direct naar inhoud van Toelichting
Plan: J.C. van Neckstraat
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001

Toelichting

De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een duidelijk ruimtelijke beeld van dit plangebied. In deze toelichting wordt nader ingegaan op de verschillende regelingen die zijn opgenomen in de regels en de verbeelding. Hierbij wordt aangegeven welke beleidskeuzes van de gemeente of van andere overheden daaraan ten grondslag liggen.

Deze plantoelichting geeft een toelichting op het wijzigingsplan, maar maakt formeel juridisch gezien geen deel uit van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Het doel voor het plangebied aan de J.C. van Neckstraat te IJmuiden is middels een wijzigingsplan de voorgenomen ontwikkeling vast te leggen. De voorgenomen ontwikkeling behelst de realisatie van acht woon-werk units. In het bestemmingsplan 'IJmuiden Oost' is een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro opgenomen die het mogelijk maakt om de bestemming 'Gemengd' te wijzigen ten behoeve van het vermeerderen van het maximaal toegestane aantal woningen. Voorliggend wijzigingsplan is de uitwerking van deze wijzigingsbevoegdheid.

1.1 Plangebied

Het plangebied is gelegen aan de J.C. van Neckstraat 3 t/m 33 te IJmuiden. Globaal gezien is het plangebied gelegen in het noorden van IJmuiden, nabij het Binnentoeleidingskanaal. Op onderstaande afbeelding is het plangebied met rood globaal weergeven.

Afbeelding 1.11 Plangebied globaal
afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0001.png"
woon-werk units Ten noorden van het plangebied is Autobedrijf Stormvogels B.V. gevestigd. Ten oosten grenst de locatie aan parkeerterrein en daar aangrenzende woningen. Ten zuiden zijn aan de Trompstraat tevens woningen gevestigd. Ten westen is een gebouw gesitueerd waar onder andere de Multimate en de Basic-Fit in zijn gevestigd. Op onderstaande afbeelding is het plangebied met rood weergeven. k

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0002.png"

Afbeelding 1.1.2 Plangebied

Het plangebied is braakliggend.

1.2 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan is het bestemmingsplan ''IJmuiden Oost'', vastgesteld op 21 december 2017 door de raad van de gemeente Velsen. Het plangebied kent de enkelbestemming 'Gemengd'. Ter plaatse van het plangbied is een bouwvlak aanwezig, waarbinnen gebouwd mag worden met een maximum bouwhoogte 8 meter. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' vanwege aanwezige archeologische waarden. Tevens kent het plangebied de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. Tot slot geldt ter plaatse van het plangebied de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 13'.

Afbeelding 1.2Vigerend bestemmingsplan, projectlocatie met rood omlijnd

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0003.png"
Artikel 7 Gemengd

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • wonen, waarbij het aantal woningen niet mag toenemen;


Op de begane grond tevens:

  • detailhandel, supermarkt uitgesloten;
  • dienstverlening;
  • maatschappelijk;
  • kantoren;
  • bedrijven categorie A welke zijn opgenomen in de bij de regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging;
  • ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' is geen detailhandel toestaan.

met de daarbij behorende:

  • groenvoorzieningen;
  • waterpartijen en watergangen;
  • wegen, paden en parkeerplaatsen;
  • nutsvoorzieningen.


27.1.16 wetgevingzone - wijzigingsgebied - 13

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone-wijzigingsgebied 13' (J.C. van Neckstraat) zijn burgemeester en wethouders op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het maximaal toegestane aantal woningen te vermeerderen, waarbij de volgende randvoorwaarden gelden:

  • De maximale bouwhoogte bedraagt 8 meter.
  • Het maximaal aantal woningen bedraagt 12.
  • De oppervlakte van de woningen moet worden afgestemd op de woonvisie.
  • Er dient een hogere waarde besluit voor industrielawaai te worden genomen.
  • Het plan dient te voldoen aan het Parkeernormenbeleid zoals vigerend op het moment van het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning, waarbij per gebouw minimaal één parkeerplaats op eigen terrein zal worden gerealiseerd.
  • Er dient een minimale afstand van 15 meter vanaf het gasdruk- en regelstation aan de C. van der Doesstraat aangehouden te worden.


Naast het vigerende bestemmingsplan ''IJmuiden Oost'', is tevens het paraplubestemmingsplan ''parkeren Velsen'' van kracht.

Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling is niet passend binnen de vigerende bestemming 'Gemengd', aangezien het aantal woningen als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling, zal toenemen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het toegestane aantal woningen te vermeerderen gezien de in het vigerende bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Middels voorliggend wijzigingsplan wordt invulling gegeven aan deze wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 2 Beschrijving initiatief

Voorgenomen ontwikkeling behelst de realisatie van acht woon-werk units. Op de begane grond is de ruimte, gezien de overheaddeur, geschikt om te werken. Op de begane grond is tevens een berging aanwezig. De begane grond heeft een oppervlakte van circa 117 m². De eerste verdieping is bedoeld voor wonen, waar twee slaapkamers aanwezig zijn. Aan de voor- en achterzijde worden balkons gerealiseerd. Het balkon aan de voorzijde wordt daarbij voorzien van een pergola. Het woonoppervlakte is circa 94 m². Aan de voorzijde van de woningen zijn per woning twee parkeerplaatsen gesitueerd. De maximale bouwhoogte bedraagt 8 meter. De woningen zijn circa 6,2 meter breed en 20,4 meter diep.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0004.png" Afbeelding 2.1 Voorgevel

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0005.png"
Afbeelding 2.2 Achtergevel

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0006.png"

Afbeelding 2.3 Plattegrond begane grond

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0007.png"

Afbeelding 2.4 Plattegrond eerste verdieping

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Voorgenomen wijzigingsplan vormt de uitwerking van de in het moederplan ''IJmuiden Oost'' opgenomen wijzigingsbevoegdheid. In het moederplan is het beleidskader reeds uitgebreid aan bod gekomen. In dit licht wordt enkel getoetst aan het provinciale beleid. In paragraaf 4.2.3 komt de Woonvisie aan bod.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Structuurvisie (2025)

De structuurvisie Velsen 2025 is de integrale visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De structuurvisie moet niet worden gezien als een blauwdruk voor de toekomst, maar als een kompas waarmee de gemeente de koers bepaalt. De structuurvisie zet de stip op de horizon in 2040, toont de ruimtelijke vertaling tot 2025 en laat de uitvoering zien in een uitvoeringsprogramma. Verder is de structuurvisie niet alleen een toetssteen maar vooral ook een inspiratiebron voor nieuwe initiatieven.

Velsen is door de strategische ligging en meerdere samenwerkings-verbanden verknoopt met een zeer sterke regio. Binnen de MRA neemt Velsen een bijzondere positie in. Dit geldt zeker voor IJmuiden, dat met de zeesluis in het Noordzeekanaal, de poort van Amsterdam vormt. De structuurvisie spreekt zich uit over de (gewenste) kernkwaliteiten van de gemeente. Daarbij gaat het vooral om die kwaliteiten die van ‘metropolitaan’ niveau zijn en dus ook iets toevoegen aan de Metropoolregio Amsterdam (MRA). Het is belangrijk om die kwaliteiten aan elkaar te koppelen door goede verbindingen. De structuurvisie legt ook de verbinding met de regio, met mensen en met verleden en toekomst.

De metropolitane functies onderscheiden Velsen van de rest van de MRA. Zodoende zijn ze de basisingrediënten waarmee de bestaande kernkwaliteiten van Velsen kunnen worden omschreven. De volgende vijf kernkwaliteiten zijn onderscheiden.

  • 1. Velsen is de nautische toegangspoort
  • 2. Velsen is de slimme werkplaats/techport
  • 3. Velsen is het nationaal park
  • 4. Velsen is het actieve landschap
  • 5. Velsen is de duinstad & land-goed

Het ruimtelijk raamwerk zet de te behouden/versterken kernkwaliteiten en de te verbeteren onderlinge verbindingen op de kaart en toont de gewenste ontwikkelrichting voor de verschillende deelgebieden binnen de gemeente. Het ruimtelijk raamwerk laat de ‘stip op de horizon’ zien waar de gemeente naar toe wil, op weg naar 2040.

De belangrijkste ambitie voor IJmuiden Oost is op het gebied van voorzieningen en leefbaarheid. In de Structuurvisie wordt gestreefd naar het behoud van adequate voorzieningen in of in de nabijheid van de dorpen, met ijmuiden als hoofdvoorzieningencentrum. Het bestemmingsplan voorziet hierin door hoofdvoorzieningen zoals de schouwburg, het zwembad en diverse scholen positief te bestemmen en hierin ruimte te bieden voor beperkte en passende uitbreiding.

3.2.2 Woonvisie 2015

De gemeenteraad heeft 2013 de Woonvisie 2025 ‘Samen werken aan een aantrekkelijke stad’ vastgesteld. De woonvisie beschrijft hoe Velsen invulling geeft aan de ambities uit Visie op Velsen 2025 ‘Kennisrijk werken’ op het gebied van wonen. In de Visie op Velsen investeert Velsen in nieuwe werkgelegenheid en in toerisme en wordt daardoor aantrekkelijker als stad om te wonen. Om deze visie te verwezenlijken wordt er een route uitgestippeld. Wonen is één van de bouwstenen. In de Woonvisie wordt ingegaan op de vraag wat en wie Velsen nodig heeft voor haar ambities en wat op korte termijn kan en welke ontwikkelingen meer tijd nodig hebben. De woonvisie helpt om afwegingen te maken over concrete initiatieven en bij het maken van afspraken met betrokken partijen, bijvoorbeeld de woningcorporaties. Daarnaast zijn er ook andere ontwikkelingen waar Velsen op het gebied van het wonen een antwoord op moet geven, zoals de veranderende woonvraag van de bevolking, de vergrijzing en de wens om langer thuis te wonen.

In de woonvisie worden in Velsen grofweg drie woonmilieus onderscheiden: centrumstedelijk en groenstedelijk in IJmuiden en Velserbroek en landelijk/dorps in de andere kernen. Opgave is om deze woonmilieus te versterken en meer differentiatie in het woningaanbod aan te brengen. De prioriteit ligt bij de milieus die het meest moeten veranderen willen zij aantrekkelijk zijn en blijven. In het groenstedelijke en landelijk/dorpse woonmilieu ligt de nadruk op het ‘afronden’ van de kernen. Het gaat dan om invullen van bouwlocaties naar het dorpse karakter, niet over verstedelijking en grootschalige uitbreiding. De invulling van de binnenhaven is hier een goed voorbeeld van.

3.2.3 Verkeersbeleid

In het Lokaal Verkeer- en Vervoersplan 2004 (LVVP) zijn de beleidshoofdlijnen op het gebied van verkeer en vervoer voor de gemeente Velsen vastgelegd. Knelpunten en mogelijke oplossingen worden besproken. Doelstelling van het LVVP is het vergroten van de verkeersveiligheid, de leefbaarheid en de bereikbaarheid.

Voor wat betreft parkeren dient, bij nieuwbouw, uitbreiding of functiewisseling, te worden voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het gemeentelijk parkeernormenbeleid. Uitgangspunt bij dit beleid is dat de gegenereerde parkeerbehoefte binnen het eigen plangebied wordt opgelost.

3.2.4 Milieubeleid

De gemeente Velsen heeft een Milieubeleidsplan opgesteld voor de periode 2015-2020, waarin de kaders voor het milieubeleid zijn geactualiseerd. In de Visie op Velsen 2025 speelt duurzaamheid een verbindende rol en draagt bij aan een goede balans tussen wonen, werken en recreëren. Belangrijkste onderwerpen van het milieubeleidsplan zijn: Energie (besparing en opwekking), Leefomgeving (luchtkwaliteit, geluid, geuren bodem), Mobiliteit, Klimaatadaptatie en Afval.

Luchtkwaliteit is één van de meest bepalende thema's voor de leefomgevingskwaliteit in de IJmond. Daarnaast spelen ook geluid en geur een grote rol in de milieudruk op de IJmond (en de mogelijke gezondheidseffecten hiervan). De gemeente Velsen zoekt in samenwerking met OD IJmond en bedrijven naar de balans tussen economische groei en beperking van de hinder. Vanwege het gemeentegrens overschrijdende karakter wordt op dit thema intensief regionaal samengewerkt.

De gemeente neemt tevens haar verantwoordelijkheid bij het beperken van de klimaatverandering en het opvangen van de effecten ervan. Om goed in te kunnen spelen op de negatieve gevolgen van klimaatverandering kunnen vooral op de beleidsterreinen water en groen maatregelen worden ingezet. Ten aanzien van hernieuwbare energie is met name de aanleg van het warmtenet en de toepassing van zonne-energie en windenergie kansrijk.

3.2.5 Economisch beleid

Concentratie detailhandel

Het economisch beleid ten aanzien van dit plangebied richt zich op het concentreren van detailhandel in het kernwinkelgebied Kennemerlaan/Moerbergplantsoen. Vanuit die gedachte stimuleert de gemeente het omzetten van versnipperde detailhandels- en dienstverleningsbestemmingen op andere plekken dan de kernwinkelgebieden naar woonbestemmingen. Omdat de locaties waar zich solitaire detailhandelsvestigingen voordoen niet allemaal vergelijkbaar zijn, voorziet dit bestemmingsplan niet in een regeling waarmee omzetting onder voorwaarden kan plaatsvinden. Verzoeken hiertoe worden op hun merites beoordeeld en, indien positief, middels een separate afwijkingsprocedure mogelijk gemaakt. Uitgangspunt bij de beoordeling van aanvragen is dat het pand een woonhuis-achtige uitstraling krijgt, de parkeerbehoefte wordt opgelost conform de op het moment van het indienen van de aanvraag geldende Parkeernormenbeleid, dat door de gemeente het maximaal aantal toelaatbare wooneenheden van een pand wordt vastgesteld en er sprake is van een aanvaardbare woonoppervlakte.

Aan huis gebonden beroepen

In 2004 is de beleidsnotitie 'Aan huis gebonden beroepen' vastgesteld. Onder bepaalde voorwaarden kunnen beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten, die niet onder de vrije beroepen vallen, in een woning door de bewoner zelf worden uitgeoefend. Een omgevingsvergunning is wel benodigd, in de regels zijn hiervoor randvoorwaarden opgenomen.

Bed & Breakfast

In 2010 is de beleidsnotitie ‘Bed & Breakfast gemeente Velsen 2010’ vastgesteld. Als gevolg van dit beleid zal toegestaan worden dat in een woning incidenteel, bedrijfsmatig logies (Bed & Breakfast) verleend wordt, waarbij de woning door de hoofdgebruiker wordt bewoond. Maximaal 40% van het totale woonoppervlak van de woning mag voor deze functie worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 binnen de bebouwde kom. Het maximum aantal gasten dat gebruik mag maken van de voorziening is binnen de bebouwde kom gesteld op vier. Een omgevingsvergunning is benodigd om een Bed & Breakfast te mogen starten, in de regels zijn hiervoor randvoorwaarden opgenomen.

Horeca

De gemeente Velsen wil een aantrekkelijk en goed functionerend horeca-aanbod voor inwoners en toeristen. Daarvoor is in de Horecanota 2008 – 2015 het gemeentelijke horecabeleid voor de periode 2008-2015 beschreven, met als centrale doelstelling: “Het bevorderen van een zodanige ontwikkeling van de horeca dat deze de attractie en leefbaarheid van het wonen, werken en verblijven in de gemeente Velsen versterkt”. Dit betekent aan de ene kant het realiseren van groei en kwaliteit in de horeca en aan de andere kant tegengaan van negatieve effecten van horeca in Velsen.

In IJmuiden Oost zijn op meerdere plekken solitaire horecafuncties aanwezig. Deze worden positief bestemd. Aan de Kennemerlaan (het gedeelte oostelijk van het Kennemerplein) zijn geclusterd enkele horecafuncties aanwezig. Ook deze worden positief bestemd. Hierbij wordt echter geen horeca in andere panden toegestaan.

Evenementenbeleid

In 2007 is een uitnodigend evenementenbeleid vastgesteld door het college en de Raad. Met het uitnodigende beleid worden de volgende doelen nagestreefd: het vergroten van de economische spin off van evenementen, Velsen/ IJmuiden aan Zee beter op de kaart zetten met behulp van evenementen, de profilering van Velsen/ IJmuiden aan Zee versterken met behulp van evenementen en het zomerseizoen te verlengen door evenementen buiten het seizoen te stimuleren.

Het is tegenwoordig verplicht om locaties van evenementen op te nemen in bestemmingsplannen vanwege de ruimtelijke impact. Binnen het plangebied wordt de kermis gehouden op het Kennemerplein. De verschillende activiteiten zoals de harddraverij worden ook positief bestemd in dit bestemmingsplan.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Structuurvisie 2040 (2010) en PRV

Op 16 februari 2010 is de provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie 2040 van de provincie Noord-Holland door Gedeputeerde Staten vastgesteld. Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 de structuurvisie vastgesteld.

In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met verschillende ontwikkelingen en keuzes omgaat en schetst ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien. De Provincie speelt in op actuele dilemma's door mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook door bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de Provincie Noord-Holland het landelijk gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen speelt ze in op de veranderingen in de bevolkingsontwikkeling op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied opwekken van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houdt ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, te werken en om te bezoeken. De structuurvisie en de bijbehorende provinciale verordening zijn het inhoudelijke beleidskader van de provincie waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat de provincies regels voorschrijft over bestemmingen en het gebruik van gronden met een provinciaal belang. Voor Velsen zijn met name het bestaand bebouwd gebied (de voormalige rode contouren), de Rijksbufferzone Amsterdam-Haarlem (heeft in de SVIR geen status meer) en de reservering voor nieuw haventerrein van belang.

Naast de structuurvisie heeft de provincie een verordening vastgesteld waarin regels zijn opgenomen die de provinciale belangen beschermen. Deze regels zijn een uitwerking van de structuurvisie.

Op 14 februari 2019 hebben Provinciale Staten een wijziging van de Provinciale Ruimtelijke Verordening vastgesteld. Deze is in werking getreden op 1 februari 2019.

De planlocatie maakt deel uit van het bestaand stedelijk gebied. Dat betekent dat er vanuit de provincie in zijn algemeenheid geen beperkingen worden opgelegd voor de ontwikkeling van stedelijke functies.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan wijzigigingscriteria

Om gebruik te kunnen maken van de wijzigigingsbevoegdheid, zijn in artikel 27.1.16 van het vigerende bestemmingsplan een aantal criteria opgenomen waar aan voldaan dient te worden. In dit hoofdstuk wordt het initiatief getoetst aan deze criteria.

4.1 Criterium 1

De maximale bouwhoogte bedraagt 8 meter.

Zoals blijkt uit onderstaande tekening, is de maximale bouwhoogte 8 meter. Aan deze voorwaarde wordt voldaan.

Afbeelding 4.1 Maximale bouwhoogte
afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0008.png"

4.2 Criterium 2

Het maximaal aantal woningen bedraagt 12.


In totaal worden acht woningen gerealiseerd, waardoor voldaan wordt aan dit criterium.

4.3 Criterium 3

De oppervlakte van de woningen moet worden afgestemd op de woonvisie.

Voorgenomen ontwikkeling behelst de realisatie van acht woon-werk units. De begane grond is bedoeld voor werken en heeft een oppervlakte van 117 m². Op de eerste verdieping wordt gewoond. Deze verdieping heeft een gebruiksoppervlakte van circa 94 m².

Woonvisie 2025
In de woonvisie beschrijft de gemeente welke resultaten men wil bereiken op het gebied van wonen in de periode tot 2025. Verschillende nota's die op Rijks en provinciaal niveau die zijn verschenen hebben als input gediend. Geconstateerd wordt dat er meer behoefte is aan keuzevrijheid en kwaliteit. Niet alleen kwaliteit van de woning, maar ook aan kwaliteit van de woonomgeving. In de woonvisie wordt voorts geconstateerd dat er voor de periode tot 2025 1.535 nieuw te bouwen woningen op de agenda staat.


Het binnenstedelijk bouwen in IJmuiden betekent een keuze voor stedelijke woningtypes. Variëteit daarin staat voorop. Dit betekent minder traditionele woningen bouwen in hoge dichtheden met behoud van uitstraling en (stedelijke) allure. Het betekent ook appartementen in meer variëteit bouwen en vooral woningen die de wederopbouwperiode definitief achter zich laten. Grondgebonden stadswoningen kenmerken zich door hun compacte bouw, een relatief kleine privé buitenruimte of een gezamenlijke semiopenbare ruimte. De kwaliteit van de stedelijke openbare ruimte is dan essentieel.


Gezinnen zijn belangrijk voor de stad. Zij zijn drager van diverse voorzieningen. Daarnaast dient er meer differentiatie in de woningvoorraad te komen. Per kern en wijk zal maatwerk moeten worden geleverd welke passend is bij onder meer de omgevingsfactoren en de woningbehoefte. In IJmuiden moet de kwalitatief mindere en te grote (huur)woningvoorraad worden vernieuwd, gedifferentieerd en daarbij gelijk meer verstedelijken en de woonomgeving versterken.


De realisatie van acht woon-werk units is passend bij de ambitie om het woonaanbod in Velsen te differentiëren. De combinatie tussen werken en wonen is daarnaast passend bij de wijk, gezien de ligging naast de Multimate en Autobedrijf Stormvogels B.V. De woningen zijn, gezien de grootte, geschikt voor (jonge) gezinnen. In de woonvisie wordt geconstateerd dat in IJmuiden en Velsen-Noord de gemeente gezien de huidige opbouw van de woningvoorraad zeer terughoudend is met het toevoegen van kleine woningen (woonoppervlak minder dan 80m2). De te realiseren woon-werkunits zijn derhalve ook een stuk groter en de voorgenomen ontwikkeling (en daarmee de oppervlakte) is afgestemd op de woonvisie.

4.4 Criterium 4

Er dient een hogere waarde besluit voor industrielawaai te worden genomen.

Het hogere waarde besluit in het kader van industrielawaai dient genomen te worden door de Omgevingsdienst IJmond.

4.5 Criterium 5

Het plan dient te voldoen aan het Parkeernormenbeleid zoals vigerend op het moment van het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning, waarbij per gebouw minimaal één parkeerplaats op eigen terrein zal worden gerealiseerd.

Parkeernormenbeleid
Om te bepalen hoeveel parkeerplaatsen bij een ontwikkeling moeten worden gerealiseerd, stelt de gemeente parkeernormen vast. De normen geven (bij nieuwbouw, uitbreiding of een wijziging van bestemming) aan hoeveel parkeerplaatsen er beschikbaar moeten zijn per woning, winkel, kantoor of andere functie. Dit moet ervoor zorgen dat parkeeroverlast in de gemeente wordt geminimaliseerd. De normen zorgen er tevens voor dat de gemeente eenduidig omgaat met de beoordeling van ontwikkelinitiatieven, op een wijze die ook voor derden transparant is.


De parkeernormen die in de gemeente Velsen worden gehanteerd zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers zoals het CROW (de onafhankelijke kennisorganisatie op het gebied van infrastructuur, openbare ruimte en verkeer & vervoer) die heeft opgenomen in publicatie 317 ‘kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’ (oktober 2012). Deze kencijfers worden vertaald naar gemeentelijke parkeernormen door de stedelijkheidsgraad (de ‘omgevingsadressendichtheid’ van een gemeente) vast te stellen. De gemeente Velsen is met 1753 adressen per km2 (bron: CBS) ingedeeld in de categorie ‘sterk stedelijk’.

Voor grondgebonden woningen geldt voor een zeer grote woning (>140 m² bvo) een parkeernorm van 1,9, waarvan 0,5 beschikbaar is voor bezoekers. Voor middelgrote woningen (81 - 110 m²) geldt een parkeernorm van 1,5, waarvan 0,4 parkeerplaatsen beschikbaar dienen te zijn voor bezoekers.

Voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van acht woon-werk units. Planologisch gezien is het mogelijk om op de beneden- en op de eerste verdieping te wonen. In dit geval zou sprake zijn van een 'zeer grote woning'. Worst-case gezien, zouden dan in totaal vijftien parkeerplaatsen beschikbaar moeten zijn. Zoals op onderstaande afbeelding is weergeven, worden bij elke woning twee parkeerplaatsen gerealiseerd. De parkeerplaatsen worden niet binnen het plangebied gerealiseerd, aangezien daar binnen het plangebied geen ruimte voor is. De parkeerplaatsen worden gerealiseerd aan de J.C. van Neckstraat. Deze parkeerplaatsen zijn openbaar toegankelijk en derhalve beschikbaar voor bezoekers. Hierdoor wordt voldaan aan de parkeernorm die geldt op basis van de het parkeernormenbeleid.


Afbeelding 4.4 Per woning zijn aan de J.C. van Neckstraat twee parkeerplaatsen voorzien


afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0009.png"


Afbeelding 4.5 Per woning zijn aan de J.C. van Neckstraat twee parkeerplaatsen voorzien

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0010.png"

Aan criterium 5 wordt voldaan.

4.6 Criterium 6

Er dient een minimale afstand van 15 meter vanaf het gasdruk- en regelstation aan de C. van der Doesstraat aangehouden te worden.

De afstand van het gasdruk- en regelstation naar het plangebied betreft circa 19 meter (18,6), waardoor voldaan wordt aan de minimale afstand van 15 meter (zie figuur 4.6).


Afbeelding 4.6 De gemeten afstand van het gasdruk- en regelstation naar het plangebied
afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0011.png"

Hoofdstuk 5 Afweging omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk worden de relevante omgevingsaspecten aan de orde gesteld.

5.1 Bedrijven en milieuhinder

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere activiteiten moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het voor bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Voor het bepalen van de milieuzonering is gebruikgemaakt van de geactualiseerde handreiking (maart 2009): Bedrijven en milieuzonering (het zogenoemde groene boekje) van de VNG. De projectlocatie is gelegen in het centrum van IJmuiden. In de nabijheid van de projectlocatie bevinden zich verschillende bedrijfsmatige activiteiten. Er is derhalve sprake van gemengd gebied. Hierdoor kunnen de richtafstanden die gelden voor een rustige woonwijk, worden gereduceerd met één stap.


Afbeelding 5.1 richtafstanden per milieucategorie
afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0012.png"

Voorgenomen wijzigingsplan maakt de realisatie van acht woningen mogelijk. Het plangebied maakt onderdeel uit van gemengd gebied, gezien de ligging van het gebied nabij de Multimate en Autobedrijf Stormvogels B.V. en de huidige gemengde bestemming. De richtafstanden kunnen derhalve met één afstandsstap worden verkleind. Getoetst wordt of de woningen een belemmering kunnen vormen voor de omliggende bedrijvigheid.

Door Adviesbureau VOBRU is een milieuzoneringsonderzoek gedaan ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling. Onderzocht is of ter plaatse van de planlocatie een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat kan worden gegarandeerd en of omliggende bedrijven (onevenredig) in hun belangen worden geschaad.

De in kader van milieuzonering maatgevende bedrijven zijn:

  • Gas ontvangststation, gasdistributiebedrijven: C. van der Doesstraat 10;
  • Gasdrukmeet-regelstation: C. van der Doesstraat 12;
  • Multimate bouwmarkt: C. van der Doesstraat 22;
  • Basic-Fit: sportschool: C. van der Doesstraat 20;
  • Autobedrijf: IJmuiderstraatweg 112;
  • Groothandel in hout en bouwmaterialen < 2000 m2 IJmuiderstraatweg 117.


Bovenstaande bedrijven worden nader gespecificeerd in afbeelding 5.2.

Afbeelding 5.2 Milieubelastende functies en richtafstanden

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0013.png"

De Multimate is gelegen aan de Cock van der Doesstraat 22 in IJmuiden op een afstand van circa 10 meter tot het plangebied. Een bouwmarkt (SBI-2008 4752) heeft een maximale richtafstand van 10 meter binnen gemengd gebied. Hier wordt derhalve aan voldaan.

De Basic Fit is gevestigd aan de Cock van der Doesstraat 20 in IJmuiden op een afstand van circa 10 meter. Een fitnesscentra (SBI-2008 9313, 9604) heeft een maximale richtafstand van 10 meter binnen gemengd gebied. Hier wordt aan voldaan.


Schoonhoff Hout B.V. is gevestigd aan de IJmuiderstraatweg 117 op een afstand van circa 26 meter tot het plangebied. Schoonhoff is een houthandelsbedrijf dat zaag- en schaafwerkzaamheden verricht. Wij achtten SBI-2008 4673 van toepassing (groothandel in hout en bouwmaterialen, algemeen: b.o. < 2.000 m²). Hiervoor geldt een maximale richtafstand van 10 meter binnen gemengd gebied. Hier wordt aan voldaan.

Tankstation BP Commandeur IJmuiden is gevestigd aan de IJmuiderstraatweg 120 op circa 66 meter tot het plangebeid. SBI-2008 473 (benzineservicestation met LPG < 1000 m³/jr) is van toepassing. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter binnen gemengd gebied. Aan de richtafstand wordt voldaan.

Het gas ontvangst en het gasdruk meetstation (C. van der Doesstraat 10-12) zijn gelegen aan de westzijde van het plangebied en aan de noordzijde van de bouwmarkt en sportschool op een afstand van circa 5 meter. Deze afstand is kleiner dan de richtafstand voor gevaar van 10 meter en geluid van 30 meter. Geconcludeerd kan worden dat deze twee stations worden beperkt door het bestaande bedrijfsgebouw van de bouwmarkt en sportschool. De afstand tot de grens van het plangebied bedraagt respectievelijk 19 en 46 meter en geeft geen belemmering voor de planvorming (woningbouw).

Uit de analyse kan worden geconcludeerd dat het plangebied geen belemmering geeft voor de bestaande bedrijven, daar deze reeds worden belemmerd door bestaande woningen waarbij niet wordt voldaan aan de onderlinge richtafstand. De uitvoerbaarheid van het bouwplan ten opzichte van de maatgevende bedrijven is hiermee voor het aspect milieuzonering aangetoond. Uitgaande van een gemengd gebied vormen de milieubelastende functies in de omgeving geen knelpunt voor de te realiseren woningen en de te realiseren woningen vormen geen belemmering voor de omliggende bedrijven.


Conclusie
Aan alle richtafstanden wordt voldaan, waardoor het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor de uitwerking van de wijzigingsbevoegdheid.

5.2 Externe Veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Normen voor ondergrondse buisleidingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang:

Plaatsgebonden risico (PR):
Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt 'vertaald' als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) mogen liggen.

Groepsrisico (GR):
Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbaar aantal personen, de zogenaamde oriëntatiewaarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd door middel van een verantwoordingsplicht, kan afwijken. De verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR.

Het Ipo (Interprovinciaal overleg) heeft een professionele risicokaart ontwikkeld waarop verschillende risicobronnen en risico-ontvangers zijn aangegeven. Op de professionele risicokaart staan gegevens die met risico te maken hebben, zoals risicoveroorzakende bedrijven (inrichtingen) die gevaarlijke stoffen gebruiken, produceren of opslaan en ook het vervoer/transport van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. Gevaarlijke stoffen zijn in dit geval stoffen die een schadelijke invloed hebben op de gezondheid en het milieu.

Relatie met het plangebied
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van diverse risicobronnen. In december 2016 is door Prevent een inventarisatie gemaakt naar deze risicobronnen. De rapportage hiervan is als bijlage toegevoegd. De resultaten zijn hieronder weergegeven.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich risicovolle activiteiten. Dit betreft het
transport van gevaarlijke stoffen door een buisleiding, het transport van gevaarlijke stoffen
over de weg, het transport van gevaarlijke stoffen over het water en risicovolle activiteiten
binnen inrichtingen.

Op de risicokaart is zichtbaar dat in de directe nabijheid van het plangebied risicovolle
activiteiten plaatsvinden. Deze zijn:

  • Buisleiding Petrogas K1 (leidingdruk 142,5 bar);

Het plangebied bevindt zich buiten zowel de PR=10-6 risicocontour als het 100% effectgebied. De aanwezigheid van de leiding levert geen beperkingen op voor de ontwikkeling van het plangebied.

  • Buisleiding Gasunie W-534-05;

Het plangebied bevindt zich vrijwel volledig binnen het 100 m effectgebied van buisleiding W-534-05. Ontwikkelingen binnen het 100 % effectgebied kunnen een significante invloed
hebben op de hoogte van het groepsrisico. In het kader van een ruimtelijke procedure dient
de hoogte van het groepsrisico te worden berekend.

  • Transportroute Water (Noordzeekanaal);

Toetsing aan de HART levert op dat bij een transportfrequentie van de maatgevende stofcategorie GF3 en GT3 van 1.000 per jaar en eenzijdige bebouwing, en een personendichtheid lager dan 500 per hectare, de waarde 0,1 x OW niet wordt overschreden.

Tevens beschikt het Noordzeekanaal niet over een PR=10-6 risicocontour buiten de oever.
Tevens is het PR-plafond vastgesteld op de rand van de oever.

Het plangebied bevindt zicht op 140 meter van de oever. Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) ligt niet over het plangebied. Het plangebied wordt niet belemmerd door het treffen van bouwkundige maatregelen in relatie tot de aanwezigheid van een PAG.

  • Transportroute Weg (Kanaaldijk);

Toetsing aan de HART levert op dat bij een transportfrequentie van de maatgevende
stofcategorie GF3 (propaan/LPG) van 500 per jaar en eenzijdige bebouwing, en een
personendichtheid van 70 per hectare, de waarde 0,1 x OW niet wordt overschreden. Tevens beschikken dergelijke wegen niet over een PR=10-6 risicocontour.

  • Inrichting LPG Tankstation (BP Commandeur);

In juni 2016 zijn, naast de afstanden voor het plaatsgebonden risico en een
verantwoordingsplicht voor de hoogte van het groepsrisico, ook effectafstanden
geïntroduceerd voor LPG-tankstations. Deze bedragen voor kwetsbare objecten 60 meter en voor zeer kwetsbare objecten 160 meter (voor nieuwe situaties). Binnen de genoemde afstanden zijn dergelijke objecten niet aanwezig voor zover het de
ontwikkeling van nieuwe objecten betreft.

  • Gasdruk meet- en regelstation Van der Doesstraat;

De installatie beschikt over een PR=10-6 risicocontour van 10 meter. Op basis van de Lri is er geen sprake van een groepsrisico bij dergelijke installaties. Het plangebied bevindt zijn op een grotere afstand dan 10 meter van de installatie. De aanwezigheid van een gasdruk meet- en regelstation levert geen beperkingen op aan de ontwikkelingen in het plangebied.

  • Gasontvangststation Van der Doesstraat.

Het gasontvangststation W-147 beschikt over een PR=10-6 risicocontour van 15 meter. Op basis van de Lri is er geen sprake van een groepsrisico bij dergelijke installaties. Het plangebied bevindt zijn op een grotere afstand dan 15 meter van de installatie. De aanwezigheid van een gasontvangststation levert geen beperkingen op aan de ontwikkelingen in het plangebied.

Verantwoording groepsrisico buisleiding W-534-01

Op basis van de quickscan uit 2016 blijkt dat in het kader van de aanwezige buisleiding W-534-01 een nader onderzoek naar het groepsrisico uitgevoerd dient te worden. In dit kader is door Prevent een groepsrisicoberekening uitgevoerd. De rapportage van 31 oktober 2018 is als bijlage bijgevoegd en de resultaten worden hieronder samenvattend beschreven.

Figuur 5.2: de ligging van het plangebied en het invloedsgebied van buisleiding W-534-01
afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0014.png"


Het plangebied schampt de 100% letaliteitscontour en ligt gedeeltelijk binnen het invloedsgebied van buisleiding W-534-05.

Door de voorgenomen ontwikkeling neemt de maximale personendichtheid in het plangebied rekenkundig toe:

  • met 19,2 personen tot 19,2 personen in de dagperiode;
  • met 19,2 personen tot 19,2 personen in de avond/nachtperiode.

Plaatsgebonden risico
De normen voor het plaatsgebonden risico in het Bevb vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Belemmeringenstroken
Er wordt geen bebouwing geprojecteerd binnen de belemmeringenstrook. De belemmeringenstrook vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkeling in het plangebied.

Groepsrisico
De ontwikkeling van de personendichtheid in het plangebied heeft geen verhogend effect op de hoogte van het groepsrisico. Voor de bestaande situatie wordt een groepsrisico berekend van maximaal 0,023 maal de oriëntatiewaarde. Voor de nieuwe situatie wordt een groepsrisico berekend van maximaal 0,023 maal de oriëntatiewaarde. Omdat het groepsrisico veel minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde bedraagt is op grond van het Bevb geen volledige verantwoording van het groepsrisico vereist. Er kan volstaan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. De rapportage van Prevent van 31 oktober 2018 kan gebruikt worden voor de beperkte verantwoording van het groepsrisico in de bestemmingsplanwijziging.

5.3 Luchtkwaliteit

In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen. Daarnaast zijn er luchtkwaliteitseisen opgenomen in het Besluit niet in betekende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekende mate bijdragen (Regeling NIBM).

AMvB 'niet in betekenende mate'
In het Besluit NIBM en de bijbehorende ministeriële Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.

De definitie van 'niet in betekende mate' is 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. De 3% komt overeen met 1,2 microgram/m3 (µg/m3). Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling niet in betekenende waarde uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg en 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg en 200.000 m2 brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.

In onderhavig geval is sprake van de realisatie van acht woningen. Dit is ver beneden de grens van 3.000 woningen, waardoor op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

In aanvulling op het bovenstaande wordt opgemerkt dat binnen de ontwikkeling geen gevoelige bestemmingen als bedoeld in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) mogelijk worden gemaakt. Ook om deze reden is een aanvullend luchtkwaliteitsonderzoek niet nodig.

Achtergrondconcentraties
Op www.nsl-monitoring.nl (geraadpleegd op 22 oktober 2018) is te zien dat nabij het plangebied (rekenpunt 528381, aan de IJmuiderstraatweg) de grootschalige achtergrondconcentraties in 2016 van stikstofdioxide NO2 21,65 µg/m3 , van fijnstof PM10 22,17 µg/m3 en van fijnstof PM2,5 11,23 µg/m3 zijn. De grenswaarde voor toetsing voor stikstofdioxide NO2 is 40 µg/m3, voor fijnstof PM10 is 40 µg/m3 en voor fijnstof PM2,5 is 25 µg/m3 de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. De concentraties van zowel fijn stof als stikstofdioxide zijn daarmee ruim onder de grenswaarden.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.4 Verkeers- en parkeeraspecten

In het kader van de herontwikkeling moet gekeken worden wat de verkeersgeneratie is, wat de parkeerbehoefte is en hoe de ontsluiting geregeld wordt van de nieuwe functie om voldoende parkeerplaatsen te waarborgen en ongewenste verkeerssituaties tegen te gaan. De parkeerbehoefte is reeds beschreven in paragraaf 4.5, waardoor in deze paragraaf enkel de verkeersgeneratie en ontsluiting aan bod komen.

5.4.1 Verkeersgeneratie

Het project kent een verkeersaantrekkende werking als gevolg van het realiseren van acht woningen ter plaatse van het projectgebied. Op basis van de kencijfers van de C.R.O.W. (publicatie 317) is de verkeersaantrekkende werking bepaald.


Acht gemiddelde woningen, in het centrum van Velsen, hebben een verkeersaantrekkende werking van 31 motorvoertuigen per etmaal. Dit betreft een toename ten opzichte van de huidige situatie (uitgaande van een bouwrijpe kavel).

5.4.2 Ontsluiting

De ontsluiting is geregeld middels de bestaande wegenstructuur. Via de J.C. van Neckstraat is de IJmuiderstraatweg bereikbaar. De parkeerplaatsen zijn gesitueerd aan de J.C. van Neckstraat.

5.5 Geluid

De Wet geluidhinder legt in zijn algemeenheid de verplichting op om onderzoek te doen naar de waarde van de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen, indien zij zijn gelegen binnen een geluidzone.

Industrielawaai
De Omgevingsdienst IJmond in geen zone beheerder van het gezoneerde industrieterrein IJmond. De OD NZKG is zonebeheerder. De Omgevingsdienst IJmond zal de zone beheerder verzoeken de geluidsbelasting in het plangebied te bepalen. Deze geluidsbelasting kan vervolgens opgenomen worden in de toelichting. Indien mogelijk zal de Omgevingsdienst IJmond op basis van de berekening van de OD NZKG een hogere waarde besluit nemen.


Wegverkeerslawaai
Het plangebied is gelegen in de zones van de Kanaaldijk, de IJmuiderstraatweg, de C. van der Doesstraat, de Trompstraat en de Wijk aan Zeeërweg. Door Vobru is de geluidbelasting vanwege het wegverkeer inzichtelijk gemaakt en getoetst ter plaatse van de gevels. De rapportage van 1 november 2018 is als bijlage bijgevoegd en de resultaten worden hieronder samenvattend beschreven.

Uit deze resultaten blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van alle verkeerswegen lager is dan de voorkeurswaarde van Lden 48 dB. Nader onderzoek naar bron, overdracht en gevelmaatregelen is niet noodzakelijk.

De gecumuleerde geluidbelasting exclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder is lager dan de voorkeurswaarde (zie bijlage 5), zodat het akoestisch klimaat in de woning (de zogenaamde binnenwaarde) van maximaal 33 dB is gegarandeerd.

Geconcludeerd kan worden dat gezien de berekende geluidbelasting en aanwezigheid van geluidluwe gevel(s) en buitenruimte sprake is van een goed woon- en leefklimaat. In kader van de Wet geluidhinder is geen belemmering aanwezig voor realisatie van de acht bedrijfswoningen (bovenwoningen) gelegen aan de J. C. van Neckstraat 3 t/m 33 te IJmuiden, gemeente Velsen.


Conclusie
Geluid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.6 Bodem

5.6.1 Wet bodembescherming

Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.
Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een ander onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen:

  • Een regeling voor de bescherming van de bodem waarin ook staat dat degene die de bodem verontreinigt, zelf verantwoordelijk is voor het verwijderen van de vervuiling. De overheid kan dwingen tot sanering als de verontreiniging na 1987 is ontstaan.
  • Een bijzondere regeling voor de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging die is ontstaan als gevolg van een ongewoon voorval (calamiteit).
  • Een regeling voor de verontreiniging die is ontstaan voor de Wbb in werking trad in 1987 (historische bodemverontreiniging). Ook in die gevallen geldt dat de vervuiler zelf de verontreiniging verwijdert. Als er geen vervuiler (meer) is, omdat het bedrijf niet meer bestaat en er geen rechtsopvolger is, zal de sanering door de overheid worden uitgevoerd.
  • Een regeling voor de aanpak van verontreiniging in de waterbodem. Rijkswaterstaat heeft vooral met deze regeling te maken. De regeling geldt voor alle waterbodemverontreiniging, of de vervuiling nu voor of na 1987 is ontstaan.

Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.

5.6.2 Besluit bodemkwaliteit

Het doel van het Besluit bodemkwaliteit uit 2008 is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.

Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. In het Besluit bodemkwaliteit zijn, onder meer, kwaliteitsregels voor bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer).

5.6.3 Relatie Wet bodembescherming en Wabo

In artikel 6.2c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is neergelegd wanneer een omgevingsvergunning in werking treedt. Een omgevingsvergunning treedt voor gevallen van ernstige verontreiniging, die voor 1 januari 1987 zijn veroorzaakt, niet eerder in werking dan nadat:

  • met het (deel)saneringsplan is ingestemd, of
  • is vastgesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige verontreiniging ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk is, of
  • een BUS-melding is gedaan en de vijf weken termijn is verstreken.

Er geldt alleen een bodemonderzoeksplicht voor bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist. Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt niet eerder afgegeven dan nadat uit onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

Voor gevallen van ernstige verontreiniging die na 1 januari 1987 zijn veroorzaakt, geldt voor de veroorzaker van de verontreiniging geen uitgestelde inwerkingtreding van de omgevingsvergunning omdat deze worden geacht onmiddellijk te worden opgepakt.

5.6.4 Bodemkwaliteit in het plangebied

Door P.J. Milieu BV is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied in kaart te brengen. De rapportage is als bijlage bijgevoegd en de resultaten worden hieronder samenvattend beschreven.

Op basis van de resultaten van het uitgevoerde vooronderzoek wordt geconcludeerd dat de onderzoekslocatie onverdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging. De opzet van het bodemonderzoek is gebaseerd op de Onderzoeksstrategie voor een onverdachte nietlijnvormige locatie (ONV-NL).

Geconcludeerd wordt dat de hypothese 'onverdachte locatie' geen stand houdt. De bovengrond tot 0,7 á 1,0 m-mv is licht verontreinigd met zware metalen (kwik, lood, zink), minerale olie, PCB’s en PAK. Indicatief is deze grond ingedeeld in klasse Industrie. De diepere ondergrond is niet verontreinigd. Deze grond is indicatief Altijd Toepasbaar. Een aanvullend onderzoek met een gewijzigde hypothese wordt echter niet noodzakelijk geacht. De vastgestelde milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de aanvraag van een omgevingsvergunning.

5.7 Ecologie

Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.

Wet natuurbescherming
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen als bijzonder nationaal natuurgebied- of landschap of als Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.

Nationaal Natuurnetwerk
De term EHS werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In 2013 veranderde de naam van Ecologische Hoofdstructuur naar Natuurnetwerk Nederland (NNN). NNN is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in of in de nabijheid van het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'.

Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in een Natura 2000-gebied of NNN. Het plangebied is gelegen op een afstand van meer dan 800 meter tot het Natura 2000-gebied Kennemerland Zuid. Het Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat is daarnaast op meer dan 3 km afstand gelegen. Gezien de aard en omvang van de ontwikkeling (realisatie van acht woningen), zijn effecten op deze natuurgebieden als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling, niet te verwachten. Gebiedsbescherming vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Afbeelding 5.3 Natura-2000 gebieden in nabijheid van het plangebied
afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0015.png"
Soortbescherming
Het plangebied is momenteel braakliggend, er wordt regelmatig gemaaid om te voorkomen dat beschermde soorten hun intrede maken in het plangebied. De ontwikkeling betreft de realisatie van acht woningen. Niet wordt verwacht dat als gevolg van deze werkzaamheden, beschermde soorten worden aantast in hun broed- of verblijfsplaats. Wel geldt voor alle in het wild levende soorten en hun leefomgeving de algemene zorgplicht.

5.8 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen
Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen

De gemeente Velsen heeft voor duurzaam bouwen een lokaal stimuleringsbeleid geformuleerd in het Milieubeleidsplan van 2015-2020. Een instrument om duurzaam bouwen inzichtelijk en meetbaar te maken is GPR-gebouw. Dit instrument geeft rapportcijfers voor een bouwplan. De gemeente Velsen heeft momenteel een GPR-score van minimaal een 8 voor Energie en Gezondheid en minimaal een 7,5 voor de thema's Milieu, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. Voor een hoekwoning en vrijstaande woning wordt de score 0,5 punt lager gesteld. Voor een hoger niveau van duurzaam bouwen is het mogelijk om de ambitie te verhogen naar minimaal 9 voor het thema 'energie' (richting BENG, "Bijna Energie Neutrale Gebouwen").

Energietransitie

De energietransitie betekent de overgang van fossiele brandstoffen zoals gas, kernenergie en steenkolen naar volledig duurzame energie. Duurzame, groene energie kennen we nu al vanuit zon, wind, biomassa en water. Het doel van de transitie is om een geheel duurzame energievoorziening te hebben in 2050 in Nederland, die dan dus voor 100% bestaat uit groene energie. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Energieakkoord. Voor de gebouwde omgeving betekent dit dat er geen aardgas meer gebruikt mag worden voor het verwarmen van gebouwen, verwarmen van tapwater en koken.

Regelgeving aardgasvrij- en energie neutrale nieuwbouw (VET en BENG)

Per 1 juli 2018 is de wet Voortgang Energietransitie (wet VET) van kracht, die zegt dat het niet meer is toegestaan om nieuwbouw met aardgas te realiseren, tenzij de gemeente beslist dat er zwaarwegende belangen zijn om hier van af te wijken. Daarmee is aardgasvrij voor nieuwbouwwoningen de nieuwe norm.

Vanaf 1 januari 2020 moet alle nieuwbouw in Nederland een Bijna Energie Neutraal Gebouw oftewel BENG zijn. De energieprestatie wordt nu nog uitgedrukt in de energieprestatiecoëfficiënt (EPC). Per 1 januari 2020 wordt de EPC voor nieuwbouw vervangen door BENG-eisen. BENG stelt ook de eis dat de energiebronnen voor het gebouw in bepaalde mate duurzaam moeten zijn.


Klimaatbeleid
In 2002 heeft de gemeente Velsen het Klimaatbeleid vastgesteld. Het Klimaatbeleid is gestoeld op de afspraken in het Kyoto-protocol. Nederland moet in de periode 2008-2012 6% minder broeikasgassen uitstoten dan in 1990. Hierin hebben de gemeenten een taakstelling.

De randvoorwaarden vanuit het klimaatbeleid voor de toekomstige woningen in de gemeente Velsen zijn:

  • Realiseer lage Energieprestatiecoëfficiënt (EPC-waarden) (5-10% verscherpt t.o.v. bouwbesluit),
  • Pas duurzame energie toe,
  • Pas zongerichte verkaveling toe (minimaal 75%),
  • Rust alle woningen uit met een lage temperatuurverwarmingssysteem (LTV).

De gemeente Velsen heeft een klimaatovereenkomst met de provincie (het CO2-servicepunt) ondertekend. Met de ondertekening hebben ontwikkelaars in de gemeente toegang tot de zogenoemde duurzame energie- lijst. De provincie subsidieert CO2-emissie reducerende technieken zoals zonneboilers, PV-systemen en lagere temperatuurverwarmingssysteem (LTV).

5.9 Archeologie en cultuurhistorie

Het Verdrag van Valletta was geïmplementeerd in de Monumentenwet, tot deze wet op 1 juli 2016 werd vervangen door de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De wet regelt tevens de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is een primair gemeentelijke opgave.

In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk.

Relatie met het plangebied
Op basis van het vigerende bestemmingsplan ''IJmuiden Oost'' kent de projectlocatie de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2'. Dit blijkt tevens uit de Beleidskaart Archeologie Velsen. Van toepassing voor het plangebied is categorie 3: Zones met een hoge archeologische verwachting (uiteenlopende periodes, inclusief buitenplaatsen). Voor deze categorie geldt dat de aanvrager van een bouwvergunning niet een (verkennend) archeologisch onderzoek hoeft uit te laten voeren op het moment dat er een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² gerealiseerd wordt of een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,4 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst. De woon-werk units worden zonder graafwerkzaamheden geplaatst, waardoor archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.

Afbeelding 5.4 Natura-2000 gebieden in nabijheid van het plangebied
afbeelding "i_NL.IMRO.0453.WP0708VANNECKSTRA1-O001_0016.png"

Het plangebied zelf is niet aangewezen als gemeentelijk dan wel rijksmonument. Aan de Trompstraat 208 is een gemeentelijk monument gesitueerd. De voorgenomen ontwikkeling doet geen afbreuk aan dit monument. Verder zijn in de nabijheid van het plangebied geen monumenten aanwezig.

Conclusie
Archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.10 Waterhuishoudkundige situatie

Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven welke de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.

In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient in de toekomst een mede-ordend principe te worden. In het bestemmingsplan dient daarom aandacht besteed te worden aan water. Recent is er een Nationaal waterakkoord gesloten tussen het Rijk, gemeenten, waterschappen en provincies, waarin opgenomen is hoe de partijen met water wensen om te gaan. De opgave is te zorgen voor veiligheid en te beschikken over voldoende mogelijkheden voor waterberging ter voorkoming van waterlast, watertekort en het verslechteren van de waterkwaliteit. De watertoets is ingevoerd om te kijken in hoeverre hier aan voldaan wordt.

5.10.1 Oppervlaktewater

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Ten noorden van het plangebied ligt het Noordzeekanaal. Het waterkwantiteitsbeheer en het waterkwaliteitsbeheer is in handen van Rijkswaterstaat.

5.10.2 Grondwater

Het grondwater stroomt in IJmuiden Oost af richting het Noordzeekanaal. Door de aanleg van het Noordzeekanaal is het grondwaterpeil in IJmuiden sterk gedaald. Oude waterlopen, zoals de Willemsbeek, zijn door droogvallen vervallen.

De grondwaterstanden fluctueren over de seizoenen en natte en droge jaren drukken hun stempel op de hoogte van het grondwater. Vanwege de lage grondwaterstand komt structurele grondwateroverlast niet voor.

5.10.3 Riolering

Het rioolstelsel in IJmuiden is oorspronkelijk aangelegd als gemengd rioolstelsel. Langs het Noordzeekanaal komen een aantal riooloverstorten voor om bij hevige neerslag water te kunnen afvoeren naar het oppervlaktewater. Sinds 1999 wordt bij rioolvervanging het gemengde riool omgebouwd tot gescheiden stelsel. Omdat IJmuiden op goed doorlatend zand is gebouwd en de grondwaterstanden diep liggen, wordt het regenwater geïnfiltreerd in de bodem. Hierdoor neemt de hoeveel hemelwater in de afvalwaterketen af en wordt de bebouwde omgeving beter bestand tegen extremere neerslaghoeveelheden.

De gemeente Velsen hanteert het uitgangspunt dat afvalwater en hemelwater zoveel mogelijk bij de bron gescheiden moet worden. Hemelwater wordt bij voorkeur ter plaatse geïnfiltreerd in de bodem en wordt alleen aangesloten op de gemeentelijke riolering als lokale verwerken van het hemelwater redelijkerwijs niet mogelijk is. Door het afkoppelen van hemelwater en de lokale verwerking neemt de hoeveelheid hemelwater in de afvalwaterketen af en wordt de bebouwde omgeving klimaatbestendiger. Een klimaatbestendige aanpak is nodig omdat als gevolg van klimaatwijziging vaker sprake zal zijn van extreme buien.

5.10.4 Watertoets

Doel van de watertoets is dat waterhuishoudkundige doelstellingen vroegtijdig in het bestemmingsplanproces in beschouwing worden genomen. Het betrekken van de waterbeheerder bij de planvoorbereiding hoort daar bij. Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. Aangezien geen sprake is van extra verharding ten opzichte van de huidige situatie, is watercompensatie niet nodig. Het aspect water vormt geen belemmering voor de uitvoering van voorliggend wijzigingsplan.

5.11 M.e.r.-beoordeling

De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieube-heer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.

De realisatie van 8 woon-werkwoningen kan gezien worden als een stedelijk ontwikkelingsproject (tabel 3).

  • 6. relevant onderdeel D. Activiteiten, plannen en besluiten, ten aanzien waarvan de procedure als bedoeld in de artikelen 7.16 tot en met 7.20 van de wet van toepassing is
  Kolom 1   Kolom 2   Kolom 3   Kolom 4  
  Activiteiten   Gevallen   Plannen   Besluiten  
D 11.2   De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.   In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
1°. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2°. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3°. Een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.  
De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.   De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.  

De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.

Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Omdat sprake is van een vormvrije m.e.r.-beoordeling is een aanmeldnotitie opgesteld en ingediend bij het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag neemt hierover een besluit. De aanmeldnotitie is toegevoegd als bijlage.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

In dit hoofdstuk worden de van het wijzigingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien. De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Zo veel mogelijk wordt aangesloten bij de regels behorende bij het moederplan ''IJmuiden Oost''. De algemene regels uit dit moederplan zijn dan ook geldend voor dit wijzigingsplan. Middels verwijzingen in de regels wordt hiernaar verwezen.

6.1 Inleiding

De planregels van het wijzigingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:

Hoofdstuk 1
Dit hoofdstuk bevat de inleidende regels die bestaan uit de 'begrippen' en de 'wijze van meten'. Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke, regels en de verbeelding te waarborgen. Hier wordt tevens een verwijzing gegeven naar de regels behorende bij het moederplan ''IJmuiden Oost''.

Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsregels. Op de verbeelding is de bestemming 'Gemengd' aangegeven. Tevens heeft de locatie de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2'. Dit hoofdstuk van de regels bevat planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden. Wat betreft de bestemming 'Waarde – Archeologie 2', wordt een verwijzing gegeven naar de regels behorende bij het moederplan ''IJmuiden Oost''.

Gemengd
De bestemming Gemengd staat veel functies toe die zich zowel verhouden tot een woonomgeving als tot een meer centrumgerelateerde omgeving. Binnen de bestemming 'Gemengd' is ook wonen toegestaan. Voorwaarde is dat het aantal woningen zoals aangegeven op de verbeelding, gelijk blijft. Wel is toegestaan dat wonen op de verdieping wordt uitgebreid naar de begane grond. Sportscholen zijn in dit bestemmingsplan specifiek bestemd en zijn daarom binnen Gemengd niet toegestaan.

Hoofdstuk 3
Het derde hoofdstuk bevat de algemene regels. Het gaat hier om de anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene bouwregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en de overige regels.

Hoofdstuk 4
Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten het overgangsrecht en de titel.

6.2 Handhaving en toezicht

Een overtreding als bedoeld in artikel 3 van de regels is een strafbaar feit zoals is ondergebracht in de Wet op de economische delicten. Het relevante artikel (1a) van deze wet luidt:

"Economische delicten zijn eveneens overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening, artikel 7.2".

6.3 Algemene bepalingen

Het bestemmingsplan J.C. van Neckstraat is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische uitvoerbaarheid

Voorliggend plan maakt het mogelijk om woningen toe te voegen ter plaatse van het plangebied. Het plan is een initiatief van de executeur van het plangebied aan de J.C. van Neckstraat 3 - 33 te IJmuiden. De kosten die verband houden met de wijzigingsplanprocedure komen voor rekening van de initiatiefnemer en worden middels een aparte anterieure overeenkomst bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid verhaald op de initiatiefnemer. Gelet hierop is er geen noodzaak tot het opstellen van een exploitatieplan zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpwijzigingsplan ligt vanaf 10 januari 2020 gedurende zes weken ter inzage. De resultaten van de op het ontwerp ingediende zienswijzen worden in het wijzigingsplan verwerkt conform de nota van beantwoording zienswijzen.