als 17 grondgebonden woningen van maximale grootte worden gerealiseerd) kan worden opgevangen in openbare ruimte omdat de parkeerdruk op maatgevend piekmoment voor wonen hier relatief laag is.
Verkeer
De omringende wegen vallen binnen de 30km zone van Velsen-Noord. De Wijkerstraatweg (met op het drukste deel een etmaalintensiteit van circa 3.500 motorvoertuigen) ontsluit de wijk en de toekomstige woningen binnen het plangebied. De verkeerstoename van enkele tientallen motorvoertuigen per etmaal als gevolg van de woningbouw kan de Wijkerstraatweg op acceptabele wijze verwerken. Aangezien de inrit naar een deel van de parkeergelegenheid binnen het plangebied zich aan de Van Diepenstraat bevindt zal er ook hier en in de Doelmansstraat een beperkte verkeerstoename optreden. De verkeerstoename kunnen deze wegen goed opvangen omdat hier hoofdzakelijk bestemmingsverkeer rijdt (en de verkeersintensiteit dus laag is).
Verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de vaststelling van het wijzigingsplan.
Een van de doelen van het woonbeleid afgelopen jaren voor Velsen-Noord is om te komen tot een wijk met een meer gedifferentieerde bevolkingssamenstelling. Dat vraagt om een woonwijk met een gedifferentieerde woningvoorraad, waarbinnen de huidige bewoners een wooncarrière kunnen maken en waar ook vestigers uit alle inkomenscategorieën zich in redelijke mate kunnen vestigen.
De woningvoorraad van Velsen-Noord is eenzijdig samengesteld. Dit leidt er toe dat ouderen en financieel draagkrachtige huishoudens wegtrekken uit Velsen-Noord omdat een voor deze groepen geschikt woningaanbod ontbreekt. Anderzijds worden financieel minder draagkrachtige huishoudens met name uit Beverwijk en Heemskerk aangetrokken door het grote aanbod goedkope woningen.
De achtereenvolgende woningmarktonderzoeken laten zien dat de verhuisgeneigdheid in Velsen-Noord relatief groot is. Bewoners uit Velsen-Noord willen wel in Velsen-Noord blijven wonen. De bestaande woningvoorraad sluit niet aan bij de vraag van de verhuisgeneigden in Velsen-Noord. De ontwikkeling van een wooncarrière binnen Velsen-Noord wordt belemmerd door het ontbreken van voldoende differentiatie in de soorten en prijsklassen van de woningen. Er is een bovengemiddelde vraag naar eengezinswoningen, portiekwoningen en seniorenwoningen. Door te bouwen in het gewenste segment kan de doorstroming worden bevorderd. Naarmate het woningaanbod meer gedifferentieerd is en nieuwbouw goed aansluit op de bestaande voorraad, worden de kansen op het maken van een wooncarrière groter.
Het kleinschalig opdrachtgeverschap biedt inwoners de kans om een woning naar eigen inzicht te realiseren en mogelijk een stap in de wooncarrière te maken binnen Velsen-Noord.
In dit hoofdstuk worden de relevante milieuaspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidzones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Planspecifiek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 17 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.
Omdat het college bevoegd gezag is voor de vaststelling van het wijzigingsplan, is het college tevens bevoegd gezag om het m.e.r.-beoordelingsbesluit te nemen. Dit besluit is separaat genomen.
Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. In de publicatie zijn adviesafstanden die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.
De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden. Voor de realisatie van nieuwe ontwikkelingen zal getoetst worden aan de richtafstand uit de publicatie Bedrijven en Milieuzonering.
Planspecifiek
Het plangebied ligt in een bestaand woongebied. De beoogde woningen zijn in geen geval maatgevende woningen voor milieubelastende activiteiten. De woningen vormen dan ook geen beperking voor activiteiten in de omgeving. Op circa 60 meter is een brede school gevestigd. De richtafstand aan te houden tussen een school en woningen is in een rustige woonwijk 30 meter. Er kan ruimschoots aan deze richtafstand voldaan worden. In bestemmingsplan Velsen-Noord zijn de nabij gelegen industriefuncties afgestemd op het bestaande woongebied door deze te zoneren, hiermee zijn de bestaande woningen en de industriefuncties op elkaar afgestemd. Doordat de beoogde woning verder van het industrieterrein afliggen dan de huidige woningen wordt ook voor dit plan voldaan aan de richtafstanden voor het industrieterrein.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit plan. Bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering beperkt en ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bev-I), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (c-RNVGS inclusief het Basisnet) en het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bev-B).
Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 /jaarcontour (wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten geprojecteerd worden.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt van minimaal 10 personen. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Nagegaan moet worden of op het gebied van externe veiligheid belemmeringen of beperkingen worden ondervonden voor het te nemen onderliggend ruimtelijk besluit. Hierbij is getoetst aan bronnen die een extern veiligheidsrisico in kunnen houden.
Het gaat daarbij om de volgende risicobronnen:
Planspecifiek
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied/ 200 meter toetsingszone voor van de volgende risicobronnen:
Risico-inventarisatie
Hogedruk aardgastransportleiding GasUnie
In het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van een aardgastransportleiding. Dit betreft leiding A-565 (66,2 bar, 12 inch). Overeenkomstig de rekenmethodiek Bev-B zijn in 2011 en 2012 alle buisleidingen in het plangebied "Velsen-Noord" doorgerekend (AVIV, kwantitatieve risicoanalyse IJmond leidingen, punt 3 en 4) en (GasUnie, kwantitatieve risicoanalyse, blok I31).
Uit de resultaten van beide risicoanalyses blijkt dat de buisleidingen geen 10-6/jaar PR-contour heeft. Het groepsrisico van de hogedruk aardgastransportleiding ligt onder de 0,1x de oriënterende waarde.
Gelet op het aantal personen dat maximaal wordt toegevoegd, zal het plan niet leiden tot een noemenswaardige stijging van het groepsrisico. Het groepsrisico zal ook na realisatie van het plan onder de 0,1 x de oriënterende waarde liggen.
Schiphol
Het plan ligt in het afwegingsgebied, als opgenomen in bijlage 3 van het van het Luchthaven indelingsbesluit (LIB) voor de luchthaven Schiphol. Op basis van Artikel 2.2.1d onder 2 dient de gemeente in de toelichting op het wijzigingsplan gemotiveerd aan te geven op welke wijze rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen. De planlocatie ligt in de woonkern van Velsen-Noord en maakt de realisatie van 17 woningen mogelijk. Het plan heeft geen noemenswaardige gevolgen voor de bebouwings- en bevolkingsdichtheid. Gezien de geringe toename van het aantal personen zal het groepsrisico vanwege Schiphol niet wijzigen.
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
In 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Op de beoordeling van luchtkwaliteit is niet alleen de Wet milieubeheer van toepassing, maar ook het Besluit niet in betekende mate bijdragen en drie regelingen.
De volgende grenswaarden (jaargemiddeld, tenzij anders vermeld) zijn opgenomen in de Wet milieubeheer:
In de praktijk zijn alleen de normen voor stikstofdioxide en fijn stof van belang.
Planspecifiek
Het plan betreft een relatief kleinschalige woningbouwontwikkeling waarbij geen grote toename van de verkeers- of verbrandingsemissies zijn te verwachten (niet in betekende mate bijdragend).
Uit de Monitoringstool (www.nsl-monitoringstool.nl) blijkt dat in het plangebied ruimschoots kan worden voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. De conclusie is dat de luchtkwaliteit geen knelpunt vormt voor het vaststellen van het plan.
In het kader van de Wet geluidhinder liggen er geluidzones rond wegen, spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een geluidzone moet voor het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.
Woningen, scholen, kinderdagverblijven, zieken- en verzorgingshuizen, woonwagenterreinen en aangewezen ligplaatsen voor woonschepen zijn geluidgevoelige bestemmingen volgens de Wet geluidhinder.
Als de geluidbelasting op de gevel van de nieuwe geluidgevoelige bestemming de voorkeursgrenswaarde van een geluidbron overschrijdt, en deze kan door redelijke maatregelen niet worden teruggebracht, moet gelijktijdig met de planprocedure door het bevoegd gezag in het kader van de Wet geluidhinder een hogere waarde voor de geluidbelasting worden vastgesteld. Een hogere waarde voor de geluidbelasting kan, onder voorwaarden, worden vastgesteld tot de maximale ontheffingswaarde voor de betreffende geluidbron.
Planspecifiek
Wegverkeerlawaai
De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel van woningen bedraagt 48 dB. De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, vanwege een weg mag niet hoger worden vastgesteld dan 53 dB in buitenstedelijk gebied en 63 dB in stedelijk gebied. Voor woningen in een zone van een autosnelweg geldt altijd het beschermingsniveau voor buitenstedelijk gebied.
De locatie is niet gelegen in een zone voor wegverkeerslawaai. Voor de omliggende wegen geldt een snelheid van 30 km/uur, deze wegen hebben geen zone.
Industrielawaai
De locatie is gelegen in de zone van het geluidgezoneerd industrieterrein IJmond. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 50 dB(A) een hogere grenswaarde is tot maximaal 55 dB(A) toegestaan. Op basis van de zone kaart ligt de locatie tussen de 50 dB(A) en 55 dB(A) contour. De zonebeheerder van het industrieterrein heeft aangegeven dat de geluidbelasting op de planlocatie 53 dB (A) bedraagt. Voor het plan zal een hogere waarde voor industrielawaai worden vastgesteld.
Spoorweglawaai
Het plangebied ligt niet binnen de geluidzone van een spoorlijn.
Schiphol
Het plangebied ligt in het afwegingsgebied geluid en externe veiligheid (LIB 5), als opgenomen in bijlage 3 van het Luchthaven indelingsbesluit (LIB) voor de luchthaven Schiphol. Door de ligging, van het afwegingengebied, binnen Bestaand Stedelijk Gebied (BSG) vormt voor het aspect geluid geen beperkingen voor het plan.
Conclusie luidt dat voor het plan een hogere waarde voor industrielawaai dient te worden vastgesteld. Wat door de Omgevingsdienst IJmond zal worden gedaan. Het ontwerpbesluit zal seperaat aan dit wijzigingsplan ter inzage gelegd worden.
In het bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met de kwaliteit van de bodem ter plaatse. Het is wettelijk verboden om te werken in sterk verontreinigde grond zonder benodigde veiligheidsmaatregelen en meldingen. Om te kunnen bepalen of de bodem in het plangebied geschikt is voor het beoogde gebruik dient bij voorgenomen bouwactiviteiten een bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Uit het historisch onderzoek kan blijken dat (op een deel van een locatie) reeds een recent bodemonderzoek heeft plaatsgevonden. In dat geval kan mogelijk worden volstaan met de resultaten van dat bodemonderzoek mits het uitgevoerde onderzoek voldoende betrekking heeft op het te ontwikkelen terrein. Uit het historisch onderzoek kan tevens blijken dat in een eerder uitgevoerd bodemonderzoek een verontreiniging is aangetoond die een belemmering zou kunnen vormen voor het beoogde gebruik. Indien uit een verkennend bodemonderzoek blijkt dat er een verontreiniging is aangetoond dan dient een nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd om de eventuele ernst van de verontreiniging en eventuele noodzaak tot bodemsanering vast te stellen. Wanneer de locatie naar aanleiding van het historisch of verkennend bodemonderzoek als asbestverdacht wordt aangemerkt dan dient tevens een asbestonderzoek te worden verricht conform de geldende normen.
In de gemeente Velsen is het generieke beleid vanuit het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit is een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld. Bij grondverzet dient de kwaliteit van de bodem te worden vastgesteld door middel van partijkeuringen. Dit geldt zowel voor de kwaliteit van de toe te passen grond als van de ontvangende bodem. Om een partij grond te mogen toepassen moet de partij worden getoetst aan zowel de bodemkwaliteit van de ontvangende bodem als aan de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. Bij deze dubbele toets geldt dat de kwaliteitsklasse van de toe te passen partij grond moet voldoen aan de strengste norm.
Planspecifiek
Er is voor de locatie een verkennende bodemonderzoek (BK Ingenieurs, projectnummer 153001, d.d. 9 september 2015) uitgevoerd. Het bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740. Tijdens het bodemonderzoek zijn in de bovengrond maximaal licht verhoogde gehaltes aangetroffen. In de ondergrond en het grondwater zijn geen verhoogde gehaltes aangetroffen.
Op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en de huidige regelgeving bestaat er geen bezwaar tegen de wijziging van het bestemmingsplan en de afgifte van een omgevingsvergunning voor nieuwbouw.
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden in het plangebied. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Sinds 2017 zijn beide thema's opgenomen in de Wet natuurbescherming. De taken op grond van deze wet zijn gedecentraliseerd.
Gebiedsbescherming
De bescherming van Natura 2000 gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. Ecologisch onderzoek naar effecten van plannen op Natura 2000 gebieden staat bekend als de 'Habitattoets'. Deze bestaat uit een Voortoets en eventueel een zogenoemde "passende beoordeling" als uit een Voortoets blijkt dat er mogelijk significante gevolgen zijn. De belangrijkste aspecten die bij de beoordeling van mogelijke invloed op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000 gebieden aan de orde komen zijn: oppervlakteverlies, verontreiniging, verdroging, vermesting door stikstofdepositie, geluid, licht, verstoring door mensen, mechanische effecten en versnippering. Voor bestemmingsplannen, bouwplannen of andere activiteiten, kan het noodzakelijk zijn dat een Wet natuurbeschermingsvergunning aangevraagd dient te worden.
Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) zijn aangewezen in een provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het gaat om:
Soortbescherming
Soortbescherming wordt eveneens geregeld in de Wet natuurbescherming. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Ten opzichte van voorheen zijn er minder soorten, en ook andere soorten beschermd. Belangrijk is het gegeven dat beschermde soorten ook buiten natuurgebieden voorkomen.
De soortenbescherming in de Wet natuurbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Voor alle beschermde soorten geldt een ontheffingsplicht. Bij ieder regime is een ander afwegingskader voor het verlenen van ontheffingen van toepassing. Voor soorten die vallen onder Vogel- of Habitatrichtlijn wordt ontheffing van de verbodsbepalingen slechts verleend, indien:
Het bevoegd gezag kan voor de soorten die zijn opgenomen in het 'beschermingsregime andere soorten' een vrijstellingsbesluit nemen. Het vrijstellingsbesluit van de provincie Noord-Holland is te vinden op de internetsite: https://www.noord-holland.nl/ Onderwerpen/Natuur/Natuurbescherming.
In de Wet natuurbescherming is een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet.
Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden sommige verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming niet.
Planspecifiek
Het plan betreft het bouwen van woningen op een plantsoen met enige opgaande bomen en struiken. Er is een Ecologische QuickScan uitgevoerd om eventueel aanwezige beschermde soorten in het kader van de Wet Natuurbescherming in kaart te brengen. Het plangebied is op circa 2 km gelegen van het beschermd natuurgebied Natura 2000. Gezien de beperkte omvang van het plan, worden er geen negatieve effecten verwacht voor het Natura 2000 gebied Kennemerland-Zuid.
Er is gebleken dat er vleermuiskasten aanwezig zijn in een tweetal bomen binnen het plangebied. De aanwezige bomen en struiken vormen echter geen doorgaande groenstructuur met andere lanen of bosschagestroken in de omgeving, waardoor van een vliegroute voor vleermuizen geen sprake is. Gezien het aantal waarnemingen is ook van een belangrijk foerageergebied geen sprake. Echter is wel geconstateerd dat één van de aanwezige vleermuiskasten in gebruik is als zomerverblijfplaats voor vleermuizen. In de wet natuurbescherming vormen ook (in gebruik zijnde) kasten een vaste rust- en verblijfplaats voor vleermuizen. Met de voorgenomen kap van de aanwezige bomen zal de aanwezige vleermuisverblijfplaats ook verdwijnen. Echter wordt een vleermuiskast, opgehangen in een boom, beschouwd als een tijdelijk alternatief voor gebouw bewonende soorten als gewone dwergvleermuizen. Aangezien het geen natuurlijke verblijfplaats vormt, dient in overleg met het bevoegd gezag (Provincie Noord-Holland/ RUD Noord-Holland Noord) te worden bepaald of de kasten kunnen worden verplaatst en onder welke voorwaarden. Ook dient een ontheffing te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, dit is inmiddels gedaan.
Aan de hand van de overeengekomen mitigerende maatregelen, kan het bevoegd gezag een ontheffing, dan wel een verklaring van geen bedenkingen afgeven voor de voorgenomen herinrichting van het plangebied aan de Van Diepenstraat te Velsen-Noord.
Duurzaam bouwen is het op zodanige manier bouwen dat gedurende de gehele levensloop van het gebouw en de gebouwde omgeving zo min mogelijk (milieu-)belasting ontstaat. Aandacht voor duurzaamheid betekent expliciete aandacht voor een gezond, leefbaar binnenmilieu van de woningen, beperkingen van de negatieve gevolgen voor mens en milieu en beperkingen van de woonlasten op termijn (energierekening).
Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen
Gemeente Velsen heeft voor duurzaam bouwen een lokaal stimuleringsbeleid geformuleerd in het Milieubeleidsplan van 2015-2020. Een instrument om duurzaam bouwen inzichtelijk en meetbaar te maken is GPR-gebouw. Dit instrument geeft rapportcijfers voor een bouwplan. De gemeente Velsen heeft momenteel een GPR-score van minimaal een 8 voor Energie en Gezondheid en minimaal een 7,5 voor de thema's Milieu, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. Voor een hoekwoning en vrijstaande woning wordt de score 0,5 punt lager gesteld. Voor een hoger niveau van duurzaam bouwen is het mogelijk om de ambitie te verhogen naar minimaal 9 voor het thema 'energie' (richting BENG, "Bijna Energie Neutrale Gebouwen").
Landelijk en Europees beleid
Vanaf 1 januari 2020 moet alle nieuwbouw voldoen aan de eisen voor BENG, "Bijna Energie Neutrale Gebouwen". BENG vervangt dan de EPC. BENG stelt ook de eis dat de energiebronnen voor het gebouw in bepaalde mate duurzaam moeten zijn.
In het nationaal energieakkoord voor duurzame groei is afgesproken dat de energievoorziening in 2050 geheel klimaatneutraal is. Voor de gebouwde omgeving betekent dat geen aardgas meer gebruikt mag worden voor het verwarmen van gebouwen: de warmtetransitie (Energierapport van het ministerie van Economische Zaken).
Energietransitie
We stappen over van fossiele brandstoffen naar duurzame energie, wat onder andere betekent dat we straks geen aardgas meer gebruiken voor verwarmen en koken. Dit wordt ook wel de energietransitie genoemd. Hiervoor is energie besparen door bijvoorbeeld isolatiemaatregelen en opwekken van duurzame energie uit zon en wind van groot belang.
Aardgasvrije nieuwbouw
Op 1 februari 2018 heeft de gemeente Velsen de intentieovereenkomst voor aardgasvrije nieuwbouw ondertekend samen met de andere gemeenten in de metropoolregio Amsterdam. In deze intentieovereenkomst is opgenomen dat alle nieuwbouwwoningen waarover het besluit om te bouwen na 1 februari 2018 valt, worden opgeleverd zonder aardgasaansluiting.
De intentieovereenkomst sluit aan op het besluit dat de Eerste Kamer op 6 april 2018 nam om de gasaansluitplicht voor nieuwbouw uit de wet te schrappen. Per 1 juli 2018 is de wet VET van kracht die zegt dat het niet meer is toegestaan om nieuwbouw met aardgas te realiseren, tenzij de gemeente beslist dat er zwaarwegende belangen zijn om hiervan af te wijken. Aardgasvrij is dus de norm.
Conclusie
Als gevolg van de gewijzigde wetgeving zullen de nieuw te bouwen woningen in het plangebied niet worden voorzien van een gasaansluiting.
Voor de aanvrager is een GPR Gebouw licentie beschikbaar, deze kan worden aangevraagd bij info@odijmond.nl. De GPR Gebouw berekening is een communicatie- en hulpmiddel om nog meer duurzame maatregelen te treffen tegen geringe meerkosten, zoals hogere isolatiewaarden, triple glas, test kierdichtheid opnemen en luchtdicht bouwen.
Beleidsnota Archeologie
In 2017 heeft de gemeente de Beleidsnota archeologie Velsen (BAV) met bijbehorende beleidskaart vastgesteld. Op de beleidskaart geeft het gemeentebestuur aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningsplichtig zijn met betrekking tot archeologie. Op de kaart is alle aangetoonde, bekende aanwezige archeologisch erfgoed op het gemeentelijke grondgebied weergegeven. Daarnaast is aangegeven wat de verwachting is op het aantreffen van (nog onbekende) archeologische resten in de bodem. Aan de bekende en te verwachten archeologische resten is een waarde toegekend. Op basis van deze archeologische waarde zijn categorieën vastgesteld met elk hun eigen regime. Zo is voor de gebieden met een zeer hoge archeologische verwachting een strenger regime bepaald en hebben de gebieden met een lage archeologische verwachting een ruimer regime gekregen.
Planspecifiek
Op grond van de beleidskaart is Velsen-Noord aangemerkt als Categorie 3, met als omschrijving "zones met een hoge archeologische verwachting (uiteenlopende periodes, inclusief buitenplaatsen)." Hier voor geldt dat bij bodemverstorende activiteiten in plangebieden groter dan 100 m² en dieper dan 40 cm beneden maaiveld een waardestellend archeologisch rapport dient te worden overgelegd.
In maart 2018 is, in opdracht van de gemeente Velsen, door Archeologenbureau Argo een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het terrein aan de Van Diepenstraat te Velsen-Noord, waar voorheen basisschool de Triangel was gelegen. Aansluitend hierop is op de locatie een verkennend booronderzoek uitgevoerd.
Conclusie
Uit onderzoeken is gebleken dat de archeologische verwachting van het plangebied naar laag kan worden bijgesteld. In de regels is daarom Waarde-Archeologie categorie 6 opgenomen. Archeologisch vervolgonderzoek of beschermende maatregelen zijn niet nodig. Archeologie staat niet in de weg aan de ontwikkeling.
Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.
Doel daarvan is uitgangspunten en wensen van duurzame watersystemen te vertalen naar concrete gebiedsspecifieke ruimtelijke uitgangspunten en deze weer te geven in het bestemmingsplan of wijzigingsplan. Als hoofdprincipe geldt hierbij dat afwenteling moet worden voorkomen. Voor het watersysteem wordt dan ook de drietrapsstrategie vasthouden-bergen-afvoeren gehanteerd.
Zowel in het landelijk beleid (Nationaal Waterplan, Bestuursakkoord Water), als in het beleid van de Provincie Noord-Holland en het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft water een belangrijke plaats gekregen binnen de ruimtelijke ordening.
In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient een mede-ordenend principe te zijn. Om dit te bereiken heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw de term Watertoets geïntroduceerd. De Watertoets wordt beschreven als een proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij relevante ruimtelijke plannen en besluiten van zowel Rijk, provincie, hoogheemraadschap en gemeente.
Onderstaand wordt een beschrijving gegeven van de wateraspecten binnen het wijzigingsplan "Van Diepenstraat" en de maatregelen die genomen worden ten behoeve van waterbeheer buitenom het wijzigingsplan.
Het klimaat verandert. Naast zeespiegelstijging verwacht het KNMI hogere temperaturen, nattere winters, hevigere regenbuien en kans op drogere zomers. Dit heeft gevolgen voor de stedelijke omgeving. Er zal vaker sprake zijn van wateroverlast en hittestress. Dit zijn problemen waar iedereen mee te maken kan krijgen en waarbij de verantwoordelijkheid verder reikt dan van de gemeente alleen. Het heeft daardoor invloed op de ruimtelijke ordening.
De gemeente heeft een digitale klimaatatlas die verwachte effecten inzichtelijk gemaakt. Deze effecten zijn op hoog detailniveau bepaald met de meest recente gegevens en berekeningsmethoden. Met behulp van nieuwe gegevens of door het uitvoeren van maatregelen veranderen de effecten. De Klimaatatlas wordt daarom regelmatig bijgewerkt zodat steeds de meest recente effecten zichtbaar zijn. Het vormt daarmee een basis om bij ruimtelijke ingrepen te bespreken welke klimaatadaptieve maatregelen genomen moeten worden.
Het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is de waterbeheerder voor deze locatie en heeft de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer en het beheer van waterkeringen.
Er zijn geen waterkeringen nabij de wijzigingslocatie.
Het plangebied Van Diepenstraat ligt in de binnenduinrand. Binnen het plangebied komt geen oppervlaktewater voor.
Het grondwater stroomt in Velsen-Noord af richting het Noordzeekanaal. De grondwaterstand fluctueert over de seizoenen en natte en droge jaren drukken hun stempel op de hoogte van het grondwater.
Het maaiveld van het plangebied ligt op circa +1,8 m NAP. De gemiddeld hoogst optredende grondwaterstand bedraagt circa +1,00 m NAP.
Het rioolstelsel in Velsen-Noord is oorspronkelijk aangelegd als gemengd rioolstelsel, maar is in de afgelopen jaren omgebouwd naar een gescheiden rioolsysteem. In de Wijkerstraatweg is een gescheiden stelsel aanwezig.
De gemeente Velsen hanteert het uitgangspunt dat afvalwater en hemelwater bij de bron gescheiden moet worden. Hemelwater wordt bij voorkeur ter plaatse geïnfiltreerd in de bodem of kan worden gebufferd op het dak bij realisatie van een groen-blauw dak.
Door het afkoppelen van hemelwater en de lokale verwerking neemt de hoeveelheid hemelwater in de afvalwaterketen af en wordt de bebouwde omgeving klimaatbestendiger. Een klimaatbestendige aanpak is nodig omdat als gevolg van klimaatwijziging vaker sprake zal zijn van extreme buien.
De toelichting dient een duidelijk beeld van het wijzigingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten te geven. Met name een goede afstemming tussen de toelichting en de beide juridische onderdelen (verbeelding en regels) van het wijzigingsplan is van groot belang. De plantoelichting geeft een toelichting op het wijzigingsplan, maar maakt geen deel uit van het wijzigingsplan.
In de inleidende bepalingen is aangegeven wat de naam van het plan is en waaruit dit wijzigingsplan bestaat.
Wijze van meten
In de regels en op de verbeelding kunnen goot- en/of bouwhoogtes zijn opgenomen. Indien er alleen sprake is van een bouwhoogte, dan mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding of in de regels staat opgenomen. Er kan hierbij zowel sprake zijn van een platte afdekking als van een andere kapvorm mits de kap niet hoger is dan de aangegeven maximale bouwhoogte.
Indien de maximale bouwhoogte in combinatie met de goothoogte wordt gehanteerd is de maximale bouwhoogte te beschouwen als de nokhoogte. Er is in dat geval afdekking toegestaan middels een plat dak of een kap. De kap bestaat uit hellende dakvlakken, waarbij de goot niet hoger is dan de maximale goothoogte. Een dakvlak zal hierbij in zijn geheel onder dezelfde hellingshoek vallen. De beide dakvlakken treffen elkaar in de nok, welke maximaal op de maximaal toegestane bouwhoogte is gelegen. Er dient dus sprake te zijn van een daadwerkelijke nok met evenwijdige dakvlakken.
Er kan ook sprake zijn van een platte afdekking, maar dan is er sprake van een boeibordhoogte. Deze platte afdekking mag dan niet hoger zijn dan de maximaal toegelaten goothoogte.
Indien in de regels een goothoogte en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is opgenomen, dan gelden de op de verbeelding opgenomen hoogtes. Indien in de regels een goot en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding alleen een bouwhoogte, en geen goothoogte, is opgenomen dan is er sprake van alleen een bouwhoogte.
De meeste artikelen spreken voor zich. Voor zover dit iets kan verduidelijken wordt hieronder per artikel een korte toelichting gegeven.
Het wijzigingsplan Van Diepenstraat is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit wijzigingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.
Het wijzigingsplan maakt de ontwikkeling van maximaal 17 woningen mogelijk. De locatie waarvoor de ontwikkeling is voorzien, is in eigendom van de gemeente Velsen. Het plan wordt ontwikkeld door particulieren. Ten behoeve van de ontwikkeling zal door betrokken partijen een overeenkomst worden gesloten. Hierdoor zal het vaststellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) niet nodig zijn, omdat de kosten anderszins zijn verzekerd.
Door Antea Group is in opdracht van de gemeente Velsen in juni 2018 een risicoanalyse opgesteld met betrekking tot planschade. De uitkomst van deze analyse is dat de voorgenomen planologische ontwikkeling naar verwachting geen schade oplevert die op grond van artikel 6.1 Wro voor tegemoetkoming in aanmerking dient te komen.
Het ontwerp van het wijzigingsplan wordt in het kader van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening voor de duur van 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn van terinzagelegging krijgen belanghebbenden de gelegenheid om schriftelijk een zienswijze kenbaar te maken.