direct naar inhoud van 4.3 PlanMER-onderzoeken
Plan: Industrieterrein Tata Steel
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP0200TATASTEEL1-O001

4.3 PlanMER-onderzoeken

4.3.1 Bedrijven en milieuzonering

Via de milieuwetgeving en de ruimtelijke ordening wordt getracht milieubelastende en milieugevoelige functies zo goed mogelijk te scheiden, teneinde overlast zoveel mogelijk te voorkomen. Dit beïnvloedt de bestemmingstoekenning en de juridische regeling van de bestemmingen. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de verschillende relevante milieuaspecten.

Grenzen bestemmingsplangebied t.o.v. milieuvergunning Tata Steel IJmuiden BV

In januari 2007 is een milieuvergunning (revisievergunning) verleend aan Tata Steel IJmuiden BV (op 16 oktober 2008 is de revisievergunning hersteld naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State op 28 mei 2008). Het overgrote deel van de inrichting Tata Steel IJmuiden BV volgens deze milieuvergunning, is opgenomen binnen het onderhavige bestemmingsplan. Slechts kleine gedeelten van de inrichting worden niet opgenomen in het bestemmingsplan Industrieterrein Tata Steel. Deze delen zijn opgenomen in het in 2008 vastgestelde bestemmingsplan Bedrijventerreinen Velsen-Noord.

Bedrijveninventarisatie

Op/aansluitend aan het hoogoventerrein zijn (vaak van oudsher) verschillende andere bedrijven aanwezig. Deze bedrijven zijn vaak wel op een bepaalde wijze gerelateerd aan Tata Steel IJmuiden BV, maar het betreft afzonderlijke inrichtingen die ook in het milieuvergunningenspoor afzonderlijk worden beoordeeld. Hieronder volgt een volledige bedrijveninventarisatie. In de bedrijveninventarisatie is aangegeven of het Rijk, de Provincie Noord-Holland (PNH) of de Milieudienst IJmond (MDIJ) bevoegd gezag is in het milieuvergunningenspoor. Tevens is aangegeven tot welke milieucategorie (conform de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering uit 2009) de inrichting behoort.

Velsen

  • 1. Harsco Metals (PNH) Groothandel in metaalertsen: - opslag opp. >= 2.000 m2, 5152 1 2 (VNG) cat. 5.2. (gelet op de grote overslagcapaciteit ingedeeld onder groothandel in metaalertsen);
  • 2. Pelt en Hooykaas (PNH) Overige groothandel in afval en schroot, 5157.2/3 (VNG) cat. 3.2 (ook afvalbewerker);
  • 3. ENCI (PNH) Cementfabrieken: - p.c. < 100.000 t/j, 2651 1 (VNG) cat. 5.1;
  • 4. Mammoet (MDIJ) Transportmiddelenindustrie n.e.g., 355 (VNG) cat. 3.2.;
  • 5. Van Tunen (MDIJ) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen, 713 (VNG) cat.3.1.;
  • 6. Schavemaker (MDIJ) Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), 6024 (VNG) cat. 3.2;
  • 7. Van der Meij (MDIJ) Bouwbedrijven en aannemersbedrijven met werkplaats, 45 A (VNG) cat. 3.1;
  • 8. Megacon (MDIJ) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw, 281 1 (VNG) cat. 3.2;
  • 9. Blok (MDIJ) Constructiewerkplaatsen: - gesloten gebouw, 281 1 (VNG) cat. 3.2;
  • 10. Nuon, (PNH), Stoom- en gasproductie: 40 A5 (VNG) cat. 5.1;

11 OCI Nitrogen IJmuiden (MDIJ) stookinstallaties>900kW thermisch vermogen: - gas, 2,5 - 75 MW, 32 2 (VNG bijlage 1 lijst 2);

  • 11. Tata Steel IJmuiden BV (PNH) Ruwijzer- en staalfabrieken: - p.c. >= 1.000 t/j, 271 2 (VNG) cat. 6;

Beverwijk

  • 12. Buko (MDIJ - ligt net buiten het BP) Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's), 712 (VNG) cat.3.1;
  • 13. Linde Gas (PNH) Vervaardiging van industriële gassen: - overige gassenfabrieken, explosief, 2411 3 (VNG) cat. 5.1;
  • 14. WRC (MDIJ) Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: - 1 – 15 MW, 41 B2 (VNG) cat. 3.2;
  • 15. Spoorwegemplacement (PNH) Spoorwegen: - rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel), 601 2 (VNG) cat. 4.2;

Heemskerk

  • 16. PWN (MDIJ) Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: - met chloorgas, 41 A1 (VNG) cat. 5.3;
  • 17. Wintershall (Rijk – Min. van EZ) Aardolie- en aardgaswinning: - aardgaswinning incl. gasbeh.inst.: >= 100.000 N m3/d, 111 3 (VNG) cat. 5.2;
  • 18. Linde Gas (PNH) Vervaardiging van industriële gassen: - overige gassenfabrieken, explosief, 2411 3 (VNG) cat. 5.1.

Milieuzonering

Om in de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies de milieuaspecten in voldoende mate mee te nemen, wordt gebruikgemaakt van een milieuzonering. Uitgaande van de afstand tussen het bedrijventerrein en het gebiedstype van de milieugevoelige functies (zoals woningen) wordt bepaald welke bedrijfsactiviteiten worden toegelaten. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten uit de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (VNG 2009). Deze wordt tevens in de planregels opgenomen. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar toenemende milieubelasting. Uitgangspunt bij het toepassen van de milieuzonering is overigens wel dat de bestaande bedrijven, die tevens beschikken over een milieuvergunning, zijn toegestaan.

De staalfabriek Tata Steel IJmuiden BV is ingedeeld in categorie 6 in de systematiek van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Hierbij hoort een richtafstand tot woningen van 1.500 m. Omdat het bestemmingsplan hoofdzakelijk conserverend van aard is en de afstand tussen het plangebied en de dichtstbijzijnde woningen doorgaans minder is dan 1.500 m (richtafstand), worden vanuit milieuoogpunt andere dergelijk zware bedrijven niet toegestaan. In figuur 3 is de milieuzonering (toegestane bedrijfsactiviteiten in relatie tot de dichtstbijzijnde woningen) aangegeven indien zou worden uitgegaan van een blanco situatie.

Voor het gebied dat behoort tot de inrichting Tata Steel IJmuiden BV is een bestemming opgenomen die het staalbedrijf en aanverwante bedrijfsactiviteiten toestaat. Complementaire toetsmomenten voor verplaatsing/verandering van activiteiten vinden plaats in de milieuvergunningprocedures.

Voor het overige worden in het plangebied de op dit moment aanwezige bedrijven (zoals hierboven opgesomd) toegestaan alsmede andere bedrijven in categorie 1 tot en met 4.2. in de systematiek van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. Dit om het niet onmogelijk te maken dat andere bedrijven zich op termijn op het terrein gaan vestigen. Door de milieucategorie te maximaliseren tot ten hoogste categorie 4.2. wordt voorkomen dat nieuwe zware bedrijven zich ter plaatse kunnen vestigen. De richtafstand tot woningen is bij dergelijke bedrijven ten hoogste 300 m. Veel van de aanwezige bedrijven zijn overigens op basis van hun huidige activiteiten ingedeeld in categorie 5 (5.1. tot en met 5.3.) Deze bedrijven worden op “op maat” bestemd. Dit houdt in dat ze hun huidige bedrijfsactiviteiten kunnen voortzetten en dat indien het aanwezige bedrijf verdwijnt hier ofwel een bedrijf met dezelfde bedrijfsactiviteiten ofwel een bedrijf in ten hoogste categorie 4.2 zich kan vestigen. Indien hiertoe aanleiding is –in verband met de afstand tot woningen- dient een lagere ten hoogste (algemene) toelaatbare milieucategorie te worden opgenomen. Dit is overigens uitsluitend op kleine gedeelten van het plangebied het geval. Hier zijn uitsluitend bedrijven toegestaan in ten hoogste categorie 3.2. of 4.1.

Teneinde voldoende flexibiliteit voor Tata Steel IJmuiden BV te behouden zijn op de gedeelten die nu niet behoren tot de Tata Steel IJmuiden BV-inrichting (volgens de milieurevisievergunning) ook bedrijfsactiviteiten van het staalbedrijf toegestaan in ten hoogste de milieucategorie zoals deze volgens de reguliere milieuzonering (zie figuur 3) zouden zijn toegestaan. Om voldoende flexibiliteit voor de overige aanwezige bedrijven te behouden, is er in het bestemmingsplan een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om deze bedrijven op andere plekken binnen het plangebied toe te staan dan de huidige locatie.

In het gebied BPY-Noord is herinrichting voorzien. In het in een eerdere fase opgestelde voorontwerp-bestemmingsplan Business Park Ymond Noordgebied d.d. 27 april 2004 (de procedure van het bestemmingsplan is niet voortgezet) is categorie 4 en met afwijking categorie 5 toegestaan.

De afstand vanaf de rand van het plangebied tot de dichtstbijzijnde bewoning is circa 300 m. De aan te houden richtafstand van categorie 5 bedrijven tot woningen is 500 m tot 1.000 m. De afwijkingsbevoegdheid voor categorie 5 bedrijven ligt bij het bevoegd gezag. In dit verband verdient vestiging van categorie 5 bedrijven in het plangebied alle aandacht en dient goed te worden gemotiveerd.

Voor het gedeelte Centraal Emplacement Zuid (Business Park Ymond) is momenteel een bestemmingsplan van kracht dat bedrijven in ten hoogste categorie 4 toestaat. Deze milieuzonering is in het onderhavige bestemmingsplan overgenomen.

Uitgangspunt is dat bij bedrijfsvestiging woningen worden beschermd tegen verschillende vormen van hinder (geluid, stof enz.). Het toetsmoment hiervoor is de milieuvergunningprocedure. De Milieudienst IJmond ziet erop toe dat ten minste de Best Beschikbare Technieken (BBT) worden toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0200TATASTEEL1-O001_0003.png"

Figuur 3 Reguliere milieuzonering

4.3.2 Bodem

Huidige situatie

Regionale bodemkwaliteitskaart

Voor het beheergebied van de Milieudienst IJmond is de gemiddelde bodemkwaliteit middels achtergrondwaarden vastgelegd in een bodemkwaliteitskaart (BKK), de zogenaamde bodemkwaliteitskaart regio IJmond. Het beheergebied van de gemeenten Beverwijk, Heemskerk en Velsen maken onderdeel uit van deze regionale BKK. De regionale BKK met bijbehorend bodembeheerplan (BBP) waarin de regels voor grondverzet zijn beschreven, is vastgesteld door de gemeenten waarvoor de BKK en het BBP is opgesteld en zijn voor Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest vanaf 9 september 2007 van kracht. Voor een aantal gebieden zijn de verschillende gemeenten geen bevoegd gezag. Dit betreft onder andere het hoogoventerrein, waarvoor op grond van art. 5.1 van de Vrijstellingsregeling grondverzet, de provincie Noord-Holland bevoegd gezag is. Dit betekent dat de regionale gemeentelijke bodemkwaliteitskaart en het bodembeheerplan niet van toepassing zijn op het hoogoven-terrein. In de regionale gemeentelijke bodemkwaliteitskaart is het grondgebied van Tata Steel IJmuiden BV apart weergegeven.

Bodemkwaliteitskaart Tata Steel IJmuiden BV

Voor het beheergebied van Tata Steel is de gemiddelde bodemkwaliteit onderzocht in opdracht van het staalbedrijf. De achtergrondwaarden zijn vastgelegd in een aparte Bodemkwaliteitskaart (BKK) van 9 april 2002 voor acht zware metalen , PAK, EOX en minerale olie. Tevens is er een bodembeheerplan (BBP) opgesteld waarin de regels voor grondverzet op basis van de BKK zijn beschreven. De BKK en het BBP zijn formeel vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en per 1 mei 2005 van kracht. De bodemkwaliteitskaart doet alleen uitspraak over locaties die niet verdacht zijn op bovengenoemde parameters. In dat verband is in februari 2001 een overzicht met “Verdachte terreindelen” opgesteld, de zogenaamde kaartlaag “Verdachte terreindelen”. Deze locaties maken geen onderdeel uit van de BKK van Tata Steel of de gemeentelijke BKK. Verdachte terreindelen zijn te beschouwen als mogelijke extra (lokale) belasting van de bodem waardoor de bodemkwaliteit naar verwachting (in negatieve zin) zal afwijken van de in de BKK vastgestelde bodemkwaliteit. Als afgeleide van de kaartlaag “Verdachte terreindelen” wordt een risicokaart ontwikkeld. Deze kaart moet inzicht geven in de risico's van de bestaande verontreinigingsituatie. Het daadwerkelijke risico van een verontreiniging is bepalend voor eventuele verdere maatregelen. De kaartlaag “Verdachte terreindelen” in combinatie met de BKK is tevens de “nulsituatie” voor het bevoegd gezag in het kader van de Wet milieubeheer.

Het bestemmingsplangebied wordt in grote lijnen begrensd door de grens van de inrichting van Tata Steel IJmuiden BV waarvoor de bodemkwaliteitskaart van Tata Steel IJmuiden BV is opgesteld en valt voor een deel binnen het gebied waarvoor de gemeentelijke BKK is opgesteld. In een enkel geval zijn deellocaties uitgesloten van beide BKK's. Van deze deellocaties is de gemiddelde bodemkwaliteit niet inzichtelijk gemaakt. In een enkel geval is een deellocatie opgenomen in beide BKK's.

Om een gebiedsdekkend overzicht te krijgen van de bodemkwaliteit is het onderzoeksgebied van de BKK verdeeld in bodemkwaliteitszones met een homogene bodemkwaliteit. Uit de BKK van Tata Steel IJmuiden BV (zie figuur 4) blijkt dat de terreindelen die het langste in gebruik zijn (zone 7a en 7b) het meest verontreinigd zijn. De bovengrond is hier licht tot matig verontreinigd, de ondergrond is licht verontreinigd. Alle overige terreindelen (zowel boven- als ondergrond) van Tata Steel IJmuiden BV (voor zover niet uitgesloten van de BKK of als verdachte locatie aangemerkt) zijn licht verontreinigd (zone 1 t/m 6), waarbij zone 1 het minst verontreinigd is.

Voor het gehele hoogoventerrein zijn zink, koper, lood en PAK geïdentificeerd als kritische stoffen hetgeen inhoudt dat deze parameters bepalend zijn voor de indeling in kwaliteit.

Naarmate de kwaliteit van een zone slechter is, wordt de kans groter dat in een partij grond die vrijkomt uit die zone de interventiewaarde wordt overschreden voor 1 of meer (kritische) stoffen. Als deze kans te groot is, dan is hergebruik van grond uit de betreffende zone niet toegestaan zonder partijkeuring (dit wordt weergegeven door P95 > T). Met uitzondering van zone 1 geldt voor alle andere BKK-zones van het hoogoven terrein dat P95 >T. De vastgestelde bodemkwaliteit van deze zones kan derhalve niet gebruikt worden om de kwaliteit van een vrijkomende partij grond te beoordelen, maar alleen om de “ontvangende bodem” te kwalificeren. Voor grondverzet uit deze zones is bodemonderzoek noodzakelijk, net als bij verdachte of van de bodemkwaliteitskaart uitgesloten locaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0200TATASTEEL1-O001_0004.jpg"

Figuur 4 Bodemkwaliteitskaart Tata Steel IJmuiden BV bedrijfsterrein IJmuiden

Het groengebied tussen Beverwijk en Wijk aan Zee valt binnen de zone zandgebied van de gemeentelijke BKK; deze zone wordt geclassificeerd als schoon. De deelgebieden die net buiten de inrichtingsgrenzen van Tata Steel IJmuiden BV vallen en gerekend worden tot gemeentelijk gebied bevinden zich in zones die op basis van de gemeentelijke BKK als schoon kunnen worden beschouwd. De gemiddelde kwaliteit heeft alleen betrekking op grond (tot 2,0 m-mv), waarbij verdachte locaties buiten beschouwing zijn gelaten.

Noordgebied

Het Noordgebied betreft het meest noordelijke terreindeel op het hoogoven-terrein waarvan het gebied “De Caeg” onderdeel uitmaakt. Op het terreindeel De Caeg werden in het verleden diverse soorten bedrijfsafval opgeslagen en verwerkt. Vanaf 1991 zijn diverse bodemonderzoeken verricht waarbij destijds met name verontreinigingen met metalen werden aangetoond. De afgelopen jaren zijn op De Caeg diverse opschoonacties en ontgravingen van de bovengrond uitgevoerd. Daarna is in april 2004 een nieuw totaalbeeld opgesteld van de bodem- en grondwaterkwaliteit op de Caeg. Hieruit blijkt dat de huidige bodemkwaliteit vergelijkbaar is met de kwaliteit van het omringende terrein (zone 1), wat als licht verontreinigd is geclassificeerd. In het grondwater is alleen nog verontreiniging met arseen boven de interventiewaarde (sterke verontreiniging) aangetoond.

Het westelijke deel van het Noordgebied is niet opgenomen in de bodemkwaliteitskaart van Tata Steel IJmuiden BV en valt ook buiten de gemeentelijke BKK. In de BKK van het beheergebied van PWN (20 juli 2004), dat hier grenst aan het hoogoventerrein (en waarvan de gemiddelde kwaliteit als schoon is geclassificeerd) is het Noordgebied eveneens uitgesloten.

Er zijn geen gegevens beschikbaar over de gemiddelde kwaliteit van de grond. De verwachting is dat de gemiddelde kwaliteit van de grond niet zal afwijken van de kwaliteit van het omringende gebied. De functie van het gebied wordt niet gewijzigd omdat ook in het oude bestemmingsplan het gebied de bestemming bedrijven had. Derhalve behoeft in het kader van het bestemmingsplan geen nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Grondwaterkwaliteit hoogoventerrein

De gemiddelde grondwaterkwaliteit is alleen op het hoogoventerrein in beeld gebracht (in 2001 op basis van gegevens uit 1995-2000). Met deze “kwaliteitskaarten ondiep grondwater” is over het algemeen een goed inzicht verkregen van de kwaliteit van het ondiepe grondwater (periode 1995-2000). Plaatselijk zijn ernstige verontreinigingen met zware metalen, PAK, cyanide, minerale olie, EOX en fenol(index) van het grondwater vastgesteld. Met uitzondering van arseen meestal als gevolg van de (voormalige) bedrijfsactiviteiten sinds 1924 op de locatie.

Activiteiten van Tata Steel IJmuiden BV kunnen indirect oorzaak zijn van verhoogde arseengehalten in het grondwater doordat aan de bodemmatrix gebonden arseen vrijkomt door bodemchemische processen ten gevolge van bedrijfsactiviteiten op het hoogoventerrein.

Sanering

Sinds 1 januari 1987 is de Wet bodembescherming van kracht. De wet is gericht op het tegengaan dan wel wegnemen van risico's als gevolg van bodemverontreiniging. Op basis van de Wbb geldt de zogenaamde zorgplicht van de bodem. De zorgplicht bepaalt dat men verplicht is verontreinigingen die na 1 januari 1987 zijn ontstaan geheel te verwijderen. Alleen op gevallen van ernstige verontreiniging met een spoedeisende sanering van voor 1987 rust een saneringsplicht waarvoor een saneringstijdstip geldt. De verontreinigingen mogen functiegericht (risicogericht) worden verwijderd. Op de niet spoedeisende saneringen rust een saneringsnoodzaak; voor deze saneringen is geen tijdstip vastgesteld. Voor het gebied van Tata Steel IJmuiden BV is geen specifiek saneringsprogramma opgesteld. Sanering vindt plaats overeenkomstig de Wbb dus als het een ernstige en spoedeisende sanering betreft of als zich een ontwikkeling voordoet. Een ontwikkeling kan zijn de sloop van een gebouw of het oprichten van een bouwwerk. Bij een calamiteit dient overeenkomstig de revisievergunning in het kader van de Wet milieubeheer een melding te worden gedaan aan het bevoegd gezag en dienen maatregelen te worden getroffen om de verontreiniging teniet te doen.

Toekomstige ontwikkelingen

Overeenkomstig het regime van de Wet bodembescherming vinden saneringen plaats op basis van het overzicht “Verdachte terreindelen” en bij ernstige en urgente verontreinigingen. Tevens vinden saneringen plaats bij calamiteiten in het kader van de revisievergunning Wet milieubeheer. Veelal wordt gesaneerd tot achtergrondwaarden of wat technisch haalbaar is. Na sanering zal dan sprake zijn restverontreiniging en gebruiksbeperkingen. Met betrekking tot de aangetoonde arseenverontreiniging in het grondwater op het Caegterrein zal mogelijk nog vervolgonderzoek of sanering moeten plaatsvinden. Uit eerdere correspondentie valt af te leiden dat een risicobeoordeling voor de Caeg is opgesteld op basis waarvan een beschikking ernst en spoedeisend wordt aangevraagd bij de provincie. Aandachtspunt binnen het Noordgebied is de huidige stand van zaken met betrekking tot de arseenverontreiniging in het grondwater en de eventuele noodzaak tot vervolgonderzoek of sanering. Daarbij wordt ervan uitgegaan, dat de genoemde arseenconcentratie te maken heeft met natuurlijke achtergrondwaarden.

Bij vestiging, uitbreiding of wijziging van bedrijven dient inzicht te bestaan in de bodemkwaliteit. Inzicht in de bodemkwaliteit is tevens altijd noodzakelijk als het bouwen betrekking heeft op bouwwerken waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen verblijven.

Indien op basis van de bodemkwaliteitskaart voldoende inzicht in de bodemkwaliteit kan worden geboden, kan in sommige situaties vrijstelling worden verkregen van de onderzoeksplicht tot het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740; een zogenaamd vooronderzoek op basis van NVN 5725 (het zogenaamde historisch of vooronderzoek). Vrijstelling van bodemonderzoek kan worden verleend indien uit het vooronderzoek blijkt dat de locatie niet verdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging en er dus geen aanwijzing is om aan te nemen dat de bodemkwaliteit plaatselijk afwijkt van de bodemkwaliteit zoals vastgesteld in de bodemkwaliteitskaart én de locatie gelegen is in een schone of verontreinigde zone (met P95<T).

Bouwaanvragen op het hoogoventerrein worden via de betreffende gemeente aan de milieudienst ter toetsing op bodemaspecten voorgelegd.

Bij bouwaanvragen wordt getoetst of er voldoende bodeminformatie op grond van de BKK van Tata Steel IJmuiden BV aanwezig is, of dat er aanvullend bodemonderzoek moet plaatsvinden. Bij bouwplannen op de verdachte terreindelen moet altijd verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 worden uitgevoerd. Bij bouwplannen in de overige zones wordt getoetst of op basis van de aanwezige informatie vrijstelling voor bodemonderzoek kan worden verleend. Toetsing of vrijstelling van bodemonderzoek mogelijk is, vindt plaats analoog aan de toetsing zoals die beschreven is bij toetsing aan de bodemkwaliteitskaart van de Regio IJmond.

Indien bij het te vestigen bedrijf sprake is van bodembedreigende activiteiten wordt in het kader van de Wet milieubeheer een nulsituatie-onderzoek uitgevoerd, waarvan het doelmatig is het te combineren met het bovengenoemde verkennende onderzoek. Indien de ontwikkeling plaatsvindt op een van de locaties uit het overzicht “Verdachte terreindelen” dient eerst onderzoek en zonodig een sanering te worden uitgevoerd.

In verband met het aspect bodem wordt door lopende saneringen en bij toekomstige ontwikkelingen door vigerende wetgeving geborgd dat bij vestiging, wijziging of uitbreiding van bedrijven binnen het plangebied een en ander geen nadelige gevolgen heeft voor het milieu.

Conclusie bodem

Voor het gebied is een aparte bodemkwaliteitskaart en een bodembeheerplan opgesteld, waarin de achtergrondwaarden zijn vastgelegd. Voor de verdachte locaties is een overzicht van 'verdachte terreindelen” beschikbaar. Deze locaties maken geen onderdeel uit van de BKK van Tata Steel IJmuiden BV of de gemeentelijke BKK. Als afgeleide van de kaartlaag “Verdachte terreindelen” wordt een risicokaart ontwikkeld. Deze kaart moet inzicht geven in de risico's van de bestaande verontreinigingssituatie. Uit de BKK van Tata Steel IJmuiden BV blijkt dat de bodem licht tot matig verontreinigd is. De ongeveer 260 locaties van de kaartlaag “Verdachte terreindelen” zijn naar verwachting ernstiger verontreinigd.

De gemiddelde grondwaterkwaliteit op het hoogoventerrein is in 2005 in beeld gebracht door vaststelling van de “kwaliteitskaarten ondiep grondwater”. Plaatselijk zijn ernstige verontreinigingen vastgesteld met zware metalen, PAK, cyanide, minerale olie, EOX en fenol(index) van het grondwater vastgesteld.

Sanering vindt plaats overeenkomstig de systematiek van de Wet bodembescherming op basis van de begrippen saneringsplicht bij een geval van ernstige verontreiniging met een spoedeisende sanering en saneringsnoodzaak (indien niet spoedeisend). Verontreinigingen ten opzichte van de nulsituatie als gevolg van de bedrijfsvoering worden gesaneerd op basis van de Wet milieuheer.

Bij toekomstige ontwikkelingen wordt door lopende saneringen en door vigerende wetgeving geborgd dat bij vestiging, wijziging of uitbreiding van bedrijven binnen het plangebied geborgd dat een en ander geen nadelige gevolgen heeft voor het milieu.

4.3.3 Geluid

Het industrieterrein waarop Tata Steel IJmuiden BV en enkele andere bedrijven liggen (het plangebied), is gezoneerd in het kader van de Wet geluidhinder. Rondom het industrieterrein ligt een geluidzone, waarin beperkingen gelden voor de ruimtelijke ordening, voor zover het gaat om geluidgevoelige bestemmingen. De buitenste begrenzing van de zone, de vastgestelde zonegrens van Industrieterrein IJmond, ligt buiten het plangebied van bestemmingsplan Industrieterrein Tata Steel. In het onderstaande figuur is de zonegrens aangegeven. De zonegrens is de buitenste rode grens rondom het hoogoventerrein.

De grens van het gezoneerde Industrieterrein IJmond is eveneens aangegeven in het onderstaande figuur 5. Het betreft de paarse grens rondom het hoogoventerrein. Dit is de binnenste begrenzing van de zone. Van alle bedrijven binnen deze industrieterreingrens wordt de geluidsproductie meegenomen bij het bepalen van de geluidsbelasting op een locatie binnen de zone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0200TATASTEEL1-O001_0005.jpg"

Figuur 5 Gezoneerd industrieterrein en zonegrenzen

De inrichtingsgrens van Tata Steel IJmuiden BV ligt gedeeltelijk buiten de grens van het gezoneerde Industrieterrein IJmond. Het betreft het Hoogovenkanaal en de transithal aan de uiterste zuidzijde van het plangebied. Het is gewenst om in dit bestemmingsplan de grens van Industrieterrein IJmond zodanig te verleggen ( zie figuur 6) dat de inrichting Tata Steel IJmuiden BV hier geheel binnen valt. Dit betekent een zonewijziging omdat de binnenste begrenzing van de zone wijzigt. Dit zou consequenties kunnen hebben op de geluidsbelasting; zowel op de controlepunten uit de voorschriften revisievergunning alswel op de omgeving. Dit is echter niet het geval. Met deze grenswijziging verandert er niets aan de bronnen op het gezoneerde industrieterrein, derhalve ook niet op de controlepunten, met andere woorden de wijziging is akoestisch neutraal. Ten overvloede wordt vermeld dat de wijziging ook geen gevolgen heeft voor het recentelijk vastgestelde aanvullend geluidsaneringsprogramma Wet geluidhinder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0200TATASTEEL1-O001_0006.jpg"

Figuur 6 Wijziging gezoneerd industrieterrein

Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan maakt vestiging en uitbreiding van bedrijven mogelijk overeenkomstig de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorende bij de regels van het bestemmingsplan. Uitbreiding of vestiging van bedrijven wordt voor wat betreft het aspect geluid getoetst aan de Wet Milieubeheer en het daarin opgenomen principe van de best beschikbare Technieken (BBT). Het is nu nog onbekend of en welke welke bedrijven zich gaan vestigen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Industrieterrein Tata Steel. Voor wat betreft het aspect geluid wordt een vergunningaanvraag van een bedrijf met een bepaalde geluidemissie in het kader van de Wet milieubeheer door de provincie als zonebeheerder getoetst aan de zone. Concreet betekent dit dat wordt getoetst aan de 55 dB(A) contour, de vastgestelde Maximaal Toegestane Geluidbelastingen (MTG's) en aan de zonegrens. Uit de gegevens van het zonebeheersmodel en het aanvullende saneringsprogramma 2005 is gebleken dat de zone theoretisch vol is. Dit impliceert dat vestiging van de wat zwaardere geluidemitterende bedrijven op het industrieterrein niet meer mogelijk is. Een mogelijkheid in dat verband is nog wel dat overeenkomstig de Wet geluidhinder de huidige MTG's eenmaal mogen worden opgehoogd. Dit heeft overigens al plaatsgevonden op een aantal locaties in IJmuiden en Wijk aan Zee.

 

Conclusie geluid

Rondom het industrieterrein waarop Tata Steel IJmuiden BV. en bedrijven van derden liggen is een zone vastgesteld waarbinnen beperkingen gelden voor de ruimtelijke ordening voor bestaande en nieuwe geluidgevoelige bestemmingen. Het bestemmingsplan maakt vestiging en uitbreiding van bedrijven mogelijk overeenkomstig de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorend bij het bestemmingsplan. Uitbreiding of vestiging van bedrijven wordt voor wat betreft het aspect geluid getoetst aan de Wet milieubeheer en het daarin opgenomen principe van de best beschikbare Technieken (BBT). Tevens wordt een vergunningaanvraag van een bedrijf door de provincie als zonebeheerder aan de 55 dB(A) contour, de vastgestelde Maximaal Toegestane Geluidbelastingen (MTG's) en aan de zonegrens getoetst. Uit de gegevens van het zonebeheersmodel en het aanvullende saneringsprogramma 2005 is gebleken dat de zone theoretisch vol is. Dit impliceert dat vestiging van de wat zwaardere geluidemitterende bedrijven op het industrieterrein niet meer mogelijk is.

4.3.4 Externe veiligheid

Inleiding

Onder externe veiligheid wordt verstaan de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient op grond van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (2004), het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (2010) en het concept-besluit Transportroutes Externe Veiligheid ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

        • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden met gevaarlijke stoffen
        • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor en water;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen via buisleidingen.

Bij het aspect externe veiligheid zijn vier begrippen van belang, te weten: plaatsgebonden risico, groepsrisico, kwetsbaar object en beperkt kwetsbaar object.

Bij het inrichten van de ruimte neemt het bevoegde gezag bij de vaststelling van een ruimtelijk besluit op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare objecten wordt toegelaten, de grenswaarde van het plaatsgebonden risico in acht.

Het bevoegde gezag houdt ook rekening met de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico als het gaat om het toelaten van de bouw of vestiging van beperkt kwetsbare objecten in het plangebied.

Er geldt een inspanningsverplichting voor het groepsrisico, waarbij in dit plangebied de oriënterende waarde niet mag worden overschreden.

Het maximale niveau van het plaatsgebonden risico is gesteld op 10–6 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bouwen/bebouwde plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn.

Huidige situatie

In het bestemmingsplangebied zijn twee BRZO inrichtingen gevestigd, te weten Tata Steel IJmuiden BV. (voorheen Corus Staal) en Linde Gas. Naast deze bedrijven zijn ook andere, niet BEVI-inrichtingen aanwezig die veelal een functionele band met het staalbedrijf hebben. Beide BRZO bedrijven hebben respectievelijk in december 2009

en februari 2009 een veiligheids-rapport ingediend bij de provincie Noord Holland. In deel 3 van deze rapporten is een QRA opgenomen, waarin de externe veiligheidssituatie op het terrein en daarbuiten is berekend en beschreven.

Arcadis heeft in opdracht van de drie IJmond-gemeenten een rapport opgesteld (30 september 2010, bijlage 1a) waarin alle risicobronnen die in het plangebied liggen in kaart zijn gebracht. Deze risicobronnen betreffen het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen in de omgeving van het plangebied, de Zeesluizen en het Noordzeekanaal. Deze risicobronnen leggen geen beperkingen op aan het plangebied.

Andere risicobronnen zijn een aantal hogedruk aardgasleidingen en een stikstofleiding. Voor deze leidingen is een dubbelbestemming opgenomen waarmee beperkingen worden gesteld aan nieuwe ontwikkelingen binnen de belemmerende strook van de leiding. Voor het bestemmingsplan zijn met behulp van het rekenprogramma CAROLA kwantitatieve risicoberekeningen uitgevoerd voor de ondergrondse hogedruk aardgasleidingen binnen het plangebied en de directe omgeving. Uit deze kwantitatieve risicoanalyse, die is opgenomen in bijlage 1c, blijkt dat de PR 10-6 contouren niet buiten de leidingen zijn gelegen. Ook blijkt dat het groepsrisico ruimschoots beneden de oriënterende waarde is gelegen, het groepsrisico bedraagt maximaal 0,286 ten opzichte van de oriënterende waarde. In deze groepsrisicoberekening is rekening gehouden met het aantal aanwezige personen in de huidige situatie en een mogelijke toename van het aantal aanwezige personen op grond van de ontwikkelingsmogelijkheden in het bestemmingsplan.

Op één locatie is sprake van een bovengronds gelegen hogedruk aardgasleiding. Dit betreft de passage van leiding A-538 van het binnenkanaal. Aan beide zijden van het kanaal is de leiding ondergronds gelegen. Voor bovengronds gelegen hogedruk aardgasleidingen is nog geen geschikt rekenpakket voorhanden. Gasunie heeft daarom nog geen actueel inzicht in de externe veiligheidsrisico's van deze bovengrondse buisleiding.

De bedrijven Tata Steel en Linde Gas leggen, op basis van de vigerende regelgeving voor externe veiligheid vanuit de criteria voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, beperkingen op aan nieuwe ontwikkelingen in het plangebied. Voor wat betreft het plaatsgebonden risico geldt dat er binnen de 10-6/jaar PR-contouren van genoemde inrichtingen geen kwetsbare objecten zijn toegestaan. In het gebied tussen de 10-6/jaar en 10-8/jaar mogen deze bestemmingen wel gerealiseerd worden, alleen heeft dit invloed op de hoogte van het groepsrisico. De mate waarin het groepsrisico wordt beïnvloed is afhankelijk van het toegevoegde aantal personen door de nieuwe ontwikkeling en de afstand tot de risicobron.

Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de richtwaarde. Van de richtwaarde mag het bevoegde gezag slechts afwijken indien gewichtige redenen daartoe aanleiding geven. Afwijken van de wettelijke richtwaarde is primair een verantwoordelijkheid van het lokale bestuur.

Toekomstige ontwikkelingen

In het plangebied zijn momenteel twee inrichtingen gevestigd die vallen onder het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Tata Steel en Linde Gas). De overige aanwezige inrichtingen/bedrijven vallen niet onder het BEVI.

Omdat het toevoegen van nieuwe/extra BEVI-inrichtingen kan leiden tot andere/extra veiligheidsrisico's wordt dit niet zonder meer toegestaan. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid toegevoegd om nieuwe Bevi-inrichtingen, onder voorwaarden, toe te staan.

De vestiging van niet-BEVI bedrijven is wel toegestaan (met inachtneming van de planregels onder andere ten aanzien de toegestane milieucategorieën). Naar aanleiding van overlegreacties (op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening) van de provincie en de VROM-inspectie worden ten aanzien van de vestiging van nieuwe bedrijven, aanvullende regels gesteld. Om te voorkomen dat binnen de 10-6/jaar PR- contouren van de BEVI-inrichtingen kwetsbare objecten kunnen worden gevestigd, worden deze uitsluitend middels een afwijking toegestaan.

Overigens wordt opgemerkt dat gebouwen die behoren tot de BEVI-inrichtingen zelf, niet worden gezien als (beperkt) kwetsbare objecten. Een bedrijf kan niet risicobron en kwetsbaar object tegelijk zijn. BEVI-bedrijven worden ten opzichte van elkaar niet als (beperkt) kwetsbaar aangemerkt. Een bedrijfsgebouw is (beperkt) kwetsbaar als het een bedrijfsgebouw is bij of van een inrichting dat niet onder het BEVI valt. Een groot kantoor wordt in beginsel wel als (beperkt) kwetsbaar aangemerkt ten opzichte van een BEVI-bedrijf, tenzij het kantoor onderdeel is van een BEVI-inrichting. Bedrijven die onder het BEVI vallen hoeven niet te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het PR en zijn dus niet beperkt kwetsbaar. Voor het groeprisico tellen deze wel mee. Uitbreiding van Tata Steel IJmuiden BV. en Linde Gas blijft dus mogelijk.

Voorts is uit de rapportage van Arcadis gebleken dat in de huidige situatie binnen de risicocontouren van beide BEVI-inrichtingen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn er dan ook geen sprake is van BEVI-saneringssituaties. Bij verplaatsing of toevoeging van risicobronnen zouden wel saneringssituaties kunnen ontstaan. Daarom is bepaald dat verplaatsing/toevoeging/uitbreiding van risicobronnen van de twee BEVI-inrichtingen uitsluitend kan middels een afwijkingsbevoegdheid, waarbij een externe veiligheidstoets kan plaatsvinden.

Het plaatsen van kwetsbare objecten binnen de 10-6/jaar PR contour kan op grond van het BEVI (artikel 8) niet worden toegestaan. Zoals hiervoor aangegeven worden deze in het plangebied uitsluitend middels een afwijkingsbevoegdheid toegestaan.

Voor beperkt kwetsbare objecten geldt geen verbod voor plaatsing binnen de 10-6/jaar PR- contour, maar is wel een verantwoording nodig. Omdat het hier dus uitsluitend gaat om andere bedrijven dan Tata Steel en Linde Gas (omdat dit zelf Bevi-inrichtingen zijn) en Tata Steel nagenoeg alle gronden bezit, zou uitsluitend met instemming van het staalbedrijf een bedrijf zich kunnen vestigen binnen de 10-6/jaar PR contour. Gelet op het belang van het staalbedrijf is het risico dat dit gebeurt gering.

Ten aanzien van het groepsrisico wordt opgemerkt dat het vigerende groepsrisico van Tata Steel IJmuiden BV. ruim beneden de oriënterende waarde is. Dat de oriënterende waarde niet mag worden overschreden, is een besluit van het college van B&W. Dit is conform de filosofie van het BEVI: het lokale bestuur de afweging laten maken. Aan Tata Steel IJmuiden BV. worden geen beperkingen opgelegd en het besluit sluit aan bij het landelijke beeld. Omdat er binnen het plangebied zoals gezegd nieuwe bedrijven gevestigd kunnen worden of bestaande bedrijven kunnen uitbreiden, kan er een verhoging van het groepsrisico van Tata Steel of Linde Gas optreden. Deze groei is aan banden gelegd. Enerzijds door mensaantrekkende bedrijven, zoals zelfstandige kantoren en detailhandelsbedrijven uit te sluiten. Anderzijds zijn de nu gevestigde bedrijven grotendeels aangeduid op de plankaart en derhalve ook begrensd. Uitbreiding is niet zonder meer mogelijk.

Het bestemmingsplan voldoet aan de eisen met betrekking tot externe veiligheid en er blijven bovendien mogelijkheden voor uitbreiding en nieuwvestiging.

Basisnet Water

Het Basisnet Water geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gebruiksruimtes aan. Die gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale risico's (kans van 1 op de miljoen per jaar).

Het rijk stelt langs alle vaarwegen een maximale ligging van de 10-6/jaar contour vast.

Uit analyses is gebleken dat het vervoer over water de komende 20 jaar nog fors kan groeien zonder dat de 10-6/jaar contour op de oever zal komen. Ook zal nergens een groepsrisico-probleem ontstaan. Het Basisnet Water kan daardoor zo worden opgezet dat er en ruimte is voor groei van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water en er op een verantwoorde wijze langs vaarwegen gebouwd kan worden.

Plasbrandaandachtsgebied (PAG)

Voor de meest vervoerde stofsoort, namelijk brandbare vloeistoffen, is een extra veiligheidsambitie gedefinieerd in de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen, naast de normen voor het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico. Het meest denkbare scenario rond infrastructuur is een plasbrand. Een zogenaamd plasbrandaandachtsgebied (PAG) houdt rekening met de effecten van een plasbrand in een zone rond de infrastructuur. Bij een ongeluk met een schip met brandbare vloeistoffen, kan zo'n stof uitstromen en in brand vliegen (plasbrand).

Dat kan in een gebied tot 40 m langs de vaarweg (Noordzeekanaal) tot slachtoffers leiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP0200TATASTEEL1-O001_0007.png"

De gemeente moet bij bouwplannen in die gebieden beargumenteren waarom er op deze locatie wordt gebouwd. Bouwen binnen een plasbrandaandachtsgebied wordt dus een afweging die door de gemeente wordt gemaakt op basis van de lokale situatie.

Het plasbrandaandachtsgebied wordt gerekend vanaf de oever.

Door de volgende keuzes is al richting gegeven aan de invulling van het PAG:

  • a. de vestiging van kwetsbare objecten wordt uitgesloten;
  • b. de vestiging van nieuwe BEVI-inrichtingen wordt uitgesloten;
  • c. de vestiging van mensaantrekkende bedrijven zoals zelfstandige kantoren en detailhandelsbedrijven wordt (vrijwel) uitgesloten.

In samenhang met de afweging om te bouwen in het PAG, dient in ieder geval aandacht te worden besteed aan de bestrijdbaarheid van de plasbrand door de hulpdiensten en de zelfredzaamheid van de gebruikers van het bouwwerk in relatie tot effectreducerende maatregelen of brandvertragende maatregelen aan het gebouw.

De regionale brandweer wordt om advies gevraagd.

Verantwoording groepsrisico

De meest recente veiligheidsrapportages van Tata Steel (december 2009) en Linde Gas (februari 2009) geven een duidelijk beeld van de groepsrisicosituatie van beide bedrijven. De oriënterende waarde wordt niet overschreden. Verder wordt in beide rapporten een uitspraak gedaan over het aantal personen dat in de invloedsgebieden aanwezig is.

In het bestemmingsplan kan geen plafond voor het groepsrisico, bijvoorbeeld de oriënterende waarde worden opgenomen. Het bestemmingsplan is hiervoor niet het juiste instrument.

De toename van het aantal personen in het invloedsgebied van Tata Steel en Linde Gas is het gevolg van uitbreiding van bestaande bedrijven of/en de vestiging van nieuwe bedrijven op het terrein. Uitbreiding van de beide BEVI-inrichtingen zorgt niet voor een toename van het groepsrisico (de werknemers van beide bedrijven mogen 'tegen elkaar worden weggestreept'). Uitbreiding van bestaande, overige bedrijven wel.

Voor de vestiging van nieuwe bedrijven is grond nodig. (Bijna) Alle gronden zijn in eigendom van het staalbedrijf. Het ligt niet in de lijn der verwachting dat Tata Steel, mede gelet op de flexibiliteit die Tata Steel wenst te behouden, op grote schaal grond zal gaan vervreemden.

Het bestemmingsplan laat de vestiging van mensaantrekkende bedrijven, als een grootschalig zelfstandig kantoor of een detailhandelsbedrijf, niet toe. Dit is gunstig voor de hoogte van het groepsrisico in het gebied.

Bij de vestiging van nieuwe bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wabo vallen (en dus een omgevingsvergunning nodig hebben) en de uitbreiding en/of wijziging van bestaande bedrijven die al een milieuvergunning hebben, vindt een milieutoets plaats, waarbij onderzocht kan worden wat het effect is op de hoogte van het groepsrisico van de bestaande BEVI-bedrijven.

Het uitgevoerde onderzoek laat zien dat er een aanzienlijk aantal personen aan het invloedsgebied van Tata Steel en Linde Gas moeten worden toegevoegd om het groeprisico in betekenende mate te laten stijgen.

Conclusie externe veiligheid

Door adviesbureau Arcadis zijn de risicobronnen die in en nabij het plangebied liggen in kaart gebracht. Deze risicobronnen betreffen het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen in de omgeving van het plangebied, de Zeesluizen, het Noordzeekanaal, aardgasleidingen en de twee BRZO-bedrijven Tata Steel en Linde Gas.

Hierbij is gebruik gemaakt van de veiligheidsrapporten die de BRZO-bedrijven 5-jaarlijks opstellen. De conclusie is dat op basis van huidige bestemmingen en risicoanalyses het plan positief kan worden bestemd. Er zijn geen knelpunten voor wat het plaatsgebonden risico betreft. Voor alle onderzochte bedrijven ligt het groepsrisico onder de oriënterende waarde.

Om te waarborgen dat in de toekomst de risico's met betrekking tot externe veiligheid niet te veel toenemen worden in de Staat van Bedrijfactiviteiten bedrijven uitgesloten die een mensaantrekkende werking hebben, bijvoorbeeld kantoren en detailhandelsbedrijven. Nieuwe BEVI-inrichtingen zijn uitsluitend mogelijk middels een afwijkingsbevoegdheid met – indien van toepassing een MERplicht. Ook uitbreidingen/wijzigingen en verplaatsingen van risico bronnen zijn uitsluitend toegestaan middels een afwijkingsbevoegdheid.

4.3.5 Luchtkwaliteit

Huidige situatie

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Met deze wet zijn luchtkwaliteitseisen verankerd in de Wet milieubeheer. Op de beoordeling van luchtkwaliteit is niet alleen de Wet milieubeheer van toepassing, maar ook het Besluit niet in betekende mate bijdragen en drie regelingen (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (NIBM), de Regeling beoordeling luchtkwaliteit en de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007).

De Wet luchtkwaliteit vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Afhankelijk van de projectfase kan dit besluit – voortvloeiend uit het overgangsrecht - echter van belang blijven bij de beoordeling van luchtkwaliteit. Voor dit bestemmingsplan speelt het Besluit luchtkwaliteit 2005 geen rol meer.

Er is een andere wijze van toetsing van bouw- en bestemmingsplannen opgenomen. Zo dient te worden onderzocht of een project 'in betekenende' mate van invloed is op de luchtkwaliteit.

In het Besluit NIBM en de Regeling NIBM zijn handvaten aangereikt om te bepalen of een project niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met de inwerkingtreding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, NSL) is het begrip “niet in betekenende mate” gedefinieerd als een bijdrage die maximaal 3 % bedraagt van de grenswaarde voor stikstofdioxide en fijn stof. Als een project niet in betekenende mate van invloed is, dan hoeft er niet te worden getoetst aan de normen van deze wet. De mate van schaalgrootte waaronder niet hoeft te worden getoetst bedraagt 1500 woningen. Voor het ontwikkelen van kantoorlocaties geldt een schaalgrootte van 100.000 m2 (bruto vloeroppervlakte) bij één ontsluitingsweg.

De begrippen goede ruimtelijke ordening en blootstelling van kwetsbare groepen blijven van belang. Voor wat betreft de bescherming van kwetsbare groepen zal nog aanvullende wetgeving (Besluit gevoelige bestemmingen) van kracht worden.

Situaties waar de luchtkwaliteitnormen worden overschreden zullen integraal worden aangepakt met maatregelpakketten voor probleemgebieden. Er worden op drie bestuurslagen maatregelen genomen, namelijk door het rijk, provincie en gemeenten (Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit, NSL).

Luchtkwaliteitsnormen

De luchtkwaliteitsnormen zijn opgenomen in bijlage 2 van de wet. De normen zijn niet veranderd. De volgende grenswaarden (jaargemiddeld) zijn opgenomen:

  • Zwavel (SO2): 125 mg/m3
  • Stikstofdioxide: 40 mg/m3
  • Fijn stof (PM 10): 40 mg/m3
  • Koolstofmonoxide: 8 uurgemiddelde 6 mg/m3
  • Benzeen: 10 mg/m3
  • Lood: 0,5 mg/m3

In de praktijk zijn alleen de normen voor stikstofdioxide en fijn stof van belang. In bijlage 2 behorende bij de toelichting is een volledig overzicht van de normen opgenomen.

Luchtkwaliteit arbeidsplaatsen

In de Wet luchtkwaliteit is opgenomen dat de luchtkwaliteitsnormen niet van toepassing zijn op een arbeidsplaats als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998. In de Handreiking Meten en rekenen luchtkwaliteit is onder paragraaf A.2.1 opgenomen dat de normen niet gelden voor arbeidsplaatsen (in en rond bedrijfs- en industriegebouwen tot de grens van het bedrijfsterrein). De plangrens van het bestemmingsplan Industrieterrein Tata Steel komt nagenoeg overeen met de terreingrens van het industrieterrein IJmond. Dit betekent dat de luchtkwaliteit binnen de plangrens van het bestemmingsplan niet hoeft te worden getoetst aan de normen.

Luchtkwaliteit plangebied

Het plangebied wordt in grote lijnen begrensd door de grens van de inrichting Tata Steel IJmuiden BV waarvoor op 16 januari 2007 door Gedeputeerde Staten een milieuvergunning (revisievergunning) is verleend (op 16 oktober 2008 is de revisievergunning hersteld naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State op 28 mei 2008). Voor de Velsense en Beverwijkse deelgebieden gelden reeds bestemmingsplannen. Voor het Heemskerkse deelgebied (Noordgebied) is nog geen nieuw bestemmingsplan vastgesteld.

Hoewel voor het gehele plangebied de bestemmingen in eerdere bestemmingen zijn vastgelegd, ook voor het Noordgebied, wordt voor het noordgebied uitgegaan van een ontwikkelingslocatie. Van belang is of het project valt onder de criteria zoals die zijn geformuleerd in het Besluit niet in betekende mate bijdragen. Omdat het in het Noordgebied niet gaat om een kantoorlocatie maar om een bedrijventerrein, is het criterium voor het te ontwikkelen gebiedniet van toepassing. Het te ontwikkelen Noordgebied is bovendien 15 ha groot, veel meer dan genoemd criterium. Op basis van deze aanname wordt geconcludeerd dat het project (mogelijk) meer dan 3% van de grenswaarde bij zal dragen aan de luchtverontreiniging. Dit betekent dat de luchtkwaliteit in het plan nader onderzocht dient te worden. Hieronder volgt een beoordeling van de luchtkwaliteit.

Beoordeling luchtkwaliteit

Het bestemmingsplan Industrieterrein Tata Steel is een conserverend plan met uitzondering van het Noordgebied Heemskerk. Het staalbedrijf Tata Steel IJmuiden BV heeft zoals bekend invloed op de luchtkwaliteit nabij het bedrijf. In de milieuvergunning voor Tata Steel IJmuiden BV zijn voorschriften opgenomen die de emissies naar de lucht de komende jaren (verder) beperken. In het Noordgebied zullen waarschijnlijk transportbedrijven gevestigd worden.

De ontsluiting van het Noordgebied vindt in de actuele situatie plaats via de Westelijke Randweg Beverwijk. Wanneer het Noordgebied ontwikkeld wordt is nog niet bekend.

Bovenstaand is geconcludeerd dat de normen van de Wet niet gelden binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan. Deze normen gelden onmiddellijk buiten de plangrens van het bestemmingplan. Dit betekent dat langs verkeerswegen onmiddellijk buiten het bestemmingsplangebied moet worden voldaan aan deze normen.

Voor wat betreft de luchtkwaliteit langs de verkeerswegen buiten het bestemmingsplangebied wordt verwezen naar een, in opdracht van de provincie Noord-Holland opgesteld, onderzoeksrapport van adviesbureau Kema, “Onderzoek naar de effecten op de luchtkwaliteit bij de aanleg van de Westelijke Randweg Beverwijk”, 6 september 2006 (zie bijlage 3). De verkeersgegevens voor het Kema-onderzoek zijn afkomstig uit de regionale verkeersmilieukaart (RVMK 2002-2015). De ontwikkeling van het Noordgebied is opgenomen in de 2015 variant van de RVMK. In het gedetailleerde onderzoek zijn ook berekeningen uitgevoerd met de standaard achtergrondconcentraties van fijn stof en stikstofdioxide, maar ook met locatiespecifieke achtergrondconcentraties waarbij de lokale bijdragen (van Tata Steel IJmuiden BV ) beter in beeld zijn gebracht. Uit het Kema rapport blijkt dat langs de Westelijke Randweg de normen van het besluit niet worden overschreden.

Luchtkwaliteit buiten het plangebied

Buiten de plangrens dienen plannen voor bijvoorbeeld woningbouw zoals bijvoorbeeld Oud IJmuiden, Westelijk Beverwijk, Velsen-Noord wel te worden getoetst aan de normen van de Wet luchtkwaliteit. In dat verband wordt opgemerkt dat de actualisatie van de grootschalige concentratiekaarten (GCN) heeft geleid tot veranderingen in de PM 10 concentraties nabij het industrieterrein IJmond. Uit de meetgegevens van het provinciaal meetnet over 2009 blijkt dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor realisatie van de geprojecteerde woningbouwplannen zoals afgesproken in de Intentieverklaring Ruimte voor wonen en werken in de IJmond (2006). In relatie tot Tata Steel zij in dat verband opgemerkt dat in januari 2007 een revisievergunning is verleend door Gedeputeerde Staten met daarin aandacht voor luchtkwaliteit (op 16 oktober 2008 is de revisievergunning hersteld naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State op 28 mei 2008).

Toekomstige ontwikkelingen

Het bestemmingsplan maakt vestiging en uitbreiding van bedrijven mogelijk overeenkomstig de Staat van Bedrijfsactiviteiten behorend bij het bestemmingsplan. Uitbreiding of vestiging van bedrijven wordt v.w.b. het aspect luchtverontreiniging getoetst aan de Wet milieubeheer en het daarin opgenomen principe van de best beschikbare Technieken (BBT). Het is nu nog onbekend welk bedrijf zich zal gaan vestigen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Industrieterrein Tata Steel. De effecten op de luchtkwaliteit door het toestaan van ontwikkelingen waarvoor een projectMER nodig is, worden in het kader van een (dan) op te stellen projectMER inzichtelijk gemaakt. In het bestemmingsplan dienen i.v.m. het aspect luchtkwaliteit geen nadere regels te worden opgenomen omdat in de toekomst door het toestaan van ontwikkelingen waarvoor een projectMER nodig is en door het toepassen van het principe van de best beschikbare Technieken (BBT) de luchtkwaliteit voldoende is geborgd.

Conclusie luchtkwaliteit

In de Wet luchtkwaliteit is opgenomen dat de luchtkwaliteitsnormen niet van toepassing zijn op een arbeidsplaats als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet 1998. Dit betekent dat de luchtkwaliteit binnen de plangrens van het bestemmingsplan niet hoeft te worden getoetst aan de normen maar dat deze normen gelden langs verkeerswegen onmiddellijk buiten het bestemmingsplangebied.

Het adviesbureau Kema heeft een luchtkwaliteitsonderzoek verricht voor de Westelijke Randweg Beverwijk. Uit het Kema rapport blijkt dat langs de gehele Westelijke Randweg de normen van de Wet niet worden overschreden.

De conclusie is dat de normen van de Wet luchtkwaliteit geen knelpunt vormen voor het vaststellen van het bestemmingsplan Industrieterrein Tata Steel.

In het bestemmingsplan dienen in verband met het aspect luchtkwaliteit geen nadere regels te worden opgenomen omdat in de toekomst door het toestaan van ontwikkelingen waarvoor een projectMER nodig is en door het toepassen van het principe van de best beschikbare Technieken (BBT) de luchtkwaliteit voldoende is geborgd.

4.3.6 Ecologie

Inleiding

Wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van plant- en diersoorten (soortbescherming).

Gebiedsbescherming

In de regio zijn voor de bescherming van natuurgebieden voornamelijk twee onderwerpen van belang: de Natuurbeschermingswet (met daarin de Habitatrichtlijn geïncorporeerd) en de Provinciaal Ecologische Hoofd Structuur. Gebiedsbescherming wordt voornamelijk geregeld in de Natuurbeschermingswet. Belangrijk is dat ruimtelijke projecten niet zonder meer mogen worden gerealiseerd in beschermde natuurgebieden. Projecten die in de nabijheid van Beschermde Natuurmonumenten (inclusief Habitatrichtlijngebieden) worden geprojecteerd, dienen te worden getoetst op de mogelijke negatieve effecten die zij op deze gebieden kunnen hebben en of zij verstoring zullen veroorzaken (externe effecten). Indien dit het geval is, kan doorgang van het project mogelijk belemmeringen ondervinden. De provincie is hiervoor het bevoegde gezag. Voor bestemmingsplannen en wijzigingen hiervan, kan het noodzakelijk zijn dat in dat kader een vergunning ex artikel 19d Natuurbeschermingswet aangevraagd moeten worden.

Bij de beoordeling van nieuwe activiteiten is voor gebiedsbescherming het volgende afwegingskader van belang:

  • Activiteiten moeten worden getoetst op hun effecten op natuur.
  • Bij negatieve effecten moet eerst worden bekeken of er geen alternatieve oplossingen of locaties zijn.
  • Als die ontbreken moet er sprake zijn van dwingende redenen van groot openbaar belang.
  • Als dat belang aanwezig is, moeten negatieve effecten van de activiteit op de natuurwaarden worden gecompenseerd.

Het afwegingskader van de Habitatrichtlijn staat bekend als de Habitattoets. Deze bestaat uit een Voortoets en eventueel een zogenoemde “passende beoordeling” als uit een Voortoets blijkt dat er mogelijk significante gevolgen zijn. De belangrijkste aspecten die bij de beoordeling van mogelijke invloed op natuurgebieden aan de orde komen, zijn: oppervlakteverlies, verontreiniging, verdroging, geluid, licht, verstoring door mensen, mechanische effecten en versnippering.

Soortbescherming

Soortbescherming wordt geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is een aantal planten en dieren aangewezen als beschermd. Deze beschermde organismen mogen niet zonder reden in hun bestaan worden aangetast. Belangrijk is het feit dat beschermde organismen ook buiten natuurgebieden voorkomen. De wet maakt een onderscheid tussen licht en zwaar beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting (Wro-plannen), gelden voor sommige, licht beschermde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Voor zwaar beschermde soorten dient een ontheffing volgens art. 75 van de flora- en faunawet te worden aangevraagd bij het ministerie van Landbouw, natuur en voedselveiligheid. Dit is een zware procedure met compenserende en mitigerende maatregelen. De doorlooptijd bij LNV bedraagt minimaal 2-3 maanden maar kan oplopen tot meer dan een half jaar. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (groot maatschappelijk belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Huidige situatie

Op korte afstand van het plangebied is het Habitatrichtlijngebied Noord-Hollands Duinreservaat gesitueerd. Het gebied is aangewezen met de volgende habitattypen en soorten:

  • Wandelende duinen op de strandwal (witte duinen)
  • Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie (grijze duinen)
  • Vastgelegde ontkalkte duinen
  • Atlantische vastgelegde ontkalkte duinen
  • Duinen met duindoorn
  • Duinen met kruipwilg
  • Beboste duinen van het Atlantische, continentale en boreale gebied
  • Vochtige duinvalleien
  • Grasland met Pijpestrootje op kalkhoudende, venige, of lemige kleibodem
  • Kalkhoudende moerassen
  • Aangewezen fauna: Nauwe korfslak, Gevlekte witsnuitlibel, Paapje en Tapuit.

In het plangebied is een groot aantal bedrijven gevestigd, zie hiervoor de bedrijveninventarisatie in paragraaf 4.3.1. Het plangebied is gesitueerd nabij het habitatrichtlijngebied Noord-Hollands Duinreservaat. Voor dit gebied wordt op dit moment een “aanwijzingsprocedure” gevolgd, waarna het gebied definitief zal zijn aangewezen als habitatrichtlijngebied. Op grond van de Natuurbeschermingswet dienen voor habitatrichtlijngebieden beheerplannen te worden opgesteld. In een beheerplan wordt vastgelegd hoe en wanneer de doelen voor een gebied gehaald worden (instandhoudingsdoelstellingen). Met het opstellen van een beheerplan wordt de relatie gelegd met bestaand gebruik van het bestemmingsplan Industrieterrein Tata Steel. Activiteiten in en rond habitatrichtlijngebieden (bedrijven, landbouw, recreatie, waterbeheer) die negatieve effecten op de natuur(doelen) hebben, kunnen ook in het beheerplan geregeld worden. Hiermee wordt een integrale aanpak bewerkstelligd. Een beheerplan moet worden vastgesteld binnen drie jaar nadat een gebied als Natura 2000-gebied is aangewezen. De provincie is het bevoegde gezag voor het habitatrichtlijngebied Noord Hollands Duinreservaat.

Toekomstige situatie

Bestemmingsplanprocedure

Het bestemmingplan betreft een conserverend plan met uitzondering van het Noordgebied in de gemeente Heemskerk. In dit gebied worden nieuwe bedrijven in de milieucategorieën 1 tot en met 4 toegestaan (met ontheffing is ook categorie 5 mogelijk). Vanwege deze ontwikkelingen in het Noordgebied is in 2008 een Flora- en faunaonderzoek en een Voortoets opgesteld. In deze twee rapportages zijn de effecten op de natuur vanwege de nieuwe ontwikkelingen beschreven.

-Voortoets

Door bureau Waardenburg bv zijn de effecten op beschermde natuurgebieden vanwege de ontwikkeling van het Noordgebied op het grondgebied van Heemskerk onderzocht (rapport d.d. 23 juni 2008, zie bijlage 4). In het rapport wordt geconcludeerd dat er naar verwachting geen negatieve effecten op het beschermd natuurgebied Noordhollands Duinreservaat optreden en dat derhalve een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet 1988 niet nodig wordt geacht. Voorts ligt het plangebied niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Effecten welke van invloed zijn op natuurdoelen, ruimtelijke samenhang en overige kenmerken en waarden blijven beperkt tot het plangebied. Derhalve worden geen significante gevolgen verwacht voor de wezenlijke waarden en kenmerken van de Ecologische Hoofdstructuur. De provincie Noord-Holland heeft bij brief van 12 april 2010 ingestemd met de Voortoets en aangegeven dat er geen vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet nodig is.

-Onderzoek Flora en fauna

Door bureau Waardenburg bv is veldonderzoek verricht in het kader van de Flora- en faunawet (d.d. 5 december 2008, zie bijlage 5a). Het onderzoek heeft betrekking op de ontwikkeling van het Noordgebied op het grondgebied van Heemskerk. Uit het onderzoek is gebleken dat voor de in het gebied aangetroffen rugstreeppad een ontheffing voor artikel 11 van de Flora- en faunawet noodzakelijk is. Voorts is gebleken dat voor de aangetroffen populatie zandhagedis een ontheffing voor artikel 11 van de Flora- en faunawet noodzakelijk is. In een notitie van bureau Waardenberg bv van 18 juni 2010 (zie bijlage 5b) zijn verschillende opties voor de benodigde mitigerende en compenserende maatregelen uitgewerkt. De opties bieden ieder afzonderlijke voldoende compensatie voor het verlies aan leefgebied voor de rugstreeppad en de zandhagedis. Tata Steel IJmuiden BV. heeft per brief van 1 december 2010 (zie bijlage 5c) bevestigd dat bij ontwikkeling van het Noordgebied optie 2, 3 of 4 zal worden gerealiseerd.

De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is derhalve niet in het geding.

PlanMER

Het is nog niet bekend welke bedrijven zich zullen vestigen binnen het plangebied. Het bestemmingsplan is (echter) planMER-plichtig omdat in het bestemmingsplan:

  • de vestiging, wijziging of uitbreiding van bedrijven toestaat waarvoor een projectMER;
  • een MERbeoordeling vanwege een Wet milieubeheer vergunning, of;
  • een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet noodzakelijk is.

Als een te vestigen bedrijf onder één van deze categorieën valt dan dienen de effecten op het Noord Hollands duinreservaat te worden onderzocht. Indien noodzakelijk worden ontheffingen volgens de Flora- en fauna wet aangevraagd en/of een vergunning volgens de Natuurbeschermingswet.

Conclusie ecologie

In het bestemmingsplan worden enerzijds nieuwe ontwikkelingen in het Noordgebied toegestaan, anderzijds maakt het plan de vestiging van projectMER-plichtige bedrijven (al) mogelijk. De effecten op de natuur door de nieuwe ontwikkelingen in het Noordgebied zijn inzichtelijk gemaakt door een op te stellen Flora- en faunaonderzoek en een Voortoets. De effecten op de natuur door het toestaan van ontwikkelingen waarvoor een projectMER of een passende beoordeling nodig is worden in het kader van een (dan) op te stellen projectMER inzichtelijk gemaakt. Indien de beheerplannen door de provincie zijn opgesteld wordt de projectMER dan getoetst aan de daarin geformuleerde instandhoudingsdoelstellingen. De conclusie is dat door deze procedures de belangen van de natuur worden gewaarborgd.