Plan: | Lange Nieuwstraat-NW |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0453.BP0703LANGENIEUWS1-O001 |
Beleid en normstelling
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.4 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 4.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg / m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg / m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1) | jaargemiddelde concentratie | 48 µg / m³ | tot en met 10 juni 2011 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg / m³ | vanaf 11 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg / m³ | tot en met 10 juni 2011 | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied.
Besluit Niet in Betekenende Mate (NIBM)
In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10.
Onderzoek
Het plan maakt de ontwikkeling mogelijk van circa 106 woningen verdeeld over 4 bouwblokken met verschillende hoogtes. Voorheen waren op deze locatie 74 woningen aanwezig. Vanwege de uitbreiding van het aantal woningen zal er sprake zijn van een geringe verkeersaantrekkende werking. Gezien de aard en de omvang van de ontwikkeling is het besluit NIBM van toepassing (minder dan 1.000 woningen), toetsing aan de grenswaarden kan daarom achterwege blijven.
Wel wordt inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Met behulp van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) wordt in dit geval inzicht gegeven in concentraties van NO2 en PM10 direct langs de Lange Nieuwstraat. In het prognosejaar 2011 bedraagt de jaargemiddelde concentratie NO2 indicatief 26,28 µg / m³, voor fijn stof geldt in dat jaar een indicatieve jaargemiddelde concentratie van 26,3 µg / m³.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 direct langs de Lange Nieuwstraat ruimschoots beneden de grenswaarden liggen waardoor er vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit sprake is van een goed woon- en leefklimaat. De Wlk staat de uitvoering van het plan niet in weg.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag en gedurende het gehele jaar)) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.
Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten1 en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.
ad 1) Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige redenen worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn woningen (op enkele uitzonderingen na), gebouwen waar kwetsbare groepen mensen verblijven en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn. Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn bedrijfsgebouwen, kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en winkels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht2. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (zie onder) is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en basisnet Water opgenomen in de circulaire.
ad 2) De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per
kilometer en per jaar:
- 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers;
- 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers;
- 10-8 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers;
- enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde).
Basisnet en Besluit Transportroutes Externe Veiligheid
Het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV) is in ontwerp gepubliceerd. In dat Besluit en de bijbehorende basisnetten (voor wegen, spoorwegen en vaarwegen) worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd en beperkte kwetsbare objecten slechts onder voorwaarden (gewichtige redenen zoals aangegeven in het BTEV). Daarnaast worden in de omgeving van deze transportroutes beperkingen opgelegd in verband met de mogelijke effecten van een optredende plasbrand (plasbrandaandachtsgebieden), ontwikkelingen binnen het plasbrandaandachtsgebied te worden verantwoord. De huidige risiconormering ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen volgt uit de circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen..
Buisleidingen
Op buisleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen waren tot voor kort de volgende circulaires van toepassing:
Deze circulaires worden op korte termijn vervangen door het Besluit externe veiligheid buisleidingen dat reeds in ontwerp is gepubliceerd. In deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi. Daarbij worden de huidige toetsings- en bebouwingsafstand vervangen door een afstand voor het plaatsgebonden risico en een invloedsgebied of inventarisatieafstand voor het groepsrisico. Het ministerie van VROM adviseert met deze nieuwe normstelling rekening te houden. Vooruitlopend op het besluit kan bij de toetsing van ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van buisleidingen gebruik worden gemaakt van een tweetal publicaties waarin risicoafstanden en inventarisatieafstanden zijn opgenomen. Het betreft een publicatie van het Ministerie van VROM (voor K1K2K3 buisleidingen) (Ministerie van VROM, Externe veiligheid en transportleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3 in de interimperiode, DGM\SVS\2008079926, 5 augustus 2008) en een brief van de N.V. Nederlandse Gasunie (voor aardgastransportleidingen) (N.V. Nederlandse Gasunie, Eisen omgevingsdata in het kader van groepsrisicoberekeningen bij ruimtelijke ontwikkeling, revisie 4, september 2008).
Onderzoek
Inrichtingen
Ten Noorden van het plangebied, aan de overzijde van het Noordzeekanaal is het bedrijventerrein van industrietgebied IJmond gelegen. Op dit terrein zijn 2 inrichtingen gelegen die vallen onder de werking van het Bevi: Linde Gas Benelux BV en Tata Steel BV. Beide inrichtingen beschikken over een veiligheidsrapportage die moet worden opgesteld in het kader van de milieuvergunning. Aan de hand van deze veiligheidsrapportages kan worden getoetst of het plan voldoet aan de normen voor het PR en het GR in de omgeving van beide inrichtingen. Tot voorheen was ook een inrichting van DSM Agro aanwezig maar de activiteiten binnen deze inrichting zijn door DSM per 1 januari 2010 beëindigd.
Linde Gas Benelux BV
Uit het veiligheidsrapport van Linde Gas (Kwantitatieve Risicoanalyse Linde Gas IJmuiden, revisie B.00, 27 februari 2009) blijkt dat de PR 10-6 contouren rond de installaties gedeeltelijk buiten het bedrijfsterrein zijn gelegen. De PR 10-6 contouren reiken echter niet tot de overzijde van het Noordzeekanaal.
Het scenario waarin sprake is van het vrijkomen van een stikstofwolk als gevolg van een calamiteit bij de opslagtanks geeft de grootste 1% letaliteitsafstand. Deze afstand bedraagt 1480 m. Binnen deze afstand bevinden zich diverse fabrieken van Tata Steel BV en één woning aan de Zeestraat. Het plangebied is niet binnen de 1% letaliteitsafstand van Linde Gas Benelux BV gelegen. De externe veiligheidsrisico's van de inrichting van Linde Gas en de effecten in geval van een calamiteit zijn daarom niet relevant voor het voorliggende bestemmingsplan.
Tata Steel BV
Uit het veiligheidsrapport van Tata Steel BV (Corus Staal BV, Veiligheidsrapportage inrichting Corus Staal BV, locatie IJmuiden, VR-deel III- alg.- 09-05.03, rev. 3,0, december 2009) blijkt dat de PR 10-6 contouren voor installaties van Corus op een drietal locaties buiten het bedrijfsterrein zijn gelegen. De PR 10-6 contouren reiken echter niet tot het plangebied zodat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. In het veiligheidsrapport is een groepsrisicoberekening uitgevoerd voor het gebied binnen de PR 10-8 contour die op enkele locaties buiten het bedrijfsterrein is gelegen. Uit de berekening volgt dat het groepsrisico ruim beneden de oriënterende waarde is gelegen. De Pr 10-8 contour reikt niet tot in het plangebied.
Het scenario waarin hoogovengas vrijkomt uit het hoogovengassysteem waardoor sprake is van een toxische wolk geeft de grootste schade effectafstand. De 1% letaliteitscontour die behoort bij dat ongevalscenario bedraagt 1700 m. Aangezien de afstand tot het hoogovengassysteem (bestaande uit gasreinigingsinstallaties en een distributienet) circa 1900 m bedraagt is het plangebied buiten de 1% letaliteitsafstand van Corus gelegen.
De externe veiligheidsrisico's als gevolg van de activiteiten binnen de inrichting Tata Steel BV zijn niet relevant voor het bestemmingsplan.
Buisleidingen
Ten noorden van het plangebied, parallel aan de IJmuiderstraatweg is een tweetal buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen ruwe gelegen.
De eerste leiding betreft een K1 buisleiding voor het transport van ruwe olie die wordt beheerd door Chevron. De leiding heeft een maximale werkdruk van 142,5 bar en een diameter van 20,0”. De afstand tot het plangebied bedraagt circa 500 m. Uit informatie van de provinciale risicokaart blijkt dat de voor de leiding een PR 10-6 contour van 30 m geldt. Deze afstand volgt ook uit de bovengenoemde publicatie van het Ministerie van VROM. Op grond van deze publicatie is het invloedsgebied enkele meters meer dan de PR 10-6 contour. Het plangebied bevindt zich buiten het invloedsgebied van de leiding.
De tweede leiding betreft een hogedruk aardgasleiding van de Gasunie met een druk van 40 bar en een diameter van 6 inch. Voor deze leiding geldt op grond van het in voorbereiding zijnde beleid een PR 10-6 contour van 0 m inventarisatieafstand van 70 m. Gelet op de afstand tot het plangebied, die circa 500 m bedraagt, is er geen sprake van invloed op de hoogte van het groepsrisico.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Over het Noordzeekanaal vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Aangezien de afstand tot het plangebied circa 600 m bedraagt is er geen sprake van invloed van externe veiligheidsrisico's op de ontwikkeling in het plangebied. Daarnaast maakt het voorliggende plan slechts een beperkte toenamen van de personendichtheid in het gebied mogelijk. Het gaat immers om de herstructurering van een bestaand gebied.
In de omgeving van het plangebied zijn verder geen transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig.
Conclusie
Na uitvoering van het plan kan worden voldaan aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid, dit aspect staat de uitvoering van het plan niet in weg.
Beleid en normstelling
Ten aanzien van ontwikkelingen in het plan dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door omliggende bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van milieugevoelige functies sprake is van een aanvaardbaar leef- en verblijfsklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009) waarin richtafstanden zijn opgenomen ten opzichte die van toepassing zijn op een rustige woonwijk. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven, er is geen sprake van een beperking van de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven bij de uitvoering van dit plan.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het plan niet in de weg. Ter plaatse van de woningen in het plangebied is sprake van aan aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Normstelling en beleid
Rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn of mogen worden gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken', wordt een geluidszone vastgesteld. Buiten deze geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Binnen de zone zijn woonbestemmingen en andere geluidsgevoelige bestemmingen slechts aanvaardbaar indien de geluidsbelasting op de gevel aan de wettelijke grenswaarden voldoet. Voor nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, geldt een wettelijke voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk, in het algemeen tot 55 dB(A), wanneer blijkt dat het niet mogelijk is om met maatregelen de geluidsbelasting te reduceren.
Sanering Industrielawaai
Door saneringsmaatregelen bij diverse bedrijven op het gezoneerde industrieterreinen IJmond is de geluidsemissie afgenomen en is de geluidsbelasting veranderd ten opzichte van de situatie ten tijde van de zonevaststelling. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hebben op 26 januari 2006 het aanvullend saneringsprogramma industrielawaai Industrieterrein IJmond vastgesteld dat behoort bij het besluit van GS van 7 februari 2005 (2006-4088). Deze saneringsoperaties bestonden uit het treffen van maatregelen bij enkele bedrijven en het aanpassen van milieuvergunningen en is geheel afgerond. Voor woningen die zijn gelegen binnen de 55 dB(A) contour is bij besluit van de minister van VROM (21 maart 2001; kenmerk MBG 2000088159/501.) per adres een ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidsbelasting (MTG) vastgesteld ten gevolge van industrieterrein IJmond. In totaal is voor 1572 woningen een MTG waarde vastgesteld. Als gevolg van het aanvullend saneringsaneringsprogramma is voor 100 woningen in IJmuiden en Wijk aan Zee de MTG waarde verhoogd en zal voor circa 100 extra woningen een MTG waarde worden vastgesteld.
Onderzoek
Het plangebied is gelegen binnen de geluidszone IJmond. Uit akoestisch onderzoek van de provincie Noord-Holland blijkt dat er ter plaatse van de beoogde woningen sprake is van een geluidsbelasting van 53 dB(A). Dit houdt in dat de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai ter plaatse van de beoogde woningen wordt overschreden. Gelijktijdig met de vaststelling van het plan zullen hogere waarden voor industrielawaai moeten worden vastgesteld.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van het plangebied niet kan worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai uit de Wet geluidshinder. Het vaststellen van hogere waarden is noodzakelijk.
Normstelling en beleid
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.
In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.
Onderzoek en conclusie
Door BK Ingenieurs BV is ter plaatse van het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (BK Ingenieurs, Verkennend bodemonderzoek complex 22 te IJmuiden, 20081137BO, 22 december 2008). De resultaten kunnen als volgt worden samengevat:
Op grond van het verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat een aanvullend onderzoek nodig is naar de verhoogde concentraties zink in de bovengrond. Voor de overige parameters geldt de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoering van het plan.
Uit de resultaten van het aanvullend onderzoek blijkt dat geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging (BK Ingenieurs, Nader bodemonderzoek complex 22 te IJmuiden, 20100945C, 14 juli 2010). De herkomst van de verontreiniging met zink is onbekend. Mogelijk betreft het een verhoogde achtergrondconcentratie.
Geconcludeerd wordt dat de bodemkwaliteit ter plaatse de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan niet in de weg staat.
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen zoals rioolpersleidingen of waterleidingen gelegen. Er zijn geen hoogspanningslijnen of straalpaden in de omgeving van het plan. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.
Normstelling en beleid
Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011
Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie. De gemeenten onderschrijven de ambities van het kabinet: een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990, een energiebesparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren wordt de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en in 2015 naar 0,4. Nu er afspraken zijn gemaakt over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie, zal er ook naar toe gewerkt moeten worden.
Gemeentelijk beleid
Gemeente Velsen en de Milieudienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in “Kwaliteit en duurzaam bouwen” en in het milieubeleidsplan 2008-2012. Projectontwikkelende partijen ondertekenen een projectverklaring voor alle nieuwbouwprojecten groter dan 30 woningen. Hierdoor committeert men zich aan de duurzaamheidambitie van een 7 volgens GPR-gebouw. Bij deze duurzaamheidambities ligt de nadruk op energiebesparing en gezondheid. Aangezien de omvang van het aantal beoogde woningen meer dan 50 bedraagt is het tevens wenselijk een energievisie op te stellen waarin onderzoek kan plaatsvinden naar de toepassing van een warmte/koude opslagsysteem en duurzame energievoorzieningen.
GPR Gebouw® 4
Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de Milieudienst IJmond en de gemeente het gebruik van GPR Gebouw® 4. GPR Gebouw® 4 is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Een score van 6.0 is representatief voor het wettelijke niveau van het Bouwbesluit. Dit instrument kijkt breder dan alleen energie. De GPR-lijst kan online ingevuld worden. De kosten van het gebruik van GPR Gebouw® 4 worden gedragen door de Milieudienst IJmond. De ambitie van de gemeente is een 7.0 te scoren op het thema energie en gemiddeld een 7.0 voor de thema's milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.
Onderzoek en conclusie
Overeenkomstig het gemeentelijk beleid dient duurzaam te worden gebouwd. Het bouwplan biedt kansen om duurzaam te bouwen. Van belang is dat duurzaamheid / energiebesparing vroeg in het bouwproces wordt meegenomen en dat daarvoor in de realisatiefase budget beschikbaar wordt gesteld. De initiatiefnemer, Woningbedrijf Velsen, neemt standaard in haar bouwprogramma onderzoek naar warmte/koude opslag mee. Het gebouw is dan, afhankelijk van de maatregelen, comfortabeler en in de gebruiksfase worden veelal besparingen bereikt. Bij de aanvraag voor een bouwvergunning zal tevens een GPR berekening worden ingediend.