Plan: | Hofgeesterweg 26 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0453.WP1313HOFGEESTERW1-O001 |
De initiatiefnemer is voornemens om aan de Hofgeesterweg naast nummer 24 te Velserbroek twee nieuwbouwwoningen te realiseren. Ten behoeve van dit projectplan dient de functie te wijzigen van ‘groen’ naar ‘wonen-1’. Binnen het geldende bestemmingsplan beschikt het college van B&W over een wijzigingsbevoegdheid, zie hieronder. Hiertoe dient de initiatiefnemer een wijzigingsplan op te stellen dat feitelijk alle elementen van een ruimtelijke onderbouwing behandelt. Uit het bestemmingsplan Hofgeest, Velserbroek, artikel 4 Groen: 4.3 Wijzigingsbevoegdheid Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' geldt dat Burgemeester en wethouders bevoegd zijn, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming te wijzigen in 'Wonen - 1', onder de voorwaarden dat:
In dit wijzigingsplan wordt ingegaan op de ruimtelijke gevolgen van de voorgenomen planontwikkeling. Het doel van deze toelichting is om te onderbouwen dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening en dus van een goed woon- en leefklimaat. Dit is noodzakelijk in het kader van de te volgen ruimtelijke procedure.
Bij het opstellen van deze toelichting is gebruikgemaakt van diverse documenten en relevante websites. Sommige beleidsdocumenten en beeld beschrijvende documenten zijn in voorkomende gevallen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. De gebruikte bronnen zijn opgenomen in hoofdstuk 7. De verwijzing naar de gebruikte literatuur is geplaatst tussen [.]. Bij de totstandkoming van deze toelichting is veelvuldig gebruik gemaakt van de toelichting op het huidige bestemmingsplan "Hofgeest, Velserbroek" (NL.IMRO.0453.BP1310HOFGEESTVEL1-R001), onherroepelijk vastgesteld op 23 juni 2021. Aangezien de toelichting op dit bestemmingsplan, en de bijlagen daarvan, grotendeels betrekking hebben op overeenkomstige planvoornemens (namelijk woningbouw) én zeer recent is, zijn veel onderdelen direct toepasbaar en achten wij het verantwoord om die resultaten te extrapoleren naar de huidige projectlocatie.
Na dit inleidende hoofdstuk (1) volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de projectlocatie in de huidige en toekomstige situatie. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het beleidskader aan bod. In hoofdstuk 4 worden de ruimtelijke en milieuaspecten beschreven, in hoofdstuk 5 de wateraspecten. In hoofdstuk 6 wordt vervolgens de economische uitvoerbaarheid beschreven. In hoofdstuk 7 wordt de conclusie getrokken. In hoofdstuk 8 ten slotte is de gebruikte literatuur vermeld.
Het adres van de projectlocatie is Hofgeesterweg 26 te Velserbroek. De locatie van het planvoornemen is onderdeel van een strook tussen de N208 en A9, waar de komende jaren op grote schaal nieuwbouw van woningen zal plaatsvinden, genaamd Hofgeest West. Onderstaande luchtfoto (figuur 1) geeft een beeld van de locatie en de huidige inrichting. Het terrein is momenteel in gebruik als grasland.
Ingevolge het geldende bestemmingsplan Hofgeest, Velserbroek, onherroepelijk vastgesteld op 23 juni 2021, rust op de projectlocatie de bestemming ‘groen’ (figuur 2). De afmetingen van de gehele kavel, die naast nummer 24 ligt, bedraagt circa 59 bij 35 m. Direct grenzend aan de tuin van nummer 24 komen achtereenvolgens een fietspad (breedte 4 m, dit is het verlengde van de Hugaardskamp) en een groenstrook van 10 m breedte.
Het resterende deel, met een breedte van 45 m, heeft in het bestemmingsplan de toevoeging ‘wetgevingszone – wijzigingsgebied’ gekregen (binnen de rode lijn in figuur 2). Hierop is artikel 4.3 van de regels van toepassing:
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' geldt dat Burgemeester en wethouders bevoegd zijn, op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, de bestemming te wijzigen in 'Wonen - 1', onder de voorwaarden dat:
Voor de volledigheid: artikel 10 gaat in op de regels voor ‘Wonen – 1’.
Op dit moment is de volgende verkaveling voorzien: zuidelijke kavel: 18*35 m en noordelijke kavel 27*35 m. Voor de zuidelijke kavel bestaat inmiddels een ontwerp voor een vrijstaande woning.
Daarbij worden de regels van artikel 10 uit het bestemmingsplan gevolgd. De wijze van inrichten van de noordelijke kavel is minder ver gevorderd, maar ook daar zullen de regels van artikel 10 gehanteerd worden.
Om het planvoornemen te kunnen realiseren zal een wijzigingsplan worden opgesteld. Gemeente Velsen heeft aangegeven hieraan mee te werken. Opgemerkt wordt dat ten behoeve van de voorbereidingen van het vigerende bestemmingsplan een beeldkwaliteitsplan [5] is opgesteld in 2020 (figuur 3). Hierop is reeds indicatief aangegeven dat er ruimte is voor twee vrijstaande woningen op de locatie van het planvoornemen.
Het project is te splitsen in meerdere onderdelen. Het eerste onderdeel bestaat uit het bouwrijp maken van het terrein. Het tweede onderdeel bestaat uit het realiseren van twee vrijstaande woningen. Bij het ontwerp van de gebouwen is rekening gehouden met de bouwstijl in de directe omgeving. Als derde en laatste onderdeel wordt het terrein ingericht met bergingen en parkeerplaatsen.
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de beoogde ontwikkeling binnen het plangebied. Het initiatief wordt beschreven, inclusief de inpassing in de directe omgeving. Ten slotte wordt aangegeven hoe de vertaling naar het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden.
In het Beeldkwaliteitsplan [5] zijn algemene principes opgesteld voor de beoogde sfeer en de stedenbouwkundige inpassing van Hofgeest. Daarbij zijn drie zones onderscheiden: de Kern, de Randen en de Erven. Het planvoornemen is gesitueerd in de zone de Randen. Voor de nieuwe woningen in de Randen gelden richtlijnen voor onder meer volume, positionering, hoogte, erfafscheidingen en bergingen. De welstandscommissie hanteert de algemene principes en richtlijnen bij de uitvoering van haar taak. Door de ontwikkeling hierbij aan te laten sluiten is er sprake van een verbetering van de landschappelijke kwaliteit.
Ruimtelijk
In de huidige situatie is het plangebied een kleine groenstrook. Een belangrijk uitgangspunt voor de herontwikkeling van het plangebied is het realiseren van twee nieuwe woningen in een gebied met een grote woningopgave, in combinatie met een kwaliteitsimpuls.
De initiatiefnemer streeft naar de uitvoering van een plan voor twee nieuwe woningen, waarbij het uitgangspunt is: een zorgvuldige inpassing, synergie met de directe omgeving en een verrijking voor de wijk.
Bebouwing
Er worden twee vrijstaande woningen gerealiseerd. Bij de bouw wordt aangesloten bij de huidige regels voor ‘Wonen – 1’.
Openbare ruimte
Vanaf de Hofgeesterweg worden toegangen tot de kavels gecreëerd.
Ontsluiting
De belangrijkste ontsluiting is via Broekeroog en de Kamp. Deze wegen zijn aangesloten op de Velserbroekse Dreef die aangesloten is op de N208.
Functioneel
Met de realisatie van twee woningen wordt een bijdrage geleverd aan de invulling van een belangrijke maatschappelijke opgave: terugdringing van het (landelijk) woningtekort, dat zich eveneens in de provincie Noord-Holland en in de Gemeente Velsen manifesteert. Bovendien wordt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied met deze ontwikkeling verbeterd.
In dit hoofdstuk wordt het beleidskader dat relevant is voor het plan toegelicht en wordt het plan hieraan getoetst.
Omgevingsvisie
Vanaf 2022 treedt de nieuwe Omgevingswet in werking. In de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) staat de Rijksvisie op de leefomgeving. Maatschappelijke opgaven zijn daarin samengevat in vier prioriteiten:
Voorliggend plan sluit aan op het thema 'sterke en gezonde steden en regio's' uit de NOVI. Met het plan wordt een bijdrage gegeven aan de aanwezige woningbehoefte door middel van een gevarieerd woningbouwprogramma en woningen die voldoen aan de huidige duurzaamheidseisen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro stelt regels omtrent de dertien aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze dertien nationale belangen zijn:
In de toelichting op het bestemmingsplan Hofgeest is aangegeven dat alleen het voorkeursbuisleidingentracé tussen de Oostlaan en de A22 hier relevant zijn. Het huidige planvoornemen valt echter ruim buiten de invloedsfeer hiervan, zodat dit geen belemmering vormt.
Ladder voor duurzame verstedelijking
De gemeenten in de IJmond en Zuid-Kennemerland hebben een Regionaal Actie Programma Wonen 2016 - 2020 ontwikkeld. Hierin heeft de provincie de woningbehoefte voor de regio Zuid-Kennemerland/IJmond geraamd op 8.100 woningen. Het berekende aandeel van Velsen hierin is 872 woningen. De bouw van woningen in Hofgeest levert een belangrijke bijdrage aan de actuele regionale behoefte.
De gronden van het plangebied maken grotendeels geen onderdeel uit van het bestaand stedelijk gebied. Per brief van 24 april 2013 is met betrekking tot het Ontwikkelingsplan Grote Buitendijk/Hofgeest door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (GS) aangegeven dat "nut en noodzaak van nieuwe verstedelijking buiten bestaand bebouwd gebied toereikend is aangetoond". Op 4 november 2015 heeft GS per brief aangegeven dat het voorgaande ook van toepassing is op de verdere ontwikkeling van de deelgebieden Hofgeest West en Hofgeest VSV en de verplaatsing van de voetbalvelden.
Aangezien het planvoornemen onderdeel uitmaakt van Hofgeest West, voldoet het planvoornemen aan de ladder voor duurzame verstedelijking en is het passend binnen de regionale afspraken. De geplande ontwikkeling voorziet in een behoefte en is gebaseerd op een zorgvuldig gebruik van de ruimte.
Analyse en conclusie nationaal beleid
De ontwikkeling van het plan aan de Hofgeesterweg geeft mede gestalte aan de door het Rijk genoemde prioriteiten. Het plan valt niet binnen één van de projecten aangewezen in het Barro.
Het plan past binnen de uitgangspunten voor duurzame verstedelijking.
Het provinciale beleid van de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 is, voor zover het een bindende werking moet hebben, neergelegd in de Omgevingsverordening NH2020 zoals vastgesteld op 22 oktober 2020. In deze verordening zijn met name de volgende artikelen relevant: Artikel 6.3:nieuwe stedelijke ontwikkeling en Artikel 6.54 ruimtelijke kwaliteit. Voor beide artikelen is in de toelichting op het huidige bestemmingsplan Hofgeest geconstateerd dat het voornemen passend is binnen de regels van de Omgevingsverordening. Dit geldt derhalve eveneens voor de realisatie van de twee woningen.
De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 10 april 2018) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap. In de informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie staat een algemeen overzicht van landschappen en cultuurhistorie van provinciaal belang. De locatie van het planvoornemen heeft hierin geen bijzondere status. In het algemeen geldt dat de kernkwaliteiten van het plangebied en omgeving de basis vormen voor het stedenbouwkundig plan. In het beeldkwaliteitsplan is de motivering hiervan opgenomen. Het voorliggende plan sluit daarbij aan.
Verder richt de Provincie Noord-Holland zich in de Watervisie op de thema’s veilig, schoon en voldoende water. De wijze waarop het planvoornemen hiermee rekening houdt is geborgd in de waterparagraaf (paragraaf 4.3).
Analyse en conclusie provinciaal beleid
Het planvoornemen past binnen de regionale afspraken. Het planvoornemen sluit aan bij de diverse visies en plannen van de provincie.
Op 12 mei 2016 heeft de gemeenteraad de nieuwe Structuurvisie Velsen 2025 'Rauw, Slim en Lommerrijk', vastgesteld. De structuurvisie Velsen is de integrale visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De structuurvisie zet de stip op de horizon in 2040 en toont de ruimtelijke visie tot 2025. Binnen deze visie zijn de deelgebieden Hofgeest West en Hofgeest VSV opgenomen als woningbouwlocatie. Deze deelgebieden maken onderdeel uit van de gemeentelijke plancapaciteit. In Velsen wordt woningbouw nadrukkelijk kwalitatief ingezet. Woningbouw is vooral een middel voor:
De gemeentelijke woonvisie 2040 beschrijft hoe Velsen invulling geeft aan de ambities op het gebied van wonen. Het plangebied maakt onderdeel uit van een groenstedelijk woonmilieu. Het woningbouwprogramma in Hofgeest West bestaat uit rijwoningen, twee-onder-één- kapwoningen, vrijstaande woningen en kleinschalige appartementengebouwen. Met dit gedifferentieerde woningbouwprogramma wordt invulling gegeven aan de verschillende woningbehoeftes. De in dit wijzigingsplan beoogde woningbouwontwikkeling draagt bij aan de kwantitatieve en kwalitatieve nieuwbouwdoelstelling.
Analyse en conclusie
Het realiseren van extra woningen past volledig in de visie en de doelstellingen die de gemeente heeft opgesteld.
Ruimtelijke plannen kunnen van invloed zijn op de omgeving. Anderzijds kan ook de omgeving van invloed zijn op de uitvoerbaarheid van voorgenomen plannen. In dit hoofdstuk worden de omgevingsfactoren beschreven. Daarnaast wordt per omgevingsfactor beoordeeld wat de invloed op het plan kan zijn.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de ontwikkeling van woningen in de buurt van hinder/verstorende functies:
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan: het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzonering om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te kunnen handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen blijven uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruikgemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze brochure worden richtafstanden gegeven tot een rustige woonwijk.
Door Mees Ruimte & Milieu [4] is onderzoek uitgevoerd naar de planologische en milieutechnische belemmeringen in en om het gehele woningbouwgebied Hofgeest. De richtafstanden van aanwezige bedrijven en andere functies zijn in dit onderzoek in beeld gebracht. Aangezien sprake is van het ontwikkelen van woningen, is vanuit een worst-case benadering getoetst aan het omgevingstype ‘rustige woonwijk’. Uit de inventarisatie komt naar voren dat bouw van de twee woningen in de nabijheid plaatsvindt van de volgende bedrijven functies (figuur 5):
In de paragrafen 4.2 en 4.3 is respectievelijk ingegaan op de resultaten van de geluids- en geuronderzoeken. Naar de eventuele geluidbelasting van Hovenier Wilms Floet is geen onderzoek uitgevoerd. Feitelijk vinden hier geen bedrijfsactiviteiten plaats die tot geluidhinder kunnen leiden. De loods waar materiaal en materieel van het hoveniersbedrijf zijn opgeslagen, is elders gevestigd. In het onderhavige bestemmingsplan zijn op dit perceel slechts activiteiten voor een beroep of bedrijf aan huis toegestaan.
Met betrekking tot het tuincentrum Ranzijn en het aspect gevaar geldt het volgende: de richtafstand van 10 meter voor gevaar betreft onder andere brandgevaar en stofexplosies. Vooralsnog lijkt dit bij het tuincentrum geen directe aanleiding te geven voor een grote belemmering: de afstand tot de gevel is slechts bij één woning in het nieuwbouwplan van Hofgeest West een probleem. Deze woning (dus niet één van de twee binnen het voorliggende planvoornemen) grenst echter aan het parkeerterrein aan de voorzijde van het tuincentrum, waar geen gevaarlijke stoffen liggen opgeslagen of brandoverslag plaats zal vinden.
Uit de resultaten van het onderzoek van Mees Ruimte & Milieu [4] volgt dat met betrekking tot milieuzonering sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Analyse en conclusie
Het planvoornemen bevindt zich niet binnen de milieuzoneringscontouren van nabijgelegen bedrijvigheid. Er zijn geen bedrijfsmatige activiteiten die hinder kunnen veroorzaken op het planvoornemen. Verder staat het planvoornemen bedrijvigheid in de omgeving niet in weg. De bedrijven en milieuzonering vormen dan ook geen belemmering voor het plan.
Uit de verkenning is gebleken dat het plangebied Hofgeest West is gelegen binnen de zone van meerdere wegen en bedrijven. Hiertoe zijn meerdere akoestische onderzoeken uitgevoerd [1, 2].
Het akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting vanuit Ranzijn concludeert dat bij één woning, niet zijnde één van beide uit het huidige planvoornemen, een overschrijding optreedt van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en tevens ten gevolge van piekgeluiden vanaf het parkeerterrein.
In het akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting op de gevels vanuit het verkeer zijn de volgende wegen meegenomen:
De Hofgeesterweg tussen de Hofgeester Eijnde en de Broekeroog is een 30 km/uur weg.
De locatie van het planvoornemen ligt binnen de zone van zowel "lagesnelheidswegen", als 50 en 70 km/uur wegen. Op basis van de maximale snelheden en de verkeersintensiteiten is indicatief berekend dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuw te realiseren woningen maximaal 48 dB Lden, inclusief aftrek, bedraagt. Daarmee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.
De geluidsbelasting ter plaatse van de nieuwe woningen vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Aandacht is besteed aan de geuremissie van een puntbron in de directe nabijheid, namelijk de manege aan de Hofgeesterweg 63. Dit is ook expliciet voorgeschreven in de wijzigingsbevoegdheid (artikel 4.3) van het bestemmingsplan Hofgeest, Velserbroek. In bijlage 1 staan de resultaten van deze beschouwing. Geconcludeerd is dat aanvullend geuronderzoek niet relevant aangezien:
Het in kaart brengen van de geuremissie vanuit de manage aan de Hofgeesterweg 63 heeft derhalve voor het planvoornemen geen toegevoegde waarde.
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Daarbij gaat het om de risico’s verbonden aan ‘risicovolle inrichtingen’, waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het ‘vervoer van gevaarlijke stoffen’ via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen. Binnen het beleidskader staan twee begrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Onderstaand worden deze begrippen nader toegelicht.
Plaatsgebonden risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans op een bepaalde plaats om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van één gebied worden weergegeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 PR-contour (die als harde wettelijke norm geldt) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1% letaliteitsgrens of te wel door de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.
Toetsing risico’s
Er is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de voorgenomen ontwikkelingen in relatie tot externe veiligheid [9]. De risicobronnen rondom het plangebied zijn in beeld gebracht. Er zijn geen luchthavens en inrichtingen die van invloed zijn op het plangebied. Wel zijn transportroutes van gevaarlijke stoffen over de weg en buisleidingen relevant voor het plangebied:
Analyse en conclusie
Het plaatsgebonden risico is geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Met betrekking tot het groepsrisico zijn een crudeoil leiding en hoge druk aardgastransportleidingen ten noorden en oosten van de nieuwbouwwijk Hofgeest van belang. Uitsluitend voor enkele trajecten van de aardgasleiding moet een verantwoording voor het groepsrisico worden opgesteld. Wanner het advies hierover van de veiligheidsregio bekend is, kan dit ook van toepassing verklaard worden op het voorliggende planvoornemen. Daarmee vormt externe veiligheid ook geen belemmering op voor het planvoornemen.
1 Strikt genomen valt de locatie Hofgeesterweg naast nr. 24 net buiten het beoordelingsgebied van het Sweco-rapport [9]. Het planvoornemen voorziet echter in de bouw van "slechts" twee nieuwe woningen en voegt daarmee vijf personen extra aan het invloedsgebied toe. Aangezien het groepsrisico van de buisleidingen < 0,1*OW is, kan geconcludeerd worden dat het plan voldoet.
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. De Wet luchtkwaliteit introduceert het
onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Bij deze grote projecten gaat het hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
NIBM
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan drie procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijnstof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m³) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan drie procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.
Besluit gevoelige bestemmingen
Op 16 januari 2009 is het Besluit gevoelige bestemmingen in werking getreden. Het Besluit gevoelige bestemmingen is gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer. Met het Besluit wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale- en rijkswegen beperkt. Dit heeft consequenties voor de ruimtelijke ordening. Het Besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), in het bijzonder kinderen, ouderen en zieken.
Indien een project betrekking heeft op een gevoelige bestemming en geheel of gedeeltelijk is gelegen op een afstand van 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen (gemeten vanaf de rand van de weg) mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een gevoelige bestemming niet toenemen als overschrijding van de grenswaarden voor PM10 of NO2 dreigt/plaatsvindt.
De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming:
Het gaat niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. In dit planvoornemen worden geen "gevoelige" bestemmingen gerealiseerd. Toetsing op het Besluit gevoelige bestemmingen is dan ook niet noodzakelijk.
Toetsing op het aspect luchtkwaliteit
In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er twee aspecten in beeld gebracht worden.
Ad 1.
Conform het ’Besluit niet in betekenende mate bijdragen’ draagt een besluit met betrekking tot een project niet in betekenende mate bij indien aannemelijk is gemaakt dat, als gevolg van het besluit, de toename van de concentraties in de buitenlucht van zowel zwevende deeltjes (PM10) als stikstofdioxide niet de drie procent grens overschrijdt. Bij ministeriële regeling kunnen categorieën van gevallen worden aangewezen waarbij een besluit, aangaande een project, in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt. De aanwijzing kan onder meer betrekking hebben op een besluit met betrekking tot één of meer daarbij genoemde categorieën van:
In de regeling zijn categoriale gevallen opgenomen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze categorieën hebben betrekking op inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties, infrastructuur en activiteiten of handelingen. Voor woningbouwprojecten is de regeling van toepassing in de volgende gevallen.
Woningbouw
Aangewezen worden woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat. De voorgenomen ontwikkeling betreft de realisatie van 2 woningen. Hieruit blijkt dat voor wat betreft de woningbouw voldaan wordt aan het Besluit in niet betekende mate.
Ad 2.
Zoals al eerder vermeld, is er geen sprake van een "gevoelige" bestemming. Wel is in het kader van een goede ruimtelijke ordening met behulp van de Atlas Leefomgeving (van onder andere ministerie I&W en RIVM) gekeken naar de luchtkwaliteit in en rondom het plangebied. Op de volgende afbeeldingen (figuur 5 - 7) zijn de concentraties over 2019 van fijnstof (PM2,5 en PM10) en stikstofdioxide (NO2) weergegeven. Uit deze afbeeldingen blijkt dat de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de gestelde grenswaarde van 25 µg/m³ (fijn stof PM2,5) en 40 µg/m³ (fijn stof PM10 en NO2).
Analyse en conclusie
Het planvoornemen draagt niet in betekende mate bij aan de luchtkwaliteit. Tevens voldoet de luchtkwaliteit ter plaatste van het planvoornemen ruimschoots aan de gestelde grenswaarden. Het onderdeel luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor het planvoornemen.
Bovengrondse infrastructuren
De belangrijkste ontsluiting is via Broekeroog en de Kamp. Deze wegen zijn aangesloten op de Velserbroekse Dreef die aangesloten is op de N208. Ten behoeve van het initiatief worden geen nieuwe (ontsluitings)wegen aangelegd.
Verkeersaantrekkende werking
Het planvoornemen voorziet in de realisatie van twee woningen. De verkeersaantrekkende werking voor dit woongebied is berekend op basis van de CROW ASVV 2012. Hierbij is uitgegaan "rest bebouwde kom" in matig stedelijk gebied. Tabel 1 geeft de verkeersaantrekkende werking van de toekomstige situatie weer
Gemiddeld genomen is er sprake van een dagelijkse toename van circa 16,5 bewegingen. Gezien deze beperkte toename en de huidige, goede ontsluiting van het verkeer, vormt het verkeersaspect geen belemmering voor het planvoornemen. Opgemerkt wordt dat om de verkeersveiligheid te waarborgen de Hofgeesterweg ter plaatse van het planvoornemen is ingericht als 30 km/uur weg. Hierdoor is er sprake van een verkeersveilige situatie.
Parkeren
De norm voor parkeren bedraagt in deze situatie (rest bebouwde kom in matig stedelijk gebied) 1,8 à 2,6 per woning (dit is inclusief het aandeel van bezoekers). Het planvoornemen voorziet in de realisatie van twee parkeerplaatsen op eigen terrein, zodat wordt voldaan aan de minimumeis voor parkeren.
Analyse en conclusie
Uit onderzoek blijkt dat het plan geen onevenredige verkeers- en parkeerdruk genereert op de omgeving. Er wordt geconcludeerd dat dit aspect geen belemmering oplevert voor de ontwikkeling.
Voor het gehele gebied Hofgeest West is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd [3]. Het gebied in de nabijheid van het huidige planvoornemen is onverdacht, met uitzondering van het voorkomen van organochloorbestrijdingsmiddelen. In totaal zijn elf boringen geplaatst, waarmee een representatief beeld is verkregen van de huidige bodemkwaliteit. Eén van die boringen, nummer 11, ligt op circa 20 m afstand van huidige planvoornemen (figuur 8). Uit de resultaten is gebleken dat de bodem in Hofgeest West licht verontreinigd is, hoofdzakelijk met bestrijdingsmiddelen die een relatie hebben met de voormalige bloembollenteelt.
Met betrekking tot de dichtstbij gelegen boring nummer 11 wordt opgemerkt dat het opgeboorde materiaal zintuiglijk schoon was en dat het monster van de toplaag deel uitmaakte van een mengmonster waarin geen overschrijdingen van de achtergrondwaarde zijn geconstateerd. In het mengmonster van de diepere laag was sprake van een lichte overschrijding van de achtergrondwaarde door chloordaan (een bestrijdingsmiddel).
Op grond van voormelde onderzoeken kan worden geconcludeerd dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem van de locatie geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen [3].
De bodemkwaliteit ter plaatse vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Gebieden met bijzondere natuurwaarden zijn in Nederland wettelijk en/of planologisch beschermd. Hierbij gaat het om gebieden die bescherming genieten op basis van de Wet natuurbescherming en andere in bestemmingsplannen aangeduide gebieden.
Onderstaande paragrafen beschrijven de mogelijke effecten van het project op beschermde gebieden.
Natura 2000-gebieden zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn wegens de aanwezigheid van bepaalde zeldzame en kwetsbare soorten en habitat-typen (de zogenoemde kwalificerende waarden). De bescherming ervan is geregeld in de Wet natuurbescherming. Overheden dienen de kwaliteit van deze gebieden te waarborgen, waarbij deze aangewezen waarden centraal staan. Deze kwaliteit is mede afhankelijk van de omgeving. Invloeden buiten het gebied kunnen een negatief effect hebben op de natuurwaarden binnen het gebied. Zo kunnen ontwikkelingen op korte afstand kwalificerende soorten in het Natura 2000-gebieden verstoren of verontrusten (externe werking van de bescherming).
Externe werking
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op een afstand circa 1,5 km ten westen van het plangebied. Dit betreft het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. Verder weg (> 6 km) gelegen Natura 2000-gebieden zijn Noordhollands Duinreservaat en Polder Westzaan. Tussen het plangebied en het meest nabije Natura 2000-gebied ligt de bebouwing van Velserbroek en Santpoort Noord evenals de N208. Geluid en beweging die met de nieuwbouw gepaard gaat reikt hooguit enkele honderden meters ver. Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied zijn negatieve effecten van geluid en beweging op de instandhoudingsdoelstellingen uitgesloten.
Stikstofdepositie
Ten behoeve van de aanleg van de woonwijk Hofgeest West is een stikstofdepositieberekening gemaakt. Uit de berekeningen bleek dat zowel in de aanleg- als in de gebruiksfase een toename van de stikstofdepositie optreedt in Natura 2000-gebied Kennemerland-zuid (respectievelijk 0,06 en 0,04 mol per ha per jaar). Op basis van deze resultaten is door de initiatiefnemers van "Hofgeest West" een aanvraag ingediend om aanspraak te maken op stikstofdepositieruimte uit het Stikstofregistratiesysteem. Het project valt binnen de woningbouwversnellingsopgave van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en daarmee kan het project aanspraak maken op de "spoedaanpak stikstof bouw en infrastructuur" conform "Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 maart 2020, nr. WJZ/20072948, tot wijziging van de Regeling natuurbescherming". Op 29 september 2020 is door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming verleend [6]. De vergunning is in werking getreden en is onherroepelijk. Aangezien in het huidige bestemmingsplan middels de wijzigingsbevoegdheid reeds rekening is gehouden met de bouw van twee nieuwe woningen naast Hofgeesterweg 24, is de vergunning eveneens van toepassing op het huidige planvoornemen.
Het aspect stikstofdepositie staat de uitvoerbaarheid van het plan derhalve niet in de weg.
In aanvulling hierop merken wij op dat sinds 1 juli 2021 de aanlegfase niet meer in beschouwing hoeft te worden genomen, maar alleen de gebruiksfase van nieuwe initiatieven. Dit is het gevolg van de partiële vrijstelling voor de bouw- en infrasector die in de Stikstofwet is vastgelegd. De partiële vrijstelling houdt in dat de tijdelijke activiteiten en gevolgen van de door de bouw veroorzaakte stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden buiten beschouwing worden gelaten bij de natuurvergunning.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Het plangebied ligt niet binnen het NNN. Aangezien de NNN geen externe werking kent, hoeft er niet nader getoetst te worden op effecten. Het plangebied ligt bovendien ruim buiten de verstoringsafstand van weidevogelleefgebied, namelijk ca. 1,5 kilometer, en er is geen relatie met weidevogelleefgebied. Tevens ligt het plangebied niet in de omgeving van ganzenfoerageergebieden.
Er vinden binnen het kader van de voorgenomen ontwikkelingen dus tevens geen aantasting van weidevogelleefgebieden of ganzenfoerageergebieden plaats. Er hoeft niet nader getoetst te worden op effecten.
Bijzondere provinciale landschappen (BPL)
In de Omgevingsverordening van de Provincie Noord-Holland 2020 zijn zogenaamde BPL-en aangewezen Ter bescherming van deze gebieden zijn in de Verordening instructieregels opgenomen. Het plangebied ligt niet in een BPL (figuur 9).
Bescherming van flora en fauna (soorten) is geregeld in de Wet natuurbescherming (2017). De werkzaamheden van het initiatief kunnen leiden tot verstoring van alle aanwezige flora en fauna. De zorgplicht uit de Wet natuurbescherming geldt voor alle voorkomende soorten. Dit betekent dat bij de werkzaamheden, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, zorg wordt gedragen voor een zo min mogelijke verstoring of aantasting van de aanwezige flora en fauna.
Uit het veldbezoek (uitgevoerd op 16 november 2021 (zie bijlage 2) en de bureaustudie komen de volgende conclusies naar voren:
Nader onderzoek is niet nodig.
Analyse en conclusie
Er is geen negatieve invloed te verwachten op de Natura-2000 en/of NNN. Ten aanzien van de soortbescherming geldt dat er tijdens het veldbezoek geen zwaar beschermde soorten zijn aangetroffen.
Bij de realisatie van de woningen geldt altijd de algemene zorgplicht rondom het algemeen voorkomende soorten.
Het bouwplan leidt niet tot aantasting van cultuurhistorische waarden (bron: Toelichting op het bestemmingplan Hofgeest).
Op de locatie van het planvoornemen zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.
Binnen het planbied is sprake van een archeologische verwachting, dit is ook vastgelegd in het huidige bestemmingsplan (Waarde – Archeologie categorie 4). Archeologisch bureauonderzoek en booronderzoek heeft uitgewezen dat er in Hofgeest sprake is van een hoge verwachtingswaarde, die geldig is voor meerdere tijdvakken. Dit was aanleiding voor het uitvoeren van aanvullend proefsleuvenonderzoek (figuur 10). Verspreid over het gehele gebied Hofgeest West zijn in totaal twaalf proefsleuven onderzocht. Eén van die proefsleuven (nummer 1) ligt circa 20 m verwijderd van de huidige planlocatie. Dit proefsleuvenonderzoek is inmiddels afgerond en heeft geleid tot de volgende conclusies [10]:
De resultaten van het onderzoek hebben onder meer tot de volgende aanbeveling geleid:
Door aan te sluiten bij deze werkwijze draagt de initiatiefnemer zorg voor het veiligstellen van eventuele archeologische waardevolle objecten in de ondergrond ter plaatse van het planvoornemen.
Conclusie archeologie
Op de locatie van het planvoornemen zijn mogelijk archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen / Nieuwe Tijd aanwezig. Door de werkzaamheden archeologisch te begeleiden kan de initiatiefnemer garanderen dat er geen archeologisch waardevolle objecten verloren zullen gaan.
Voor de grootschalige woningbouwlocatie Hofgeest een aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling opgesteld [8]. Het bevoegd gezag heeft naar aanleiding hiervan een beoordelingsbesluit opgesteld waarin is vastgesteld dat er geen milieueffectrapportage hoeft te worden opgesteld. De realisatie van de twee woningen naast Hofgeesterweg nummer 24 maakt feitelijk onderdeel uit van deze beoordeling (middels de wijzigingsbevoegdheid is al op de bouw van de twee woningen geanticipeerd) waardoor een nieuwe aanmeldingsnotitie en beschikking overbodig is.
Als uitvloeisel van Europees en landelijk waterbeleid (waaronder: ‘Europese Kaderrichtlijn Water’, ‘Nota Anders omgaan met water’, ‘Startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw’, ‘Nationaal Bestuursakkoord Water’ en de ‘Nationaal waterplan’) is voor ruimtelijke plannen een Watertoets verplicht gesteld. Dit hoofdstuk gaat hierop in.
De Watertoets is het hele proces van adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De uitvoering geschiedt binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De Watertoets geeft de inbreng van water een plaats in de procedures over ruimtelijke plannen en besluiten, zoals streek- en bestemmingsplannen, en vormt als het ware een verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening.
De Watertoets heeft een integraal karakter: alle relevante waterhuishoudkundige aspecten worden meegenomen (naast veiligheid en wateroverlast ook waterkwaliteit en verdroging).
De planlocatie is niet gelegen op een regionale waterkering of in een beschermingszone. Daarom is voor dit onderdeel geen vergunning noodzakelijk.
Op de projectlocatie zijn drie oppervlaktewateren aanwezig (bron: legger van het Hoogheemraadschap van Rijnland, figuur 11). In tabel 2 staan de kenmerken.
Voor alle watergangen geldt dat het onderhoud in handen is van de aangelande. Verder worden voor de taluds 1:1 gehanteerd.
De realisatie van het planvoornemen heeft de volgende consequenties voor de waterhuishoudkundige situatie:
Genoemde wijzigingen worden uitgevoerd conform de beleidsregels van het Hoogheemraadschap van Rijnland, zoals deze zijn vastgelegd in de Keur. Hiertoe wordt een melding bij het Hoogheemraadschap gedaan.
Lozingen van afvalwater kunnen worden ingedeeld in directe en indirecte lozingen. Lozingen op een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, kortweg riolering, worden indirecte lozingen genoemd. Hierbij maakt het niet uit of vanuit die riolering al dan niet via een zuivering (bijvoorbeeld een rioolwaterzuiveringsinstallatie) in het milieu wordt geloosd, dus of het een vuilwater- of een schoonwaterriool betreft. De indirecte lozingen vallen onder de Wet milieubeheer.
Uitgangspunt bij de realisatie van de wijk Hofgeest West is de aanleg van een gescheiden rioolstelsel. Daarbij heeft het de voorkeur om zo min mogelijk verhard oppervlak op een hemelwaterafvoerstelsel (HWA-stelsel) aan te sluiten. Daarbij geldt ook het beleid dat "Water verwerken waar het valt" en dat bui 8 (20mm) daarbij dient te worden verwerkt op eigen terrein. Daar waar mogelijk dient hemelwater middels infiltratiekratten en/ of DT-riolering op open water (accolade profiel2) te worden aangesloten.
Het vuilwaterafvoerstelsel (VWA-stelsel) zal aangesloten worden op het bestaande VWA-stelsel in de wijk ten zuiden van deelgebied Hofgeest West. In deze wijk is een vrijvervalrioolstelsel aanwezig van de gemeente Velsen.
Voor de berekening van de nieuwe afvalwaterproductie is voor Hofgeest West rekening gehouden met 3 inwoners per woning en met een productie 15 l/i.e./h. Voor Hofgeest West (242 woningen) bedraagt de afvalwaterproductie 10.9 m³/uur in de toekomstige situatie. De toevoeging van twee woningen hieraan zal niet tot problemen in het rioolstelsel leiden.
Conform de beleidsregels heeft het de voorkeur om regenwater vast te houden, te bergen en dan vertraagd af te voeren zodat overlast wordt voorkomen. Hoogheemraadschap van Rijnland hanteert als principe "hydrologisch neutraal ontwikkelen". Dit houdt in dat de nieuwe watersituatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Binnen het plan neemt de oppervlakte met verhard oppervlak toe: het terrein is in de huidige situatie vrijwel volledig onverhard, terwijl in de nieuwe situatie maximaal 500 m2 verhard zal zijn (daken, terras, paden, parkeervoorzieningen). Conform de beleidsregels van het Hoogheemraadschap van Rijnland moet hiervoor 15% watercompensatie worden aangelegd, met andere woorden: 75 m2. De initiatiefnemer heeft in overleg met de ontwikkelaar van Hofgeest West (CV Hofgeestgronden) afgesproken dat deze watercompensatie wordt toegevoegd aan de watercompensatie die gerealiseerd wordt ten behoeve van de woonwijk Hofgeest West. De locatie van de watercompensatie ligt binnen hetzelfde peilgebied.
CV Hofgeestgronden heeft deze afspraak bevestigd en het Hoogheemraadschap van Rijnland is hiermee akkoord (zie e-mailwisseling, bijlage 3).
Analyse en conclusie
De waterhuishoudkundige situatie wordt niet in negatieve zin beïnvloed. Het toenemen van het verhard oppervlak wordt gecompenseerd.
Op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan, is in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangegeven. Voorliggend initiatief betreft een bouwplan in de zin van het Besluit ruimtelijke ordening. In het hiervoor genoemde artikel uit de Wro is aangegeven dat de gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen als het kostenverhaal ‘anderszins verzekerd’ is. In dit geval is het kostenverhaal verzekerd via afspraken in de anterieure overeenkomst die de gemeente en de initiatiefnemer met elkaar hebben gesloten. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden opgesteld.
Daar komt bij dat de exploitatie geheel in handen van en voor risico van de ontwikkelende partij zal komen te liggen. De gemeente hoeft geen risicodragende investeringen voor haar rekening te nemen.
De kosten voor voorliggend initiatief en de daarbij behorende noodzakelijke onderzoeken worden door de aanvrager van het initiatief gedragen. De kosten van de gemeente betreffen de gebruikelijke kosten voor planbegeleiding. De betaling van deze kosten is verzekerd in de anterieure overeenkomst.
Door het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid voor het betreffende perceel is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van de locatie bij de gemeente op grond van artikel 6.1. Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade zullen door de aanvrager van de omgevingsvergunning worden gedragen. Daartoe is een overeenkomst met de initiatiefnemer gesloten.
Op basis van deze overwegingen mag het plan economisch uitvoerbaar worden geacht. Dit betekent dat de uitvoering van het voorliggende initiatief niet door een onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd. Hiervoor wordt een anterieure overeenkomst gesloten.
Het is van belang om de directe omgeving te informeren over de plannen en de uitvoering hiervan. De omgeving zal dan ook op verschillende manieren en momenten kennis kunnen nemen van de plannen.
Het planvoornemen betreft de bouw van twee nieuwe vrijstaande woningen naast Hofgeesterweg nr. 24 te Velserbroek. In het bestemmingsplan Hofgeest West valt het perceel onder de wijzigingsbevoegdheid van het college van B&W.
Gebleken is dat het plan past binnen de relevante beleidskaders. Ruimtelijk bestaan er ten aanzien van de ontwikkeling geen bezwaren. Door het planvoornemen wordt een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit gerealiseerd. Ten aanzien van de milieuaspecten zijn er geen randvoorwaarden of beperkingen vastgesteld.
Het project heeft geen negatieve invloed op de waterkwantiteit en waterkwaliteit in de omgeving. Ook ten aanzien van akoestiek, luchtkwaliteit, externe veiligheid, ecologie, milieuzonering, archeologie en economische haalbaarheid zijn geen negatieve gevolgen te verwachten.
Wij concluderen dat er in de toekomstige situatie sprake zal zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarom is het niet bezwaarlijk voorliggend plan uit te voeren. Deze toelichting is opgesteld ter onderbouwing voor de besluitvorming.