Plan: | Calamiteitenboog |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0453.WP1202CALAMITEITE1-R001 |
De toelichting dient een duidelijk beeld van het wijzigingsplan en van de daaraan ten grondslag liggende gedachten te geven. Met name een goede afstemming tussen de toelichting en de beide juridische onderdelen van het wijzigingsplan is van belang. De plantoelichting geeft een toelichting op het wijzigingsplan, maar maakt geen deel uit van het wijzigingsplan.
In dit hoofdstuk wordt de aanleiding voor de wijzigingsplan herziening en de ligging en begrenzing van het plangebied aangegeven. Dit wordt geïllustreerd door middel van het opnemen van een kaartfragment, waaruit de ligging van het plangebied blijkt.
In het bestemmingsplan "Zuiderscheg" is een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor een calamiteitenboog. De directe aanleiding om nu voor dit gebied een wijzigingsplan op te stellen, is gelegen in het feit dat met het programma Beter Benutten de Minister van Infrastructuur & Milieu op een innovatieve wijze wil komen tot een verbeterde benutting van onze bestaande infrastructuurnetwerken door bedrijfsleven en overheden hier samen in te betrekken. Een van de maatregelen in Noord-Holland betreft het verbeteren van de robuustheid van de Wijker- en Velsertunnel. Onderdeel hiervan is het aanleggen van zogenaamde calamiteitenbogen. De bestemmingen in IJmuiden/Velsen-Zuid worden dan bereikbaar door komend uit de Wijkertunnel gebruik te maken van de nieuw aan te leggen calamiteitenboog in knooppunt Velsen van de A9 naar de A22. Hierdoor blijft het economisch functioneren van de IJmond gewaarborgd.
Voorafgaand aan de concrete onderbouwing van de keuzes die in het wijzigingsplan Calamiteitenboog zijn gemaakt, wordt stilgestaan bij de juridische plan opzet en de opmaak van de verbeelding van de kaart. Bij het toekennen van bestemmingen aan functies in het plangebied is uitgegaan van de volgende uitgangspunten en overwegingen:
Om het plan zo globaal en flexibel mogelijk op te stellen zijn de volgende uitgangspunten toegepast:
Hierna is het plangebied aangegeven. Het betreft het gebiedje waar de A9 en de A22 elkaar kruisen.
Afbeelding 1 Plangebied, rood gearceerd.
Het doel van het wijzigingsplan is een planologisch kader op te stellen waarbinnen de aanleg van de calamiteitenboog kan plaatsvinden.
Met het programma Beter Benutten wil de Minister van Infrastructuur & Milieu op een innovatieve wijze komen tot een verbeterde benutting van onze bestaande infrastructuurnetwerken door bedrijfsleven en overheden hier samen in te betrekken. De Minister heeft opdracht gegeven om met dit programma de files de komende jaren met 20% - 30% te verminderen door het verlagen van de spitsdruk op belangrijke corridors en om de keuzemogelijkheden te vergroten voor de reiziger. Een van de maatregelen in Noord-Holland betreft het verbeteren van de robuustheid van de Wijker- en Velsertunnel.
De Wijker- en Velsertunnel bieden beiden een noord-zuidverbinding onder het Noordzeekanaal. Bij stremming van bijvoorbeeld een van de buizen van de Velsertunnel wordt in de nog beschikbare buis verkeer van Zuid naar Noord gefaciliteerd. Verkeer van aansluiting Beverwijk/Velsen-Noord kan (van Noord) naar Zuid via de Wijkertunnel door gebruik te maken van de nieuw aan te leggen calamiteitenboog in het knooppunt Beverwijk van de A22 naar de A9. De bestemmingen in IJmuiden/Velsen-Zuid zijn bereikbaar door komend uit de Wijkertunnel gebruik te maken van de nieuw aan te leggen calamiteitenboog in knooppunt Velsen van de A9 naar de A22. Hierdoor blijft het economisch functioneren van de IJmond gewaarborgd.
Afbeelding 3 Luchtfoto plangebied
De calamiteitenbogen zullen bestaan uit 1 rijstrook zonder vluchtstrook en zullen alleen tijdens calamiteiten en bij onderhoudswerkzaamheden in de Velsertunnel worden gebruikt. De calamiteitenbogen zijn ontworpen voor een snelheid van 50 km/u en zullen worden voorzien van bermbeveiligingsconstructies. Voor de calamiteitenbogen zal dynamische bebording aangebracht worden. Het bebordingsplan is in overleg met IJmond Bereikbaar opgesteld.
In het kader van het voorliggende wijzigingsplan Calamiteitenboog zijn de vigerende bestemmingsplannen beschreven en is het relevante ruimtelijke beleid geanalyseerd om vast te stellen of daaruit randvoorwaarden voor dit bestemmingsplan voortkomen. Hiertoe is een onderscheid gemaakt tussen het Europees beleid, het rijksbeleid, het provinciale beleid en het beleid van de gemeente Velsen. Naast het ruimtelijk beleid is ook de wetgeving, onder meer op het gebied van veiligheid, milieu en flora en fauna, relevant voor het bestemmingsplan. Hier wordt nader op ingegaan in hoofdstuk 3.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vormt de nieuwe, overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040. In de SVIR ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’ is de inhoud van een groot aantal beleidsstukken, waaronder de Nota Ruimte en diverse planologische kernbeslissingen, opgenomen. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld. Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personenen goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed.
Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. In de realisatieparagraaf van de SVIR zijn per nationaal belang de instrumenten uitgewerkt die hiervoor worden ingezet. Eén van de belangrijkste instrumenten is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Barro zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden.
In deze visie ligt het accent op kennisrijke industrie: doorontwikkelde bestaande industrieën en initiatieven (kennisintensief worden van haven en staal, offshore-industrie), ontwikkeling van kenniscentra op deze terreinen en ontwikkeling van nieuwe werkgelegenheid op het gebied van duurzame energie (waterenergie) en samenwerking met wetenschappelijke instituten op deze terreinen. Spin-off is de ontwikkeling van IJmuiden tot een stad met een metropool karakter, aantrekkelijk als dynamische haven en avontuurlijke kustplaats.
De beleidsnota Monumentenzorg Velsen is in 2005 vastgesteld en in 2008 geactualiseerd. In deze beleidsnota geeft de gemeente Velsen haar visie op de gemeentelijke monumentenzorg. Leidraad hierbij is een zorgvuldig beheer en weloverwogen behoud van het architectonische en cultuurhistorisch erfgoed van Velsen, in samenspel met rijk, provincie en particulieren.
Cultuurhistorie wordt als vast onderdeel betrokken bij planontwikkelingen en –uitvoering. In paragraaf 3.6 Cultuurhistorie wordt specifiek ingegaan op de cultuurhistorische aspecten van het plangebied.
In het Lokaal Verkeer- en Vervoersplan 2004 (LVVP) zijn de beleidshoofdlijnen op het gebied van verkeer en vervoer voor de gemeente Velsen vastgelegd. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden besproken. Doelstelling van het LVVP is het vergroten van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid.
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu-aspecten aan de orde gesteld. Hierbij dienen aan de orde te komen het wegverkeerslawaai, geluidszones, bedrijvigheid, bodem, vervoer gevaarlijke stoffen, archeologie, de flora en de veiligheid.
Routering gevaarlijke stoffen
Op grond van artikel 18 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) heeft de gemeente Velsen op 5 november 2002 wegen aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI)
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Door het inwerkingtreden van het BEVI zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het besluit heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het doel wordt in het BEVI vertaald naar de begrippen Plaatsgebonden risico (PR) en Groepsrisico (GR). Om dit doel te bereiken verplicht het BEVI het bevoegd gezag via de Wet milieubeheer en Wet op de ruimtelijke ordening afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven (deze afstand wordt benoemd als Plaatsgebonden risico). Deze afstanden zijn benoemd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI). Tevens beperkt het besluit het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf (deze waarde wordt benoemd het Groepsrisico. De gemeente Velsen moet de normen uit het BEVI naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van milieuvergunningen.
Explosieven
T&A Survey heeft een historisch vooronderzoek explosieven uitgevoerd (projectnummer 0213GPR3529, 2 april 2013, zie bijlage). Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat de inventarisatie geen feiten heeft opgeleverd die de aanwezigheid van explosieven doet vermoeden. Het onderzoeksgebeid is daarmee onverdacht. Grondroerende werkzaamheden binnen het onderzoeksgebied kunnen op reguliere wijze worden uitgevoerd.
Bij planvorming is de luchtkwaliteit één van de milieuaspecten waar onderzoek naar dient te worden verricht (Besluit luchtkwaliteit 2005, hierna “het besluit”). In het besluit zijn grenswaarden opgenomen die per 2005 (fijn stof) of 2010 gelden (overige stoffen). De normen van het besluit dienen in acht te worden genomen bij bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit.
De luchtkwaliteit en stikstofdeposities voldoen tijdens en na uitvoering van het project calamiteitenbogen ruimschoots aan de grenswaarden. Er komt (zie geluid) geen verkeer bij, de rijroute voor de weggebruiker wordt incidenteel anders. De boog veroorzaakt geen verslechterde luchtkwaliteit en stikstofdeposities mede omdat de boog wordt ingeklemd door de al aanwezige snelwegen. Hierdoor wordt voldaan aan de grens in artikel 5.16 lid 1 onder a van de Wet milieubeheer. Dat betekent dat de luchtkwaliteit en stikstofdeposities geen belemmering vormen voor de wijziging in het bestemmingsplan.
De Wet geluidhinder legt in zijn algemeenheid de verplichting op om onderzoek te doen naar de waarde van de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen, indien zij zijn gelegen binnen een geluidzone.
Industrielawaai
Het plangebied is gelegen buiten de zone van het industrieterrein IJmond.
Wegverkeerslawaai
Calamiteiten/onvoorziene stremmingen gebeuren slechts enkele keren per jaar. Uitgaande van de huidige situatie waarin gemiddeld iedere maand een calamiteit voorkomt, waarbij de calamiteitenboog 4 uur per calamiteit gebruikt moet worden, is het gebruik van de bogen twee dagen per jaar. De geluidsbelasting neemt op de referentiepunten hierdoor toe met 0,04 dB als gevolg van het gebruik van de calamiteitenboog. Op grond van de analyse van Rijkswaterstaat, is het niet te verwachten dat het geluidproductieplafond als gevolg van calamiteiten in de toekomst overschreden zal worden. Er is geen aanleiding om maatregelen te treffen om toekomstige overschrijding van de geluidproductieplafonds te voorkomen. Er komt geen geluid bíj als gevolg van de aanleg van de boog; het bestaande verkeer zal ‘slechts’ anders rijden. Ook tijdens onderhoudswerkzaamheden (’s nachts) wordt de boog gebruikt. Ook dan zal de intensiteit laag zijn.
Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.
Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een ander onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen:
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (volledig) in werking getreden. Het doel van dit besluit is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.
In de gemeente Velsen is het generieke beleid vanuit het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit is een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld. Het plangebied valt in de klasse 'overige'. Bij grondverzet dient de kwaliteit van de bodem te worden vastgesteld door middel van partijkeuringen. Dit geldt zowel voor de kwaliteit van de toe te passen grond als van de ontvangende bodem. Om een partij grond te mogen toepassen moet de partij worden getoetst aan zowel de bodemkwaliteit van de ontvangende bodem als aan de bodemfunctieklasse van de ontvangende bodem. Bij deze dubbele toets geldt dat de kwaliteitsklasse van de toe te passen partij grond moet voldoen aan de strengste norm.
Door Oranjewoud is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd voor de toekomstige calamiteitenboog (projectnummer 0260270, 15 april 2013, zie bijlage). Uit de resultaten van het onderzoek (§ 4.2.2) blijkt dat in de grond zintuiglijk geen bijmengingen zijn aangetroffen. De bovengrond is maximaal licht verontreinigd met kwik en lood. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen gemeten. Het grondwater is maximaal licht verontreinigd met barium, naftaleen, tetrachlooretheen en xylenen. Het slib in de aanwezige watergang voldoet aan “klasse A voor toepassing in oppervlaktewater”. De bodem bestaat uit klei. De grond voldoet op basis van de indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit aan de achtergrondwaarde of de kwaliteitsklasse ‘wonen’. De resultaten van het onderzoek vormen geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek en vormen geen belemmeringen voor de voorgenomen werkzaamheden.
De omgeving ter plekke van de aanleg van de heeft geen hoge natuurlandschappelijke waarde. Mede omdat de te ontwikkelen calamiteitenboog al wordt ingeklemd tussen twee snelwegen. Er is een geactualiseerde quickscan ecologie opgesteld (projectcode RW1929-36, 6 september 2013, zie bijlage). Uit de quickscan volgt voor beschermde gebieden dat:
- Natura 2000: het project heeft geen directe en/of indirecte negatieve effecten op de instandhoudingdoelen van omliggende Natura-2000 gebieden. Er is geen passende beoordeling, verslechteringtoets of vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 nodig.
- Ecologische hoofdstructuur (EHS): de zuidelijke calamiteitenboog loopt door de EHS. De aanleg heeft een vernietiging van het oppervlak van de EHS tot gevolg. Echter, de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS (vochtig bos met productie) zijn ter hoogte van het plangebied niet vertegenwoordigd. De aanleg doet zodoende geen afbreuk aan de wezenlijke kenmerken en waarden. Doordat de natuurwaarden van het plangebied al laag zijn, worden de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS niet aangetast. Nader onderzoek en een vergunningsaanvraag zijn niet nodig.
Beschermde soorten Flora- en Faunawet: er zijn geen ontheffingen nodig op basis van de Flora- en Faunawet, omdat volgens het veldonderzoek geen beschermde soorten aanwezig zijn in het plangebied. omdat de bomen en struiken al gekapt zijn, kan er gewerkt worden tijdens het broedseizoen. Er hoeft hiervoor geen ontheffing aangevraagd te worden. Rijkswaterstaat heeft een gedragscode Flora- en Faunawet opgesteld. De opdrachtnemer dient te werken volgens deze gedragscode.
Bomen
In de door Witteveen en Bos opgestelde quickscan ecologie is ook een bomeninventarisatie opgenomen. Daaruit blijkt dat ter plaatse populieren aanwezig waren. Voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek zijn deze bomen gekapt.
de realisatie van de calamiteitenboog is het nodig om 11 bomen te kappen. Deze bomen worden gecompenseerd in het direct nabije gebied. Hierover worden afspraken gemaakt met het Recreatieschap Spaarnwoude en de huidige eigenaar van de grond, Staatsbosbeheer. Indien het verwijderen van deze bomen kapvergunningplichtig is, zal hiervoor een kapvergunning worden aangevraagd.
Door Vestigia is in een eerder stadium een bureauonderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat ter plaatse sprake is van een gebied met een middelhoge verwachting op archeologische waarden. Derhalve heeft Vestigia een Programma van Eisen (PvE) ten behoeve van Waarderend Veldonderzoek door middel van proefsleuven opgesteld. Uit het uitgevoerde proefsleuven onderzoek bleken archeologische resten aanwezig (projectnummer V13-2594, 18 oktober 2013) . De te verbreden sloot ligt in een potentieel archeologisch interressant gebied. Tijdens de uitvoering zal er archeologische begeleiding plaatsvinden.
Ter plaatse liggen een aantal grote leidingen; water, gas en olie. Met deze partijen heeft Rijkswaterstaat gesproken en de leidingen zullen daar waar ze de calamiteitenboog kruisen worden beschermd door middel van een overkluizing. Hiermee vormen deze leidingen geen belemmering voor de aanleg van de calamiteitenboog.
Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.
Vanwege het vergroten van het verhard oppervlak, wordt er watercompensatie geëist door het Hoogheemraadschap Rijnland. De compensatie vindt plaats binnen de werk/eigendomsgrenzen van het project. Daar waar dit niet mogelijk is, zal de watercompensatie plaatsvinden in het direct nabije gebied. Hierover worden dan afspraken gemaakt met het recreatieschap Spaarnwoude.
Bij het onderzoek overschrijden de gehalten van geen enkele organische parameter de betreffende tussenwaarde. Aanvullend onderzoek is daarom niet uitgevoerd (§ 4.2.3). De resultaten van het onderzoek geven geen belemmering voor de voorgenomen werkzaamheden.
Het slib ter plaatse van beide bogen is beoordeeld als 'toepasbaar als klasse A in oppervlaktewater' en 'als verspreidbaar op aangrenzen percelen'. De resultaten geven geen belemmering voor de voorgenomen werkzaamheden
De Wijker- en Velsertunnel bieden allebei een noord-zuidverbinding onder het Noordzeekanaal. Bij stremming van bijvoorbeeld een van de buizen van de Velsertunnel wordt in de nog beschikbare buis verkeer van Zuid naar Noord gefaciliteerd. Verkeer van aansluiting Beverwijk/Velsen-Noord kan (van Noord) naar Zuid via de Wijkertunnel door gebruik te maken van de nieuw aan te leggen calamiteitenboog in het knooppunt Beverwijk van de A22 naar de A9. De bestemmingen in IJmuiden/Velsen-Zuid zijn bereikbaar door komend uit de Wijkertunnel gebruik te maken van de nieuw aan te leggen calamiteitenboog in knooppunt Velsen van de A9 naar de A22. Hierdoor blijft het economisch functioneren van de IJmond gewaarborgd en verbeterd de robuustheid van het wegennet.
Naast een talud met daarop de calamiteitenboog voorziet het plan in de realisatie van een waterpartij in het kader van de watercompensatie.
Dit wijzigingsplan is een binnenplanse wijziging van het bestemmingsplan "Zuiderscheg". tevens geldt in dit gebied het Rijksinpassingsplan "Randstad 380 kV verbinding Beverwijk - Zoetermeer". In dit rijksinpassingsplan is een voorlopige dubbelbestemming opgenomen ten behoeve van de 380 kV verbinding.
De bepalingen zijn afgestemd op de bepalingen uit het moederplan "Zuiderscheg".
Het wijzigingsingsplan Calamiteitenboog is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.
Op het ontwerp van dit wijzigingsplan wordt gelegenheid tot het indienen van zienswijze geboden.
De resultaten hiervan zullen in het wijzigingsplan worden verwerkt.