direct naar inhoud van Toelichting
Plan: De Ring
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.WP0805DERING1-R001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor het wijzigingsplan en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Dit wordt geïllustreerd door middel van een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt. Verder wordt ingegaan op het vigerende bestemmingsplan, dat met het nieuwe wijzigingsplan deels wordt herzien.

1.1 Aanleiding

De directe aanleiding om voor dit gebied een nieuw bestemmingsplan op te stellen, is de ontwikkeling van het project 'De Ring'. Dit project behelst de nieuwbouw van sporthal Zeewijk, basisschool De Zandloper en peuterspeelzaal Humpie Dumpie. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is een aanpassing van het bestemmingsplan nodig.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelijk aan het gebied dat in het moederplan 'IJmuiden West' (zie paragraaf 1.4 Vigerend bestemmingsplan) is aangewezen als 'WRO-zone - wijzigingsgebied 3'. De locatie ligt op de hoek Planetenweg - Eenhoornstraat in IJmuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0805DERING1-R001_0001.jpg"

Afbeelding 1 Plangebied

1.3 Doel

Het nieuwe bestemmingsplan voorziet in een planologisch kader waarbinnen de ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerend bestemmingsplan voor het plangebied (en tevens moederplan) is bestemmingsplan 'IJmuiden West' met IMRO code NL.IMRO.0453.BP0800IJMUIDENWES1-R001, vastgesteld door de gemeenteraad op 20 juni 2013. Dit bestemmingsplan komt met het in werking treden van het wijzigingsplan gedeeltelijk te vervallen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Het plan voorziet in de bouw van een multifunctioneel gebouw waarin de sportfunctie (vervangende nieuwbouw voor de op termijn te slopen sporthal Zeewijk), wordt gecombineerd met de maatschappelijke functies onderwijs (nieuwbouw voor de basisscholen Klipper-Zeewijk en De Zandloper) en een peuterspeelzaal (Humpie Dumpie).

Hoofdstuk 3 Wijzigingsplanregeling

De ontwikkeling van het project 'De Ring' kan planologisch mogelijk worden gemaakt door de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan 'IJmuiden West' te gebruiken. Hiertoe dienen de gronden gewijzigd te worden middels een binnenplanse wijzigingsprocedure ex artikel 3.6 Wro. Bij de wijziging van het gebied dient te worden voldaan aan de wijzigingsregels zoals opgenomen in het bestemmingsplan.

In de toelichting op het bestemmingsplan 'IJmuiden West' is het volgende opgenomen:

De gemeenteraad heeft op 22-9-2011 (besluit R11.051) besloten te kiezen voor nieuwbouw van sporthal Zeewijk met voorkeur voor een combinatie met nieuwbouw voor basisschool De Zandloper (kavel D van project Nieuw Helmduin). In het bestemmingsplan wordt een bouwrecht opgenomen voor de sporthal, terwijl ten behoeve van de realisatie van een (brede) school met peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang een wijzigingsbevoegdheid wordt opgenomen, conform onderstaande uitgangspunten.

Door het opnemen van een globaal bouwvlak met een bebouwingspercentage van 25% ten behoeve van de nieuwe sporthal, voorziet het bestemmingsplan in een bouwrecht voor de bouw van de sporthal. Voor de ligging van het bouwvlak zie afbeelding 5. Door gebruikmaking van een bebouwingspercentage wordt maximale flexibiliteit geboden ten behoeve van de uitvoering van deze ontwikkeling. Door middel van de wijzigingsbevoegdheid wordt tevens voorzien in de latere bouw van een school met peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang op het terrein (het totaal bebouwingspercentage van het bouwvlak wordt dan verhoogd naar maximaal 50%). De voorwaarden voor gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van realisatie van een (brede) school met peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang zijn:

  • het totale bebouwingspercentage van het bouwvlak wordt maximaal 50%;
  • de maximum bouwhoogte van de bebouwing is 10 meter;
  • er dient voldoende parkeergelegenheid gerealiseerd te worden (conform de op het
    moment van het verlenen van de omgevingsvergunning geldende parkeernormen);
  • er dient een goede ontsluiting gerealiseerd te worden;
  • kostenverhaal dient via een (exploitatie)overeenkomst verzekerd te zijn.

De wijzigingsregels zijn geformuleerd in artikel 27.1.4. 'Wro-zone - wijzigingsgebied 3' van het bestemmingsplan 'IJmuiden West'. Hierin is het volgende opgenomen:

Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3' zijn burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de
bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemmingen 'sport', 'verkeer', 'groen' en
'maatschappelijk', ten behoeve van de realisatie van een school, peuterspeelzaal en een
buitenschoolse opvang, waarbij de volgende randvoorwaarden gelden:

  • 1. het bebouwingspercentage van het bouwvlak wordt maximaal 50%;
  • 2. de maximum bouwhoogte is 10 meter;
  • 3. er moet voldoende parkeergelegenheid worden gerealiseerd (conform de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning geldende parkeernormen Velsen);
  • 4. er dient een goede ontsluiting gerealiseerd te worden;
  • 5. kostenverhaal dient via een (exploitatie)overeenkomst verzekerd te zijn;
  • 6. er dient te worden voldaan aan alle geldende milieu-eisen en er dient een natuurtoets te
    zijn uitgevoerd;
  • 7. na wijziging zijn de bepalingen uit Artikel 15 Sport, Artikel 17 Verkeer, Artikel 10 Groen
    en Artikel 13 Maatschappelijk op de gronden van toepassing.


Hieronder een uitsnede uit de verbeelding van het wijzigingsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0805DERING1-R001_0002.png"

Figuur: uitsnede verbeelding (niet op schaal)

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden, onderzoek en verantwoording

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan diverse milieu- en andere sectorale aspecten die mogelijk beperkingen kunnen opleveren voor de uitvoering van het bestemmingsplan. Ten aanzien van het aspect milieu wordt ter inleiding het volgende opgemerkt.

Via de milieuwetgeving en de ruimtelijke ordening wordt getracht milieubelastende en milieugevoelige functies zo goed mogelijk te scheiden, teneinde overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Dit beïnvloedt de bestemmingstoekenning en de juridische regeling van de bestemmingen. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de verschillende relevante milieuaspecten zowel binnen als buiten het plangebied.

4.2 Archeologie

De bouw vindt plaats op het huidige maaiveld, wel zullen er heipalen worden toegepast. Vanzelfsprekend tasten heipalen in enige mate het bodemarchief aan, doch in dit voormalige jonge duingebied dat zich relatief ver westelijk bevindt, ligt dat geheel anders dan in bijvoorbeeld een dorps- of stadscentrum. Zo bezien is er dan ook geen enkele reden die nadere oudheidkundige inventarisatie, laat staan verder onderzoek noodzakelijk maken. Eventuele waarden blijven gespaard.

4.3 Stedenbouw

Het opgenomen bouwvlak past binnen het maximum bebouwingspercentage van de wijzigingsbevoegdheid.

4.4 Verkeer & vervoer

Van belang is dat er een goede ontsluiting van het plangebied wordt gerealiseerd, en voldoende parkeergelegenheid.

In de toelichting van het ontwerp van het wijzigingsplan is het volgende opgenomen:

Ontsluiting
In het ontwerp van het wijzigingsplan is opgenomen dat de ontsluiting van het plangebied zal plaatsvinden via een nieuw aan te leggen wegverbinding tussen het Groot Helmduin en de zuidzijde van het plangebied, langs de noordzijde van de bestaande sportvelden.

Parkeren
Conform het gemeentelijk parkeernormenbeleid dient een nieuwe ontwikkeling te voorzien in de eigen parkeerbehoefte. In totaal zullen daartoe circa 57 parkeerplaatsen worden gerealiseerd binnen het wijzigingsgebied, waaronder een aantal zogenoemde 'Kiss & Ride' plekken ten behoeve van het halen en brengen van scholieren. Door het realiseren van voldoende parkeergelegenheid binnen het wijzigingsgebied wordt ook voorkomen dat een toekomstige ontwikkeling op het bestaande parkeerterrein (op de hoek Planetenweg - Groot Helmduin) ernstig wordt bemoeilijkt.

Naar aanleiding van de participatie die in het kader van het project plaats heeft gevonden omtrent de ontsluiting en het parkeren is er uiteindelijk voor gekozen om de bestaande parkeervoorzieningen, bestemd voor de oude sporthal Zeewijk, te handhaven en te benutten voor een goede ontsluiting en parkeervoorzieningen. Hierbij wordt voldaan aan de bovenstaande eisen. Tevens is er bij de omwonenden draagvlak voor deze oplossing.

Binnen het plangebied, aan de zuid-oostzijde van het gebouw van de Ring, wordt grond gereserveerd die in de toekomst kan worden gebruikt t.b.v. het verplaatsen van de parkeervoorzieningen inclusief ontsluiting, met als doel om eventuele toekomstige woningontwikkeling op de locatie van de bestaande parkeervoorzieningen niet onmogelijk te maken.

4.5 Water

Er vindt een gescheiden regenwaterafvoer plaats, waarbij het regenwater wordt geïnfiltreerd in het terrein (binnen het plangebied). Er wordt geen oppervlaktewater toegevoegd, er is geen watercompensatie vereist.

Hoofdstuk 5 Milieuaspecten

5.1 Milieuzonering

Een goede ruimtelijke ontwikkeling streeft naar het bevorderen van een duurzame ruimtelijke kwaliteit in een dynamische samenleving. Het is helder dat duurzame ruimtelijke kwaliteit mede richting en inhoud geeft aan het criterium “een goede ruimtelijke ordening”. Een goede ruimtelijke ordening houdt ook in het voorkomen van voorzienbare hinder door milieubelastende activiteiten. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), het zogenaamde 'groene boekje', een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand bedrijven gesitueerd worden. Het Groene Boekje geeft adviesafstanden (zie tabel) die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.

De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden.

Milieucategorie   Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied   Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied  
1   10 m   0 m  
2   30 m   10 m  
3.1   50 m   30 m  
3.2   100 m   50 m  
4.1   200 m   100 m  
4.2   300 m   200 m  
5.1   500 m   300 m  
5.2   700 m   500 m  
5.3   1.000 m   700 m  
6   1.500 m   1.000 m  

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is overgenomen uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).

In dit bestemmingsplan worden een drietal milieubelastende functies mogelijk gemaakt te weten:

  • Een kinderdagopvang/peuterspeelzaal, categorie 2
  • Een school, categorie 2
  • Een sporthal, categorie 3.1

De locatie kan getypeerd worden als 'gemengd gebied', gezien het stedelijk karakter en de gevarieerdheid aan functies in de omgeving (zoals scholen, brandweerkazerne en sportvelden). De afstand tussen het schoolplein/schoolgebouw en de woningen is minimaal 20 meter. De sporthal is gesitueerd in het zuidoostelijke deel van het gebouw, afstand circa 50 meter. Hierdoor wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden voor scholen en sporthallen.

Het plan voldoet aan de adviesafstanden tot het omgevingstype gemengd gebied.

5.2 Ecologie

Wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).

Gebiedsbescherming
De bescherming van natuurgebieden wordt geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Ruimtelijke projecten kunnen (zeer) moeilijk worden gerealiseerd in beschermde natuurgebieden. Projecten die in de nabijheid van beschermde natuurgebieden worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe werking). Als sprake is van externe werking dan kan het noodzakelijk zijn dat bij de provincie (bevoegd gezag) een vergunning volgens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 aangevraagd moet worden.

Soortbescherming
Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, licht beschermde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Voor (zwaar) beschermde soorten dient een ontheffing volgens art. 75 van de flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van LNV. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang, in sommige gevallen ook ruimtelijke inrichting en ontwikkeling)
  • er geen alternatief is
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Beoordeling plan en ecologisch onderzoek
Het plangebied ligt op ongeveer 300 meter van een Natura2000 gebied. Voor het plan is een natuurtoets opgesteld in de vorm van een 'quick scan flora en fauna'. Het rapport is bijgevoegd als bijlage bij de toelichting.

5.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van de opslag, handelingen met en transport van gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (c-RNVGS), die binnen afzienbare tijd wordt vervangen door het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV). Het beleid met betrekking tot buisleiding is opgenomen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (BEVB). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: plaatsgebonden risico en groepsrisico. Dit kader heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar PR-contour (wettelijk harde norm) mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk gemaakt (gerealiseerd en geprojecteerd) worden.

Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting.

Bij de toetsing van een ruimtelijk plan moet worden nagegaan of op het gebied van externe veiligheid beperkingen en/op belemmeringen worden ondervonden voor het te nemen onderliggend ruimtelijke besluit. Hierbij dient te worden getoetst aan bronnen die een extern veiligheidsrisico in kunnen houden.

Het gaat daarbij om de volgende risicobronnen:
- bedrijven (inrichtingen), waar handelingen met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over het water;
- transport van gevaarlijke stoffen door een buisleiding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0805DERING1-R001_0003.png"
Figuur: uitsnede risicokaart

Zoals uit de uitsnede van de risicokaart blijkt, ligt het plangebied niet binnen de 10-6 contour en of het vloedgebied van risicobronnen.

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.

5.4 Bodem

Het is wettelijk verboden om te bouwen op verontreinigde grond. Om deze reden moeten bij de bouw altijd gegevens over de kwaliteit van de bodem bekend zijn. Een bodemonderzoek start met een verkennend onderzoek, dit bestaat uit een historisch onderzoek (conform de NVN 5725) en veldwerk (conform NEN 5740). De resultaten van dit onderzoek worden getoetst aan de Wet bodembescherming. Deze wet stelt dat de kwaliteit van de bodem geschikt moet zijn voor het beoogde gebruik van de locatie/ het gebied. De mate waarin de bodem verontreinigd mag zijn, is hiervan afhankelijk. Als uit de resultaten van het verkennend onderzoek blijkt dat er geen belemmering bestaat voor het beoogde gebruik, kan een geschiktheidverklaring worden afgegeven. Als uit de resultaten blijkt dat er mogelijk wel een belemmering is wordt nader bodemonderzoek geadviseerd. In een nader bodemonderzoek wordt de ernst van de verontreiniging beoordeeld en de saneringsurgentie bepaald. De bouwvergunning wordt afgegeven als de bodem, eventueel na sanerende maatregelen, geschikt is voor het beoogde gebruik.

In 2012 is een in concept een bodemsaneringsplan opgesteld, zie de bijlagen bij de toelichting. Voordat de omgevingsvergunning verleend kan worden zal deze rapportage definitief gemaakt moeten worden.

De voorgenomen herinrichting vindt plaats op een oude stortplaats. Vanaf eind jaren ’50 tot eind jaren ’60 is de stortplaats in gebruik in gebruik geweest voor het storten van huis-, straat- en bedrijfsafval.

Er vindt een functiegerichte sanering plaats (door middel van het aanbrengen van een leeflaag). Deze functiegericht sanering sluit aan bij het landelijke, provinciale en lokale beleid. De sanering zal bestaan uit het isoleren van de immobiele verontreiniging. Voor het afgeven van de bouwvergunning is er conform de Wet bodembescherming (Wbb) een door de provincie goedgekeurd saneringsplan vereist. Voor het toepassen van grond dient een melding gedaan te worden bij AgentschapNL (proceduretijd 5 werkdagen). Wijzigingen in het herinrichtingontwerp worden als een afwijking op het saneringsplan gemeld bij het bevoegd gezag.

5.5 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder liggen er zones rond wegen en spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/uur hebben geen zone. Binnen een zone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen onderzoek worden gedaan naar de optredende geluidbelasting.

Een school is volgens de Wet geluidhinder een geluidgevoelige bestemming. Als de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde van een geluidbron overschrijdt moet, gelijktijdig met de planprocedure, een hogere waarden procedure worden gevoerd. Een hogere waarde kan, onder voorwaarden, worden vastgesteld tot de maximale ontheffingswaarde voor de betreffende geluidbron. Hierna wordt voor het plangebied de situatie beschreven voor wegverkeers-, railverkeers-, industrie- en luchtvaartlawaai.

Wegverkeerslawaai
De voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai is 48 dB. Bij een geluidsbelasting van 49 tot en met 63 dB op de gevel, is het mogelijk met een hogerewaardeprocedure, tegelijk met de planprocedure, een ontheffing aan te vragen.

Direct naast het plangebied ligt een gezoneerde weg te weten de Planetenweg. Omdat het bestemmingsplan een nieuwe geluidgevoelige bestemming mogelijk maakt is er onderzoek naar de geluidsbelasting van de Planetenweg uitgevoerd.

De 63 dB-contour, inclusief 5 dB aftrek conform artikel 110g Wgh, ligt globaal gezien op de rand van de Planetenweg.

De 48 dB-contour, inclusief 5 dB aftrek conform artikel 110g Wgh, ligt op ongeveer 240 meter vanaf de Planetenweg.

De Milieudienst IJmond heeft de exacte geluidsbelasting berekend. In onderstaande tabel zijn de geluidsbelastingen op de westgevel (voorzijde) van de school zonder correctie weergegeven. Met correctie van -5 dB(A) volgens art. 110 Wet geluidhinder zijn de geluidsbelastingen lager dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Er hoeft derhalve geen hogere waarde te worden vastgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0805DERING1-R001_0004.png"

Figuur: berekende geluidsbelasting

Railverkeerslawaai
Binnen het plangebied liggen geen zones vanwege een spoorlijn.

Industrielawaai
De voorkeursgrenswaarde voor industrielaai is 50 dB. Het plan gebied is ligt in de geluidszone van gezoneerd industrieterrein IJmond. Het plangebied niet gelegen binnen de 50 dB contour van industrieterrein IJmond. Industrielawaai vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

Luchtvaartlawaai
Het plangebied ligt buiten het beperkingengebied van het Luchthavenindelingsbesluit voor de luchthaven Schiphol. Ook ligt het plangebied buiten de 20 KE contour vanwege Schiphol uit de Nota Ruimte, waarbinnen geen nieuwe uitleglocaties voor woningbouw mogelijk zijn.

Conclusie
De Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen.

5.6 Luchtkwaliteit

Bij planvorming is de luchtkwaliteit één van de milieuaspecten waar onderzoek naar dient te worden verricht.

Wet luchtkwaliteit
In 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Als een bouwproject voldoet aan de gestelde criteria voor de schaalgrootte van het plan (minder dan 1500 woningen of 100.000 m2 kantooroppervlakte) dan hoeft er niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen.

Wel zal in het kader van een goede ruimtelijke ordening een motivatie nodig zijn. Deze motivatie dient gebaseerd te zijn op de in het plangebied heersende luchtkwaliteit

Beoordeling plan
Er worden verschillende ontwikkelingen in het bestemmingsplan opgenomen te weten een sporthal met 3 zalen, een school, een een peuterspeelzaal. Alle ontwikkelingen gezamenlijk worden beoordeeld als kleinschalige ontwikkeling. Er wordt door de toevoeging van een basisschool een extra verkeer aantrekkende werking van tussen de 76 en 88 verkeersbewegingen per weekdag verwacht. Met behulp van de NIBM-rekentool is berekend dat de bijdrage van wegverkeer NIBM is. Omdat de bijdrage van het extra verkeer kan worden beschouwd als 'niet in betekenende mate' is geen nader onderzoek nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0805DERING1-R001_0005.png"

Op basis van de NSL-monitoringstool kan geconcludeerd worden dat in het plangebied voldaan wordt aan de grenswaarde uit de Wet luchtkwaliteit.

Conclusie
De Wet luchtkwaliteit vormt geen knelpunt voor de realisatie van de in het plan opgenomen ontwikkelingen.

5.7 Duurzaamheid

Duurzaam Bouwen is een bouwmethode waarbij vanaf het ontwerp tot en met het gebruik zo veel mogelijk rekening wordt gehouden met het milieu, zowel nu als in de toekomst.

In toekomstige renovatie en bouwplannen dient aandacht besteed te worden duurzaamheid ingevolge het vigerende beleid. De “trias energetica” is de leidraad om verstandig om te gaan met energie. Juist bij de bouw kan, voor minimaal de komende 50 jaar, bepaald worden in welke mate nog fossiele energiebronnen nodig zijn. Isolatie met bewezen materialen is daarom onmisbaar voor duurzaam bouwen.

De toepassing van nieuwe duurzame verwarming- en koeltechnieken (o.a. warmte-koude opslag uit de bodem) zorgt er voor dat de warmte (in de winter) of koude (in de zomer) duurzaam en efficiënt opgewekt wordt. Voor bedrijven geldt dat bij nieuwbouw of renovatie de bekende energiebesparende maatregelen worden toegepast (Best Beschikbare Technieken) welke staan vermeld op branchegerichte maatregellijsten op de website van Infomil: www.infomil.nl/onderwerpen/duurzame/energie/energiebesparing/

Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen
Gemeente Velsen en de Milieudienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in “Kwaliteit en duurzaam bouwen” en in het milieubeleidsplan 2008-2012. Daarnaast heeft het college van de gemeente Velsen het klimaatprogramma “Velsen, stad van Zon, Zee en Wind” op 1 december 2012 vastgesteld.

Landelijk beleid, Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011
Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan de volgende afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie: reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990, een energie-besparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020 (het kabinet Rutte hanteert het aandeel duurzame energie van 14% in 2020 in plaats van 20% in 2020). De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Om resultaten te boeken en innovatie te stimuleren is de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en wordt deze in 2015 aangescherpt naar 0,4.

GPR Gebouw
Ter ondersteuning en om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouw- en renovatieprojecten stelt de Milieudienst IJmond en de gemeente Velsen GPR Gebouw gratis ter beschikking. GPR Gebouw is een instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Dit instrument kijkt naar 5-6 aspecten, met de nadruk op energie. De GPR-lijst kan online ingevuld worden. De ambitie van de gemeente is een 7.0 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7.0 voor de thema's milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.

Duurzaamheidsmaatregelen ver boven richtlijnen
De Ring krijgt duurzame en milieuvriendelijke technologie waaronder koude- en warmteopslag in de bodem, een groen dak, zonnepanelen, zonneboilers en een gelijkmatig binnenklimaat door het toevoegen van extra massa aan het gebouw. De Ring krijgt hierdoor een zeer hoge score voor duurzaamheid. Met GPR gebouw wordt dan ook een score van 9.0 gehaald.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De ontwikkeling van het project 'De Ring' wordt gedekt vanuit het integraal huisvestingsplan onderwijs gymzaal en vanuit de reserve Masterplan Zeewijk. Voor het restant zorgen de lager uitvallende onderhoudskosten over een periode van 10 jaar uit het meerjarenonderhoudsplan gebouwen voor dekking.

Daarnaast is een ISV-2 subsidie vrijgegeven t.b.v. de ontwikkeling en realisatie van alle benodigde openbare ruimte.

Hoofdstuk 7 Inspraak en vooroverleg

Het ontwerp van het wijzigingsplan wordt in het kader van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening voor de duur van 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn van terinzagelegging heeft een ieder de gelegenheid om schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken.